GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
VIERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
de rechtspersoon naar buitenlands recht
CAPRI YACHTING LTD,
gevestigd te Douglas (Eiland Man),
APPELLANT,
advocaat: mr. D.H. Bremmer-van Splunter te Den Haag,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [ X ] SHIPYARDS B.V.,
gevestigd te Den Bosch,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. P.J.A. Nieuwland te Dordrecht.
1. Het geding in hoger beroep
De partijen worden hierna respectievelijk Capri en [ X ] genoemd.
Bij dagvaarding van 19 oktober 2011 is Capri in hoger beroep gekomen van het vonnis van 21 september 2011 van de voorzieningenrechter in de rechtbank te Amsterdam, in deze zaak onder num¬mer 498431/KG ZA 11-1350 gewezen tussen [ X ] als eiseres en Capri als gedaagde. De appeldagvaarding bevat de grieven.
Capri heeft overeenkomstig de appeldagvaarding zeventien grieven aangevoerd, producties overgelegd en geconcludeerd – zakelijk - dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vordering van [ X ] zal afwijzen, met veroordeling van [ X ] in de kosten van beide instanties alsmede in de nakosten.
Bij memorie van antwoord heeft [ X ] de grieven bestreden, producties overgelegd en geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen, met veroordeling van Capri in de kosten van het hoger beroep.
Partijen hebben op 29 februari 2012 de zaak doen bepleiten, Capri door mr. Bremmer-van Splunter voornoemd en mr. O.G. Trojan, advocaat te Den Haag, en [ X ] door mr. Nieuwland voornoemd en mr. L. van der Wijngaart, advocaat te Dordrecht. Bij die gelegenheid heeft Capri nog producties in het geding gebracht. De raadslieden hebben gepleit aan de hand van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd aan het hof. Van de zijde van Capri is bij het pleidooi gebruik gemaakt van een ‘powerpoint-presentatie’ waarvan de afbeeldingen in schriftelijke vorm eveneens zijn overgelegd.
Vervolgens hebben partijen aan het hof verzocht arrest te wijzen op de stukken van beide instanties.
Voor de inhoud van de grieven wordt verwezen naar de appeldagvaarding.
De voorzieningenrechter heeft in rechtsoverweging 2 van het vonnis (2.1 t/m 2.10) een aantal feiten vermeld. Daarover bestaat geen geschil, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.
4.1. [ X ] heeft op basis van een “Vessel Construction Agreement” van 22 december 2006 (hierna: de overeenkomst) in opdracht van Capri een motorjacht gebouwd. De totale koopsom bedroeg € 9.360.000,-. Het jacht is op 29 juli 2009 aan Capri geleverd in Southampton (Engeland). Na de levering is een aantal gebreken aan het jacht geconstateerd. Partijen hebben daaromtrent een minnelijke regeling bereikt die op 12 mei 2010 op schrift is gesteld. Nadien zijn door Capri nieuwe gebreken aan het jacht ontdekt. Hierover is tussen partijen een geschil gerezen.
4.2. Bij verzoekschrift van 11 juli 2011 heeft Capri de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam verlof gevraagd om ten laste van [ X ] conservatoir derdenbeslag te doen leggen onder ING Bank N.V. (hierna: ING) en verzocht de vordering te begroten op € 722.252,28 inclusief rente en kosten. Hiervan maakt deel uit een bedrag van € 57.207,- wegens reparatiekosten (bestaande uit: € 39.085,- ter zake van de stabilisatievinnen, € 11.281,- ter zake van de ASEA-transformator, € 2.654,- wegens corrosieproblemen, € 1.249,- ter zake van de warmwatervoorziening en € 2.938,- ter zake van het hydraulisch systeem). Het resterende bedrag is als volgt opgebouwd: € 580.000,- wegens na de schikking van 12 mei 2010 ontstane ‘running costs’ (de kosten voor het hebben en houden van het jacht gedurende de periode waarin het niet conform bestemming kon worden gebruikt), € 42.000,- wegens rentederving en € 17.669,90 wegens juridische kosten. Bij beschikking van 12 juli 2012 is het beslagverlof verleend met begroting van de vordering op € 227.339,97 (bestaande uit de hiervoor genoemde bedragen wegens reparatiekosten en juridische kosten, een bedrag van € 100.000,- als “compensatie voor niet kunnen gebruiken van het schip” en een bedrag van € 52.463,07 als “opslag voor rente en kosten”). De voorzieningenrechter liet meewegen “dat de aard van de gestelde gebreken die sinds de schikking zijn opgetreden niet zodanig is dat aannemelijk is dat het schip volledig onbruikbaar is geweest”. Het beslag is op 13 juli 2011 onder ING gelegd.
