ECLI:NL:GHAMS:2012:BV7478

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.086.073
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overeenkomst tussen wettelijk vertegenwoordiger van tennistalent en KNLTB betreffende LOOT-predicaat en faciliteiten

In deze zaak gaat het om de vraag of er een overeenkomst van drie jaar is gesloten tussen [appellant], als wettelijk vertegenwoordiger van tennistalent [X], en de Koninklijke Nederlandse Lawn Tennis Bond (KNLTB). [Appellant] stelt dat zijn zoon [X] het LOOT-predicaat voor drie jaar heeft ontvangen, wat volgens hem impliceert dat er een overeenkomst voor die duur is afgesloten. De KNLTB betwist dit en stelt dat er slechts overeenkomsten voor de duur van één jaar zijn gesloten voor de seizoenen 2007/2008 en 2008/2009, en dat er geen overeenkomst voor het seizoen 2009/2010 is gesloten.

Het hof oordeelt dat [appellant] onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat er een driejarige overeenkomst is. De KNLTB heeft gemotiveerd betwist dat er een dergelijke overeenkomst bestaat en heeft bewijs aangedragen dat de contracten slechts voor één jaar zijn aangegaan. Het hof wijst erop dat het LOOT-predicaat op zich geen garantie biedt voor een contract met de KNLTB, maar slechts een voorwaarde is. De argumenten van [appellant], waaronder verwijzingen naar brieven en contracten, worden door het hof verworpen als onvoldoende onderbouwd.

Uiteindelijk concludeert het hof dat de grief van [appellant] faalt en bekrachtigt het de eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht. [Appellant] wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, inclusief de proceskosten van de KNLTB. Dit arrest is gewezen op 14 februari 2012 door de rechters G.P.M. van den Dungen, A.A. van Rossum en B.J. Lenselink.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
Nevenzittingsplaats Arnhem
Sector civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.086.073
(zaaknummer / rolnummer rechtbank: 284468/ HA ZA 10-767)
arrest van de derde kamer van 14 februari 2012
in de zaak van
[appellant],
als wettelijk vertegenwoordiger van [X],
wonende te Peize, gemeente Noorderveld,
appellant,
hierna: [appellant],
advocaat: mr. R. Tamourt,
tegen:
de vereniging
Koninklijke Nederlandse Lawn Tennis Bond,
gevestigd te Amersfoort,
geïntimeerde,
hierna: de KNLTB,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer.
1. Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 2 juni 2010 en 12 januari 2011 die de rechtbank Utrecht tussen appellant als eiser en geïntimeerde als gedaagde heeft gewezen. Van die vonnissen is een fotokopie aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 [appellant] heeft bij exploot van 8 april 2011, gevolgd door een herstelexploot van 15 april 2011, de KNLTB aangezegd van voornoemd vonnis van 12 januari 2011 in hoger beroep te komen, met dagvaarding van de KNLTB voor dit hof. Hij heeft gevorderd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw recht doende, zonodig onder aanvulling en/of verbetering van de gronden, bij arrest, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. de vordering(en) van [appellant] zal toewijzen;
2. de KNLTB zal veroordelen in de proceskosten van beide instanties, waaronder de kosten verbonden aan het benoemen van een deskundige.
2.2 Bij memorie van grieven heeft [appellant] één grief tegen het bestreden vonnis aangevoerd, heeft hij bewijs aangeboden en een aantal producties in het geding gebracht. Naar het hof begrijpt handhaaft [appellant] zijn in het exploot van dagvaarding in hoger beroep reeds verwoorde conclusie.
2.3 Bij memorie van antwoord heeft de KNLTB verweer gevoerd en heeft zij bewijs aangeboden. Zij heeft geconcludeerd dat het hof [appellant] in zijn vorderingen niet-ontvankelijk zal verklaren, althans hem deze zal ontzeggen als ongegrond en onbewezen, met veroordeling van [appellant] in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf 14 dagen na de datum van het te wijzen arrest en voorts [appellant] zal veroordelen in de nakosten die ontstaan, te weten nasalaris advocaat en betekeningskosten.
