ECLI:NL:GHAMS:2012:BW4480

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-001009-10
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens niet voldoen aan politiebevel in Amsterdam

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 mei 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Polen en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, was aangeklaagd voor het niet opvolgen van een bevel van de politie op 25 oktober 2009. Dit bevel, gegeven door een inspecteur van politie, vereiste dat de verdachte de Westermarkt in Amsterdam in een bepaalde richting zou verlaten. De tenlastelegging was gebaseerd op artikel 2.2, lid 3 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Amsterdam, die de verplichting van burgers regelt om op bevel van een politieambtenaar te handelen.

Het hof heeft vastgesteld dat de APV niet expliciet de bevoegdheid aan de politie toekent om een dergelijk bevel te geven. Dit gebrek aan wettelijke basis voor het bevel leidde tot de conclusie dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij het bevel had genegeerd. De advocaat-generaal had in zijn vordering vrijspraak gevraagd, en het hof heeft deze vordering gevolgd. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen.

De uitspraak benadrukt het belang van een duidelijke wettelijke basis voor politiebevelen en de rechten van burgers in situaties waarin zij worden aangesproken door de autoriteiten. Het hof concludeerde dat zonder een dergelijke basis, de vervolging niet kon standhouden.

Uitspraak

parketnummer: 23-001009-10
datum uitspraak: 1 mei 2012
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 17 februari 2010 in de strafzaak onder parketnummer 13-857151-09 tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] (Polen) op [datum] 1983,
adres: thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van
3 februari 2010 en op de terechtzitting in hoger beroep van 17 april 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 oktober 2009 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens artikel 2.2, lid 3 van de Algemene Plaatselijke Verordening der gemeente Amsterdam (APV 2008), in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift gedaan door de inspecteur van politie (chef van dienst) [naam], die was belast met de uitoefening van enig toezicht en/of die was belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, immers heeft verdachte toen en daar (tijdens dreigende wanordelijkheden/ ongeregeldheden tussen krakers en de huiseigenaar en/of medestanders) opzettelijk, nadat deze ambtenaar hem had bevolen, althans van hem had gevorderd "De Westermarkt te verlaten in die richting" (daarbij wijzende in de richting van de Prinsengracht) en/of "I order you te leave this square in that direction" (daarbij wijzende in de richting van de Prinsengracht), geen gevolg gegeven aan dit bevel of die vordering, immers verdachte is op de Westermarkt blijven staan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.
Vordering van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken.
Vrijspraak
Artikel 2.2, lid 3, van de Algemene Plaatselijke Verordening der gemeente Amsterdam (APV 2008) bepaalt kort gezegd dat de burger in bepaalde gevallen op bevel van een ambtenaar van politie zijn of haar weg dient te vervolgen in de aangegeven richting. Het niet-opvolgen door de verdachte van het aan hem door de inspecteur van politie gegeven bevel om de Amsterdamse Westermarkt in zekere richting te verlaten, houdt, indien ervan wordt uitgegaan dat dit bevel op goede gronden is gegeven, naar het oordeel van het hof dan ook een schending van deze rechtsplicht in.
Echter, voornoemde bepaling uit de APV 2008 houdt niet ook een toedeling van een bevoegdheid aan de politieambtenaar in om een daartoe strekkend bevel te geven. Nu het aan de verdachte gegeven bevel ook overigens niet is gegrond op enig andere, in of krachtens wettelijk voorschrift gegeven, bevoegdheid en de strafvervolging is gestoeld op artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht, kan niet bewezen worden geacht dat het in de tenlastelegging bedoelde bevel is gegeven "krachtens" wettelijk voorschrift.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal en het verzoek van de raadsman hiervan moet worden vrijgesproken.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de vijfde meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W.H.G. Loyson, mr. R. Veldhuisen en mr. R.M. Steinhaus, in tegenwoordigheid van mr. M.N. Maris, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 mei 2012.