4.3. Bij verzoekschrift van 16 augustus 2011 heeft Capri de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam verlof gevraagd om ten laste van [ X ] (wederom) conservatoir derdenbeslag te doen leggen onder ING en verzocht de vordering te begroten op € 1.663.165,90 inclusief rente en kosten. Een bedrag van € 1.376.666 dat hiervan deel uitmaakt, vertegenwoordigt volgens Capri de waardevermindering van het jacht die is opgetreden gedurende de periode na de schikking van 12 mei 2010 waarbinnen Capri het jacht niet conform de bestemming heeft kunnen gebruiken. Het resterende bedrag (€ 286.499,90) betreft rente en kosten. Bij beschikking van 16 augustus 2011 is het beslagverlof verleend met begroting van de vordering op € 1.663.165,-. Het beslag is op 17 augustus 2011 onder ING gelegd.
4.4. In dit kort geding vordert [ X ], kort gezegd, opheffing van de gelegde beslagen. Zij betwist de juistheid van de vorderingen waarvoor de beslagen zijn gelegd en stelt dat van de ondeugdelijkheid van de vorderingen van Capri summierlijk kan blijken.
4.5. De voorzieningenrechter heeft de vordering van [ X ] toegewezen en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.6. Tegen deze beslissing en de daartoe gebezigde gronden komt Capri op in hoger beroep. Naar aanleiding van de grieven overweegt het hof als volgt.
4.7. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de aansprakelijkheid van [ X ] niet kan worden gegrond op de bepalingen die consumenten die een koop aangaan beschermen en evenmin op een reflexwerking van die bepalingen, en daaruit de conclusie getrokken dat de aansprakelijkheid van [ X ] zal moeten volgen uit de overeenkomst dan wel uit hetgeen uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit. Voorts overwoog de voorzieningenrechter dat partijen in de overeenkomst de aansprakelijkheid van [ X ] in de tijd hebben beperkt tot twaalf maanden na levering, behoudens grove schuld aan de zijde van [ X ], en dat deze beperking naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onredelijk bezwarend jegens Capri wordt geacht. De bepaling in de overeenkomst waarom het hier gaat, houdt voor zover hier van belang het volgende in:
“ARTICLE XI. WARRANTY OF WORK
The Vessel built pursuant to this Agreement shall be of satisfactory quality and reasonably fit for the purposes of the Principal and free from defects in material and workmanship for a period of twelve (12) months from the date of delivery.
The guarantee contained in this article XI shall be the Builder’s sole obligation and responsibility as to the condition of the Vessel built pursuant to this Agreement. The Builder undertakes, warrants and guarantees that the Builder will remedy, by repairing or if necessary replacing:
(…).
The Builder and/or its sub-contractors shall have no liability whatsoever for any consequential loss, damages or expense in any way deriving from or connected with the above defects and for the defects due to normal wear and tear or overloading or due to accidents, mismanagement or negligence in the use and maintenance of the Vessel, in exception of the afore-mentioned liability limitation the Builder shall be liable for any consequential loss, damage or expense if the Principal proves that this consequential loss, damage or expense has been caused by the wilfulness gross negligence of the builder itself, that is to say of its management or the policy makers.
4.8. Het juridische toetsingskader (daaronder begrepen de uitleg van artikel XI van de overeenkomst) dat de voorzieningenrechter aldus tot uitgangspunt heeft genomen, heeft Capri aan de orde gesteld in de grieven 1 tot en met 4. Volgens Capri heeft de termijn van twaalf maanden uitsluitend betrekking op “defects in material and workmanship” en niet ook op de verplichtingen van [ X ] om een schip af te leveren “of reasonably quality and reasonably fit for the purposes of the Principal”. In zijn visie ligt het niet voor de hand en is het ook niet gebruikelijk dat partijen de verplichting om een schip af te leveren dat “fit for purpose” is in tijd beperken tot slechts twaalf maanden. Die termijn ziet volgens hem niet op ontwerpfouten.