2.4 Daarna heeft [appellant] een akte genomen, waarna de KNLTB een antwoord-akte heeft genomen.
2.5 Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
3. De vaststaande feiten
3.1 Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 en 2.2 van het bestreden vonnis.
4. De motivering van de beslissing in hoger beroep
4.1 Met zijn grief komt [appellant] in de kern genomen op tegen het oordeel van de rechtbank dat niet is komen vast te staan dat tussen (de ouders als wettelijke vertegenwoordigers van) [X] en de KNLTB een overeenkomst voor de duur van drie jaar is gesloten.
Volgens [appellant] is de KNLTB tekort geschoten in de nakoming van de tussen zijn zoon [X] en de KNLTB voor de duur van drie jaar gesloten overeenkomst, door [X] gedurende het derde contractsjaar (gedurende het seizoen 2009/2010) geen toegang tot de overeengekomen faciliteiten te verschaffen. Hierdoor heeft [appellant] schade geleden. Zijn zoon [X] heeft immers gedurende het seizoen 2009/2010 elders moeten trainen. De kosten die met dit trainingsprogramma (het “ Challenger programma” bij de Stichting Tennis Academie Drenthe) gepaard gingen waren hoger dan die welke [appellant] had moeten maken tijdens het contract met de KNLTB, terwijl het niveau van de sportvoorzieningen aanmerkelijk minder was.
De KNLTB heeft het bestaan van een dergelijke overeenkomst van drie jaar gemotiveerd betwist. Ter nadere motivering heeft zij aangevoerd dat zij twee keer een overeenkomst voor de duur van één jaar met (de ouders van) [X] heeft gesloten, namelijk één met betrekking tot het seizoen 2007/2008 en één met betrekking tot het seizoen 2008/2009. Vanwege verscheidene redenen heeft zij geen overeenkomst met betrekking tot het seizoen 2009/2010 met (de ouders van) [X] gesloten.
4.2 De grief van [appellant] faalt. Ook in hoger beroep heeft [appellant] zijn stelling dat tussen (de ouders van) [X] en de KNLTB een overeenkomst voor de duur van drie jaar tot stand is gekomen, mede gelet op de gemotiveerde betwisting ervan door de KNLTB, onvoldoende onderbouwd. Daartoe overweegt het hof als volgt.
4.3 Anders dan [appellant] naar voren heeft gebracht, kan uit de brief van 5 maart 2007 van de KNLTB aan de ouders/verzorgers van [X] (productie 2 inleidende dagvaarding) niet worden afgeleid dat tussen de KNLTB en (de ouders van) [X] een overeenkomst voor de duur van drie jaar is afgesloten. In deze brief is, voor zover thans van belang, het volgende opgenomen:
“Uw zoon/dochter is voor de komende drie jaar het LOOT predicaat toegekend. Wij feliciteren uw zoon/dochter van harte met het behalen van dit resultaat.
De toekenning van dit predicaat houdt in dat uw zoon/dochter gebruik kan maken van het volledige KNLTB-pakket (optie 1), een gedeelte van het KNLTB-pakket (optie 2) of het zelf samenstellen van het trainings-en wedstrijdprogramma (optie 3)”.
Uit deze brief volgt dat aan [X] door de KNLTB het LOOT-predicaat voor de periode van drie jaar is toegekend. Met deze toekenning is echter op zich zelf nog niet gegeven dat (de ouders van) [X] ook voor drie jaar met de KNLTB een overeenkomst (hebben) heeft gesloten, op grond waarvan [X] gedurende drie jaar gebruik mag maken van door de KNLTB aangeboden faciliteiten en voorzieningen. [appellant] mocht deze brief naar het oordeel van het hof ook niet in de door hem bedoelde zin opvatten. De door hem voorgestane koppeling tussen het door de KNLTB verstrekte LOOT-predicaat voor drie jaar en de duur van de overeenkomst valt immers redelijkerwijs niet uit deze brief af te leiden. Het LOOT-predicaat is geen garantie voor een contract met de KNLTB, maar slechts een voorwaarde daarvoor.
