ECLI:NL:GHAMS:2012:BW7819
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Aandelenlease en bewijsverjaring in de zaak Dexia Nederland B.V.
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, ging het om een hoger beroep van Dexia Nederland B.V. tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betrof de vraag of Dexia kon aantonen dat de geïntimeerde, [geïntimeerde], meer dan drie jaar voor de buitengerechtelijke vernietiging op 18 mei 2006 op de hoogte was van de effectenleaseovereenkomsten die door haar ex-echtgenoot, [K.], waren gesloten. Het hof had Dexia eerder toegelaten tot bewijsvoering, maar oordeelde uiteindelijk dat Dexia hierin niet was geslaagd. De getuigenverklaringen van zowel [geïntimeerde] als [K.] waren niet overtuigend genoeg om aan te tonen dat [geïntimeerde] voor 18 mei 2003 op de hoogte was van de leaseovereenkomsten. Het hof concludeerde dat het enkele feit dat de verklaringen op één punt verschilden, onvoldoende was om de stelling van Dexia te onderbouwen.
Daarnaast werd in de tweede grief van Dexia aangevoerd dat de kantonrechter had miskend dat de echtscheiding tussen [geïntimeerde] en [K.] invloed had op de restitutievordering. Het hof oordeelde echter dat de bevoegdheid om een beroep te doen op de vernietigingsgrond van artikel 1:89 BW niet werd beïnvloed door de echtscheiding. De wetgeving stelt dat de gewezen echtgenoot ook na de scheiding het recht heeft om rechtsvorderingen in te stellen die voortvloeien uit de nietigheid van rechtshandelingen. Dit betekende dat [geïntimeerde] haar recht op terugbetaling niet had verloren door de echtscheiding.
Het hof bekrachtigde uiteindelijk het vonnis van de rechtbank en veroordeelde Dexia in de kosten van het hoger beroep. Dit arrest werd uitgesproken op 17 april 2012.