4.9. In het kader van het onderhavige geding, waarin het erom gaat of summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door Capri ingeroepen recht blijkt, past terughoudendheid bij de uitleg van artikel XI. Beantwoording van de vraag of deze bepaling op grond van de tekst en de bedoeling van partijen een zo vergaande beperking van aansprakelijkheid inhoudt als door [ X ] is verdedigd en door de voorzieningenrechter is aanvaard, gaat naar ’s hofs oordeel het bestek van dit geding te buiten. Of de in deze bepaling genoemde termijn van twaalf maanden uitsluitend betrekking heeft op een bepaalde categorie van gebreken en (zo ja) waar de grens ligt met andersoortige gebreken (in het bijzonder met ‘ontwerpfouten’) zal in een bodemprocedure nader uitgezocht moeten worden. In zoverre slagen de grieven 1 tot en met 4, die voor het overige geen afzonderlijke bespreking behoeven.
4.10. De door Capri gestelde gebreken aan het jacht betreffen de stabilisatievinnen, de ASEA-transformator, corrosie, de warmwatervoorziening en het hydraulisch systeem. Partijen verschillen van mening over de oorzaak en over de aard en ernst van deze gebreken. Met betrekking tot enkele gebreken is ook in geschil welke afspraken dienaangaande tussen partijen zijn gemaakt. Het geschil tussen partijen omtrent deze kwesties is in hoge mate van technische aard. In het kader van dit geding is het hof onvoldoende in staat te beoordelen wie van beide partijen gelijk heeft. De overgelegde technische rapporten bieden daarvoor onvoldoende houvast. Naar het oordeel van het hof is nader onderzoek geboden inzake al deze kwesties. Eveneens lijkt nader onderzoek aangewezen om te kunnen beoordelen of tussen partijen nader gemaakte afspraken (warmwatervoorziening, hydraulisch systeem) in de weg staan aan een aanspraak van Capri. Een en ander komt erop neer dat ook in zoverre niet kan worden gezegd dat summierlijk is gebleken van de ondeugdelijkheid van de vordering van Capri. In zoverre slagen de grieven 5 tot en met 15 derhalve.
4.11. De gegrondheid van de grieven 1 tot en met 15 brengt mee dat het hof, anders dan de voorzieningenrechter, tot de conclusie komt dat de vordering van [ X ] tot opheffing van de beslagen niet toewijsbaar is voor zover het gaat om de vordering met betrekking tot reparatiekosten (bedragende € 57.207,-).
4.12. De gegrondheid van deze grieven brengt voorts mee dat alsnog beoordeeld moeten worden de stellingen van partijen naar aanleiding van de door Capri gevorderde vergoeding van schade wegens het niet kunnen gebruiken van het schip, wegens juridische kosten en wegens opslag voor rente en kosten. Daarbij is van belang dat de schade wegens het niet kunnen gebruiken van het schip, met uitzondering van die wegens waardevermindering, tezamen met de vordering wegens reparatiekosten, juridische kosten en opslag voor rente en kosten in de beschikking van 12 juli 2011 is begroot op € 227.339,97 en die ter zake van waardevermindering (met rente en kosten) in de beschikking van 16 augustus 2011 is begroot op € 1.663.165,-. Het hof zal eerst onderzoeken of summierlijk is gebleken dat door Capri geen schadevergoeding ter zake van ‘niet normaal kunnen gebruiken van het schip’ kan worden gevorderd.
4.13. Capri voert aan dat hij als gevolg van de diverse tekortkomingen aan het schip gedurende meer dan twee jaar geen normaal gebruik van het schip heeft kunnen maken. Als gevolg daarvan hebben de uitgaven die hij heeft gedaan ter verkrijging van het met behulp van het motorschip te behalen onstoffelijk voordeel hun doel in rechtens relevante mate gemist volgens Capri (die zich hierbij beroept op de arresten van de Hoge Raad van 28 januari 2005, NJ 2008/55 en 5 december 2008, NJ 2010/579). De schade van Capri omvat in zijn visie de zogenoemde ‘running costs’ alsmede de waardevermindering die sinds de aflevering is opgetreden. Deze waardevermindering begroot hij op basis van een taxatierapport en uitgaande van een lineair verband tussen het verstrijken van de tijd en de waardevermindering sinds de datum van de schikking, 12 mei 2011, op voormeld bedrag van € 1.376.666,-.