[appellant] beroept zich ter onderbouwing van zijn stelling dat tussen (de ouders van) [X] en de KNLTB een driejarig contract is gesloten voorts op de volgende passage uit het “Contract Deelname Bondsjeugdopleiding LOOT II, 2008/2009” (productie 3 inleidende dagvaarding):
“ (In aanmerking nemende dat, toevoeging hof)
De KNLTB trainingen verzorgt waaraan kan worden deelgenomen door daartoe door de KNLTB geselecteerde deelnemers gedurende de periode dat zij in het bezit zijn van het predicaat LOOT (een predicaat wordt in beginsel voor drie jaar toegekend)”.
Ook dit beroep faalt. Uit deze passage - waaruit wederom volgt dat het LOOT-predicaat een voorwaarde is om van de KNLTB-faciliteiten gebruik te mogen maken - blijkt niet dat er tussen partijen een overeenkomst met een looptijd van drie jaar is gesloten. Integendeel, getuige de aanhef “Contract Deelname Bondsjeugdopleiding LOOT II, 2008/2009” gaat het hier om een contract voor één jaar (te weten voor het seizoen 2008/2009), hetgeen ook blijkt uit artikel 1 lid 2 en lid 3 van dit contract waarin voor zover thans relevant staat vermeld:
Artikel 1 Bondsjeugdopleiding
1 (…)
2 De Bondsjeugdopleiding LOOT bestaat uit tennistraining, conditietraining, mentale training en wedstrijdbegeleiding. Iedere deelnemer ontvangt een wedstrijdprogramma.
De trainings-en begeleidingsperiode loopt van medio september 2008 t/m medio augustus 2009.
3 De overeenkomst wordt aangegaan voor de volledige duur van de trainings-en begeleidingsperiode”.
Deze leden dienen in onderling verband te worden gelezen, zodat ervan moet worden uitgegaan dat de overeenkomst (waaraan lid 3 refereert) is aangegaan voor de periode september 2008 t/m augustus 2009 (waarop lid 2 ziet).
[appellant] beroept zich voorts op het informatieboekje Bondsjeugdopleiding 2008-2009 (productie 14 inleidende dagvaarding) waarin op pagina 9 is opgenomen:
“Tot en met het seizoen 2007-2008 ontvingen de geselecteerde LOOT-kinderen een contract voor 3 jaar”.
De KNLTB heeft aangevoerd dat bovengenoemde passage niet correct was, dat deze foutieve tekst ook niet terug te vinden is in eerdere noch in latere uitgaven van het informatieboekje en dat tot en met het seizoen 2007-2008 ook geen contracten voor drie jaar met LOOT kinderen zijn afgesloten. Gelet op de inhoud van het daadwerkelijk gesloten contract, mocht [appellant] aan deze passage niet het gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen dat het contract met de KNLTB drie jaar zou duren.
[appellant] beroept zich voorts op een passage op pagina 8 van het informatieboekje Bondsjeugdopleiding 2009-2010 (productie 15 inleidende dagvaarding) luidende:
“Met ingang van het seizoen 2009/2010 is in samenspraak met de privésector gekozen voor een gewijzigde opzet van het LOOT-traject. De nieuwe LOOT-kinderen combineren de KNLTB wedstrijdtraining op dinsdag en vrijdag met privé/groepstraining in eigen omgeving”.
Anders dan [appellant] aanvoert, ziet deze passage op een inhoudelijke wijziging van de trainingen en heeft deze geen betrekking op de duur van het contract.
Het beroep van [appellant] op een nota van maart 2008 van de Bondscoach Jeugd van de KNLTB (productie 8 bij memorie van grieven) noch diens beroep op een passage uit pagina 23 van het jaarverslag over 2008 kunnen [appellant] baten. In deze stukken is uiteengezet dat het de voorkeur verdient het LOOT predicaat voortaan jaarlijks (in plaats van voor de duur van drie jaar) te verstrekken. Hierin kunnen geen argumenten worden gevonden voor de stelling van [appellant] dat voorheen sprake zou zijn van driejaarlijkse contracten.
