ECLI:NL:GHAMS:2012:BV9016
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Medeplegen van de voorbereiding van een diefstal met geweld of afpersing in Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 maart 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1976 en thans gedetineerd in P.I. Veenhuizen, was beschuldigd van het medeplegen van de voorbereiding van een diefstal met geweld of afpersing. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan deze voorbereiding, waarbij het hof de locatie van de feiten in het winkelgebied van Amsterdam en de aangetroffen voorwerpen in overweging nam. De verdachte had samen met mededaders een imitatievuurwapen, pepperspray, tie-rips, een moker en schroevendraaiers in bezit, welke voorwerpen geschikt waren voor het plegen van geweld of bedreiging. Het hof concludeerde dat er sprake was van een voldoende geconcretiseerd misdadig doel.
Het hof verwierp de overige verweren van de verdachte, die grotendeels gelijkluidend waren aan die in eerste aanleg. Het hof oordeelde dat de aanhouding van de verdachte rechtmatig was en dat er geen twijfel bestond over zijn nauwe samenwerking met de andere daders bij de voorbereiding van het misdrijf. De verdachte was niet volledig op de hoogte van de voorwerpen die zijn mededaders bij zich hadden, maar dit deed niets af aan zijn betrokkenheid.
Daarnaast werd de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van de rechtbank. Het hof bevestigde het vonnis waarvan beroep, met enkele aanpassingen in de feitelijke weergave van de zaak. De uitspraak werd gedaan door de achtste meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters H.S.G. Verhoeff, L.A.J. Dun en A.E.M. Röttgering aanwezig waren. De uitspraak vond plaats op een openbare terechtzitting.