4.14. De voorzieningenrechter heeft in rechtsoverweging 4.11 overwogen dat het gevolg van het niet aansprakelijk zijn van [ X ] voor de hiervoor genoemde gebreken is dat [ X ] ook niet aansprakelijk is voor de overige schadeposten. In grief 16 komt Capri weliswaar op tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat [ X ] niet aansprakelijk is voor die overige schadeposten (waaronder de afschrijvingskosten), maar hij bestrijdt op zichzelf niet, althans niet voldoende duidelijk, de juistheid van de redenering dat de grond voor die aansprakelijkheid komt te vervallen indien [ X ] niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de door de voorzieningenrechter achtereenvolgens besproken gebreken, welke gebreken hiervoor zijn genoemd. Grief 16 bouwt in die zin dus voort op de eerdere grieven. Klaarblijkelijk baseert Capri de aansprakelijkheid van [ X ] wegens het gemis van het voordeel bestaande uit het gebruik van het schip op het niet normaal kunnen gebruiken van het schip als gevolg van de hiervóór genoemde gebreken (en derhalve niet als gevolg van eventuele andere gebreken). Hiermee strookt dat Capri andere gebreken waarvan wel sprake is geweest, ook in eerste aanleg niet of nauwelijks in het debat heeft betrokken. Het gaat er dus om of bij de begroting van de door Capri door gemis van onstoffelijk voordeel geleden vermogensschade als uitgangspunt kan gelden dat de waarde van het gemiste voordeel moet worden gesteld op het bedrag van de volgens Capri gemaakte ‘running costs’ en op de waardevermindering die het schip heeft ondergaan sinds 12 mei 2010.
4.15. Volgens Capri heeft het probleem met de stabilisatievinnen geleid tot 71 dagen ‘out of service’ tijdens het vaarseizoen, de lengte van welke periode mede te maken had met de noodzaak de badkamer en een groot gedeelte van het fijne timmerwerk van de hut van de eigenaar uit elkaar te halen, waarbij onder meer de marmeren verwarmde vloer in de badkamer en het interieur van de hut beschadigd zijn geraakt omdat het veelal gelijmde delen betreft. De problemen met de ASEA-transformator leidden ertoe dat de boot nachtenlang zonder licht, warm water, airconditioning etc. zat. De problemen met de warmwatervoorziening bestonden eruit dat de warmte-elementen het gemiddeld eens per twee maanden begaven. Capri beschikte weliswaar over reserve-elementen, maar het is volgens hem niet eenvoudig deze te vervangen; de boot zit iedere keer ruim 24 uur zonder heet water. Capri heeft zich bij pleidooi in eerste aanleg beperkt tot bespreking van deze drie problemen. De problemen met het hydraulisch systeem betroffen lekkage van olie. De gemaakte kosten zien op het schoonmaken van het systeem en vervangen van de olie. De corrosieproblemen betroffen deels zogeheten galvanische corrosie (als gevolg van het niet goed aangebracht zijn van isolatie tussen verschillende materialen) en deels corrosie als gevolg van een slechte grondverflaag. Het is het hof uit de processtukken van Capri niet duidelijk geworden welke periode het schip na 12 mei 2010 niet bruikbaar is geweest als gevolg van de genoemde problemen met het hydraulisch systeem en de corrosieproblemen.
4.16. Op grond van het onder 4.14 overwogene zal het hof bij de beoordeling van de door Capri beweerde schade uitsluitend acht slaan op de door Capri beschreven problemen en ongemakken zoals hiervóór onder 4.15 kort weergegeven. Voor zover Capri ook het oog heeft gehad op andere problemen en ongemakken – volgens Capri is het schip in de periode vanaf aflevering in juli 2009 tot september 2011 niet minder dan 257 dagen ‘out of service’ geweest - heeft Capri deze onvoldoende in het debat betrokken en in elk geval heeft hij niet een grief gericht tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat van aansprakelijkheid van [ X ] geen sprake is bij gebreke van aansprakelijkheid voor de in het beslagrekest van 11 juli 2011 genoemde gebreken. Het hof laat dan nog daar dat problemen en ongemakken in de periode van vóór 12 mei 2010 voor de beoordeling van de aanspraak van Capri zonder belang zijn.
