4.3 Anders dan [appellant] naar voren heeft gebracht, kan uit de brief van 5 maart 2007 van de KNLTB aan de ouders/verzorgers van [X] (productie 2 inleidende dagvaarding) niet worden afgeleid dat tussen de KNLTB en (de ouders van) [X] een overeenkomst voor de duur van drie jaar is afgesloten. In deze brief is, voor zover thans van belang, het volgende opgenomen:
“Uw zoon/dochter is voor de komende drie jaar het LOOT predicaat toegekend. Wij feliciteren uw zoon/dochter van harte met het behalen van dit resultaat.
De toekenning van dit predicaat houdt in dat uw zoon/dochter gebruik kan maken van het volledige KNLTB-pakket (optie 1), een gedeelte van het KNLTB-pakket (optie 2) of het zelf samenstellen van het trainings-en wedstrijdprogramma (optie 3)”.
Uit deze brief volgt dat aan [X] door de KNLTB het LOOT-predicaat voor de periode van drie jaar is toegekend. Met deze toekenning is echter op zich zelf nog niet gegeven dat (de ouders van) [X] ook voor drie jaar met de KNLTB een overeenkomst (hebben) heeft gesloten, op grond waarvan [X] gedurende drie jaar gebruik mag maken van door de KNLTB aangeboden faciliteiten en voorzieningen. [appellant] mocht deze brief naar het oordeel van het hof ook niet in de door hem bedoelde zin opvatten. De door hem voorgestane koppeling tussen het door de KNLTB verstrekte LOOT-predicaat voor drie jaar en de duur van de overeenkomst valt immers redelijkerwijs niet uit deze brief af te leiden. Het LOOT-predicaat is geen garantie voor een contract met de KNLTB, maar slechts een voorwaarde daarvoor.
[appellant] beroept zich ter onderbouwing van zijn stelling dat tussen (de ouders van) [X] en de KNLTB een driejarig contract is gesloten voorts op de volgende passage uit het “Contract Deelname Bondsjeugdopleiding LOOT II, 2008/2009” (productie 3 inleidende dagvaarding):
“ (In aanmerking nemende dat, toevoeging hof)
De KNLTB trainingen verzorgt waaraan kan worden deelgenomen door daartoe door de KNLTB geselecteerde deelnemers gedurende de periode dat zij in het bezit zijn van het predicaat LOOT (een predicaat wordt in beginsel voor drie jaar toegekend)”.
Ook dit beroep faalt. Uit deze passage - waaruit wederom volgt dat het LOOT-predicaat een voorwaarde is om van de KNLTB-faciliteiten gebruik te mogen maken - blijkt niet dat er tussen partijen een overeenkomst met een looptijd van drie jaar is gesloten. Integendeel, getuige de aanhef “Contract Deelname Bondsjeugdopleiding LOOT II, 2008/2009” gaat het hier om een contract voor één jaar (te weten voor het seizoen 2008/2009), hetgeen ook blijkt uit artikel 1 lid 2 en lid 3 van dit contract waarin voor zover thans relevant staat vermeld:
Artikel 1 Bondsjeugdopleiding
1 (…)
2 De Bondsjeugdopleiding LOOT bestaat uit tennistraining, conditietraining, mentale training en wedstrijdbegeleiding. Iedere deelnemer ontvangt een wedstrijdprogramma.
De trainings-en begeleidingsperiode loopt van medio september 2008 t/m medio augustus 2009.
3 De overeenkomst wordt aangegaan voor de volledige duur van de trainings-en begeleidingsperiode”.
Deze leden dienen in onderling verband te worden gelezen, zodat ervan moet worden uitgegaan dat de overeenkomst (waaraan lid 3 refereert) is aangegaan voor de periode september 2008 t/m augustus 2009 (waarop lid 2 ziet).
[appellant] beroept zich voorts op het informatieboekje Bondsjeugdopleiding 2008-2009 (productie 14 inleidende dagvaarding) waarin op pagina 9 is opgenomen:
“Tot en met het seizoen 2007-2008 ontvingen de geselecteerde LOOT-kinderen een contract voor 3 jaar”.
De KNLTB heeft aangevoerd dat bovengenoemde passage niet correct was, dat deze foutieve tekst ook niet terug te vinden is in eerdere noch in latere uitgaven van het informatieboekje en dat tot en met het seizoen 2007-2008 ook geen contracten voor drie jaar met LOOT kinderen zijn afgesloten. Gelet op de inhoud van het daadwerkelijk gesloten contract, mocht [appellant] aan deze passage niet het gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen dat het contract met de KNLTB drie jaar zou duren.
[appellant] beroept zich voorts op een passage op pagina 8 van het informatieboekje Bondsjeugdopleiding 2009-2010 (productie 15 inleidende dagvaarding) luidende:
“Met ingang van het seizoen 2009/2010 is in samenspraak met de privésector gekozen voor een gewijzigde opzet van het LOOT-traject. De nieuwe LOOT-kinderen combineren de KNLTB wedstrijdtraining op dinsdag en vrijdag met privé/groepstraining in eigen omgeving”.
Anders dan [appellant] aanvoert, ziet deze passage op een inhoudelijke wijziging van de trainingen en heeft deze geen betrekking op de duur van het contract.
Het beroep van [appellant] op een nota van maart 2008 van de Bondscoach Jeugd van de KNLTB (productie 8 bij memorie van grieven) noch diens beroep op een passage uit pagina 23 van het jaarverslag over 2008 kunnen [appellant] baten. In deze stukken is uiteengezet dat het de voorkeur verdient het LOOT predicaat voortaan jaarlijks (in plaats van voor de duur van drie jaar) te verstrekken. Hierin kunnen geen argumenten worden gevonden voor de stelling van [appellant] dat voorheen sprake zou zijn van driejaarlijkse contracten.