ECLI:NL:GHAMS:2012:BW0507

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-001085-11
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens onduidelijkheid over dealerverblijfsverbod in Amsterdam-Centrum

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 maart 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het niet voldoen aan een ambtelijk bevel, waarbij hem een dealerverblijfsverbod was opgelegd. Dit verbod hield in dat hij zich gedurende drie maanden niet mocht bevinden in een specifiek gebied, aangeduid als dealeroverlastgebied 1.1 in Amsterdam-Centrum. De verdachte werd beschuldigd van het niet naleven van dit verbod op 23 december 2010, toen hij op het Damrak in Amsterdam-Centrum werd aangetroffen.

Het hof heeft vastgesteld dat de plattegrond die bij het verbod was verstrekt, niet duidelijk aangaf dat het Damrak onder het dealeroverlastgebied viel. De verdachte had verklaard dat hij niet op de hoogte was dat het Damrak onder het verbod viel, en het hof oordeelde dat de omschrijving op de plattegrond onvoldoende duidelijk was. Hierdoor was niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op de hoogte was van het verbod en dat hij dit had overtreden.

De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, maar het hof kwam tot de conclusie dat het vonnis waarvan beroep niet in stand kon blijven. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie van ambtelijke bevelen en de noodzaak voor de overheid om ervoor te zorgen dat burgers goed geïnformeerd zijn over de geldende regels en verboden.

Uitspraak

parketnummer: 23-001085-11 (PROMIS)
datum uitspraak: 14 maart 2012
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 2 maart 2011 in de strafzaak onder parketnummer
13-279996-10 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van
2 maart 2011 en op de terechtzitting in hoger beroep van 29 februari 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op 23 december 2010 te 23.55 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9A van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het dealeroverlastgebied 1.1, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 3 maanden niet meer te bevinden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.
Vordering van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken met aftrek van voorarrest.
Vrijspraak
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bekend dat hij wist dat hem op 24 november 2010 een dealerverblijfsverbod was opgelegd, hetgeen inhield dat hij zich vanaf 27 november 2010 tot en met 26 februari 2011 diende te verwijderen uit dealeroverlastgebied 1.1. in Amsterdam-Centrum. De verdachte heeft in hoger beroep tevens verklaard dat hem een plattegrond zoals afgebeeld op pagina 34 van het dossier is uitgereikt en dat hij op 23 december 2010 weliswaar op het Damrak in Amsterdam-Centrum heeft gelopen, maar dat hij is aangehouden in de Onze Lieve Vrouwesteeg in Amsterdam-Centrum.
Het hof is, gelet op laatstgenoemde verklaring van de verdachte alsmede gelet op de inhoud van het proces-verbaal met nummer 2010312700-2, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar] (dossierpagina’s 1-3), van oordeel dat de verdachte op 23 december 2010 aanwezig was op het Damrak te Amsterdam-Centrum.
De verdachte heeft betwist dat hij wist dat het Damrak in Amsterdam-Centrum viel onder dealeroverlastgebied 1.1. Op de bij het dealerverblijfsverbod behorende plattegrond, welke aan de verdachte is uitgereikt, staat dealeroverlastgebied 1.1 in Amsterdam-Centrum als volgt omschreven:
het gebied, gelegen tussen de grenzen: Damrak – rechte lijn over de Dam – Rokin – Nieuwe Doelenstraat – gehele Kloveniersburgwal – gehele Nieuwmarkt – gehele Geldersekade – Prins Henderikkade in de richting Damrak.
Het hof is van oordeel dat door gebruikmaking van het woord ‘tussen’ niet zonder meer duidelijk is, en daarmede zelfs in tegenspraak lijkt te zijn dat het Damrak in Amsterdam-Centrum mede is begrepen onder het dealeroverlastgebied 1.1. Nu ook overigens uit het verhandelde ter terechtzitting alsmede uit het dossier niet is gebleken dat de verdachte wist dat hij niet aanwezig mocht zijn op het Damrak te Amsterdam-Centrum, is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de derde meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E. Mijnsberge, mr. F.W.J. den Ottolander en mr. F.M.D. Aardema, in tegenwoordigheid van mr. A.F. van der Heide, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 maart 2012.