4.4 De door [appellant] overgelegde verklaringen kunnen evenmin tot het oordeel leiden dat tussen (de ouders van) [X] en de KNLTB een overeenkomst van drie jaar is gesloten. Oud-regiocoach [E] (productie 9 memorie van grieven) verklaart dat in zijn tijd als regiocoach een speler voor de periode van drie jaar een LOOT predicaat kreeg. Op de vraag hoe het contract destijds in elkaar stak, moet hij het antwoord schuldig blijven. [F] (ouder van een talentvolle tennisser) (productie 10 memorie van grieven) herinnert zich weliswaar de situatie zoals [appellant] die in zijn mail aan haar heeft uiteengezet waaraan zij nog toevoegt dat juist vanwege de school die niet in de woonplaats lag een driejarig contract werd aangegaan, maar zij geeft niet aan op welke concrete feiten of omstandigheden haar herinnering is gestoeld, waardoor haar verklaring iedere onderbouwing mist. Hetzelfde dient te gelden voor de verklaring van [B] (ouder van een talentvolle tennisser) (productie 11 memorie van grieven). Oud-assistent regiotrainer [A] (productie 12 memorie van grieven) kan de door [appellant] geschetste situatie niet voor 100% bevestigen omdat hij niet betrokken was bij het maken van de afspraken tussen de kinderen en de KNLTB. [C] (werkzaam bij NOC*NCF Topsport Steunpunt Noord / CTO Heerenveen) (productie 1 akte zijdens [appellant]) verklaart (onder meer) dat zij altijd heeft begrepen dat het LOOT predicaat vanuit de KNLTB voor drie jaar werd afgegeven en dat zij heeft aangenomen dat er voor die periode een afspraak (contract) bestond ten aanzien van het volgen van het trainingsprogramma. Zij laat echter in het midden waaruit die aanname zou bestaan, zodat ook deze verklaring van iedere concrete onderbouwing is gespeend. Verder stelt [appellant] zich op het standpunt dat [G] (oud-technisch directeur KNLTB) ) (productie 2 akte zijdens [appellant]) de door hem geschetste situatie onderschrijft. Uit een later e-mailbericht van [G] aan [D] (bondscoach jeugd van de KNLTB (productie 1 antwoord akte zijdens de KNLTB) blijkt echter dat [G] bij lezing van de mail van [appellant] geen acht heeft geslagen op het verschil tussen (LOOT) predicaat en contract. In voormeld e-mailbericht aan [D] zet [G] deze omissie recht en zet hij uiteen hoe volgens hem de situatie indertijd was; aan talentvolle kinderen werd drie jaar het LOOT predicaat gegeven en werd er bewust gewerkt met jaarcontracten om de KNLTB de mogelijkheid te geven om faciliteiten in te trekken bij slecht gedrag of motivatieproblemen. De mail bevestigt dat ook in het tweede en het derde jaar sprake was van een contractaanbieding, hetgeen onverenigbaar is met de conclusie die [appellant] aan de mail verbindt, namelijk dat een contract voor de duur van drie jaar werd gesloten.
Ten slotte blijkt uit de internet-uitdraai van tennisspeler [H] (productie 13 memorie van grieven) dat hij een LOOT-status van NOC*NSF heeft ontvangen en dat hij via de KNLTB voor de komende drie jaar zijn hobby intensief kan gaan uitoefenen. Uit deze uitdraai (in maart 2007 gepubliceerd) blijkt evenwel niet dat [H] een driejarig contract met de KNLTB heeft afgesloten.
4.5 Nu [appellant] geen voldoende concrete feiten en omstandigheden heeft gesteld die indien bewezen tot een ander oordeel kunnen leiden, wordt zijn bewijsaanbod gepasseerd.
Slotsom
De slotsom luidt dat de grief faalt, zodat het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd. Als de in het ongelijk gestelde partij zal het hof [appellant] in de kosten van het hoger beroep veroordelen.
5. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Utrecht van 12 januari 2011;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de KNLTB vastgesteld op € 1.737,- voor salaris van de advocaat overeenkomstig het liquidatietarief en op € 1.769,- voor verschotten, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en - voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
veroordeelt [appellant] in de nakosten, begroot op € 131,--, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 68,-- in geval [appellant] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.P.M. van den Dungen, A.A. van Rossum en B.J. Lenselink en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2012.