4.17. Niet kan worden gezegd dat op grond van de door Capri gestelde problemen en ongemakken waarom het hier gaat, sprake is van een zodanig genotgemis dat aanspraak bestaat op vergoeding van vermogensschade. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de periode gedurende welke Capri het schip volgens zijn stellingen niet conform de bestemming heeft kunnen gebruiken, en het gestelde functieverlies betrekkelijk gering zijn geweest. In zoverre moet worden geoordeeld dat summierlijk van de ondeugdelijkheid van de schadevordering van Capri is gebleken. Grief 16 heeft dus in zoverre geen succes.
4.18. Aannemelijk is dat de vordering wegens juridische kosten en opslag voor rente en kosten slechts voor een deel ziet op de reparatiekosten en voor het grootste deel betrekking heeft op de schadevordering wegens ‘running costs’ en waardevermindering. Tegen deze achtergrond zal het hof de vordering ter zake van reparatiekosten en de daarop betrekking hebbende juridische kosten en opslag aan rente en kosten in totaal begroten op een bedrag van € 75.000,-. Voor dat bedrag had het op 13 juli 2011 onder ING gelegde derdenbeslag niet mogen worden opgeheven. In zoverre slaagt grief 16.
4.19. Het hof voegt aan het vorenstaande ten overvloede nog het volgende toe. Capri heeft naar voren gebracht dat hij de contractuele wederpartij is van [ X ] en dat hij het schip in eigendom heeft verworven met het doel het ter beschikking te stellen aan [ S ], waartoe het schip is verhuurd aan Cardinal Yachting Ltd, welke vennootschap het jacht op haar beurt ter beschikking stelt aan [ S ]. Een en ander heeft bij het hof de vraag doen rijzen of niet reeds deze constructie – waarbij op het eerste gezicht Capri uitgaven voor het schip heeft gedaan niet ter verkrijging van onstoffelijk voordeel, maar ter verkrijging van huurpenningen, en waarbij eventueel gemist voordeel zich niet bij Capri maar bij [ S ] heeft voorgedaan – in de weg staat aan een aanspraak van Capri op vermogensschade zoals bedoeld in de eerdergenoemde arresten van de Hoge Raad. Nu deze vraag niet is betrokken in het partijdebat zal het hof deze vraag verder laten rusten.
4.20. Grief 17 mist zelfstandige betekenis en behoeft daarom niet afzonderlijke bespreking.
De slotsom luidt dat het bestreden vonnis gedeeltelijk moet worden vernietigd, namelijk voor zover daarbij (ook) het op 13 juli 2011 ten laste van [ X ] onder ING gelegde conservatoir derdenbeslag met begroting van de vordering van Capri inclusief rente en kosten op € 75.000,- is opgeheven. Het hof zal op na te melden wijze opnieuw recht doen. Ook bij deze uitkomst is Capri, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, terecht veroordeeld in de kosten van het geding in eerste aanleg. Het vonnis zal daarom voor het overige worden bekrachtigd, terwijl Capri dient te worden verwezen in de kosten van het hoger beroep.
vernietigt het bestreden vonnis, doch uitsluitend voor zover daarbij het op 13 juli 2011 ten laste van [ X ] onder ING gelegde conservatoir derdenbeslag met begroting van de vordering van Capri inclusief rente en kosten op € 75.000,- is opgeheven;
in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijst de vordering van [ X ] tot opheffing van het op 13 juli 2011 ten laste van haar onder ING gelegde conservatoir derdenbeslag, voor zover gelegd voor een op € 75.000,- begrote vordering van Capri af;
bekrachtigt het vonnis voor het overige;
veroordeelt Capri in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van [ X ] tot heden begroot op € 649,- wegens verschotten en € 2.682,- wegens salaris;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M.J. Chorus, G.J. Visser en R.J.F. Thiessen op 29 februari 2012 en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 10 april 2012.