ECLI:NL:GHAMS:2012:BW4377

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-001050-10
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van witwassen van groot geldbedrag op Schiphol

In deze zaak, die zich afspeelt op Schiphol, zijn de verdachten op 7 juli 2008 aangehouden met aanzienlijke geldbedragen onder hun kleding. De verdachte had EUR 97.850,- en zijn vrouw EUR 35.250,- bij zich, zonder deze bedragen aan te geven bij de douane. De verdachten verklaarden dat het geld afkomstig was van persoonlijke besparingen, een uitkering wegens een bedrijfsongeval en een verzekeringsuitkering wegens diefstal. Ze gaven aan analfabeet te zijn en niet op de hoogte van de verplichting om het geld aan te geven.

Het hof heeft de verklaringen van de verdachten in overweging genomen en geconcludeerd dat deze niet zo onwaarschijnlijk zijn dat ze terzijde gesteld moeten worden. Er was onvoldoende bewijs dat het geld afkomstig was van enig misdrijf, inclusief fiscale misdrijven of schendingen van douanebepalingen. Het hof oordeelde dat de verdachten niet wettig en overtuigend konden worden bewezen dat zij zich schuldig hadden gemaakt aan witwassen.

De advocaat-generaal had een voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf geëist, maar het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank Haarlem en sprak de verdachten vrij. Het hof gelastte de teruggave van het in beslag genomen geldbedrag aan de verdachte. Dit arrest is gewezen door de elfde meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam en is uitgesproken op 27 maart 2012.

Uitspraak

parketnummer: 23-001050-10
datum uitspraak: 27 maart 2012
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 18 februari 2010 in de strafzaak onder parketnummer 15-840152-08 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] in het jaar 1940,
adres: [adres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van
4 februari 2010 en op de terechtzitting in hoger beroep van 13 maart 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 07 juli 2008, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten een geldbedrag van (in totaal) EURO 133.100,00, in elk geval enig geldbedrag, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten bovengenoemd geldbedrag, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt, nu het tot een vrijspraak van het ten laste gelegde komt.
Vordering van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat EUR 33.000,- van het bij de verdachte en de medeverdachte [echtgenote verdachte], in beslaggenomen geldbedrag van EUR 133.100,- aan de verdachte wordt teruggegeven en dat het in beslaggenomen geldbedrag voor het overige verbeurd wordt verklaard.
Vrijspraak
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan het volgende worden vastgesteld.
De verdachte [verdachte] is op 7 juli 2008 op Schiphol aangehouden met onder zijn kleding een bedrag van EUR 97.850,- in biljetten van elk EUR 500,-. Zijn vrouw, de verdachte [echtgenote verdachte], is op bovengenoemde plaats en datum eveneens aangehouden. Zij had in een schort onder haar kleding een bedrag van EUR 35.250,-. De verdachten hebben, hoewel daartoe verplicht, deze bedragen niet aangegeven bij de douane. Gevraagd naar de herkomst en de bestemming van het geld hebben de verdachten verklaard dat zij dit geld zelf hebben gespaard en altijd bij zich dragen. Het geld zou onder meer afkomstig zijn van een uitkering die de verdachte in het verleden heeft gekregen wegens een bedrijfsongeval waardoor hij aan zijn arm gewond is geraakt en van een verzekeringsuitkering wegens diefstal. Verder zouden de verdachte en zijn medeverdachte regelmatig geld van hun kinderen krijgen en zeer zuinig leven. Zij dragen dit geld onder hun kleding om het tegen diefstal te beschermen. De verdachten hebben verklaard dat zij altijd al hun geld meenemen wanneer zij op vakantie naar Marokko gaan en dat zij niet wisten dat zij dit aan moesten geven bij de douane, nu zij beiden analfabeet zijn. De verdachten hebben voorts verklaard hun geld niet op de bank te sparen, omdat zij moslim zijn en hierover geen rente willen ontvangen en zij vinden het veiliger om hun geld altijd bij zich te houden.
Het hof stelt in de eerste plaats vast dat het onderzoek in de onderhavige zaak geen direct bewijs heeft opgeleverd van het van enig misdrijf afkomstig zijn van het geldbedrag dat de verdachten bij zich droegen. Gezien de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden is echter, naar het oordeel van het hof, wel sprake van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Als gevolg hiervan mag van de verdachten worden verlangd dat zij een verklaring geven voor de herkomst van het geld. Zij dienen hiertoe concrete, min of meer verifieerbare gegevens te verschaffen die van belang zijn om aan hun stellingen een begin van geloofwaardigheid te verlenen.
Het hof is van oordeel dat de door de verdachten gegeven verklaring voor de herkomst van het geld niet zo onwaarschijnlijk is dat zij bij de vorming van het bewijsoordeel zonder meer terzijde behoort te worden gesteld. Dat de verdachte in het verleden een substantiële schadevergoeding heeft ontvangen in verband met een bedrijfsongeval en dat er een verzekeringsuitkering is geweest omdat zij het slachtoffer zijn geworden van een diefstal, is juist gebleken. Het hof is derhalve van oordeel dat niet gezegd kan worden dat het op grond van de feiten en omstandigheden die uit het beschikbare bewijsmateriaal kunnen worden afgeleid, niet anders kan zijn dan dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is.
Het hof ziet in de inhoud van het dossier in samenhang met hetgeen door de officier van justitie in eerste aanleg en door de advocaat-generaal in hoger beroep is aangevoerd voorts onvoldoende aanknopingspunten om - ambtshalve - tot het oordeel te komen dat het onder de verdachten in beslag genomen geld afkomstig is van enig (fiscaal) misdrijf, daaronder begrepen enig handelen in strijd met douanebepalingen.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een geldbedrag van EUR 97.850,- bestaande uit 194 biljetten van EUR 500,-.
Dit arrest is gewezen door de elfde meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.L. Bruinsma, mr. P.C. Kortenhorst en mr. P.A.M. Hoek, in tegenwoordigheid van mr. N. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
27 maart 2012.
Mrs. J.L. Bruinsma en P.C. Kortenhorst zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.