ECLI:NL:GHAMS:2012:BV2776

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-000433-11
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van ongewenste vreemdeling die zich bij douane meldt op Schiphol

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 januari 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem. De verdachte, een ongewenste vreemdeling, had zich op 24 december 2010 bij de douane op Schiphol gemeld, waar hem de toegang tot Nederland werd geweigerd. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de politierechter zou worden bevestigd, maar de raadsman van de verdachte voerde aan dat de verdachte op het moment van de vermeende overtreding niet in Nederland verbleef, omdat hem de toegang was ontzegd. Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van de zittingen in eerste aanleg en hoger beroep, en heeft kennisgenomen van de vorderingen van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman.

Het hof oordeelde dat de verdachte niet kan worden verweten dat hij als vreemdeling in Nederland verbleef, aangezien hij zich feitelijk op Nederlands grondgebied bevond, maar formeel de toegang was ontzegd. Het hof benadrukte dat artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht in vreemdelingenrechtelijke zin moet worden bezien en dat de delictsomschrijving niet vervuld was. De verdachte kon hooguit een poging tot verblijf worden verweten, maar dit was niet ten laste gelegd. Daarom heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.

De beslissing van het hof is genomen door de elfde meervoudige strafkamer, waarin drie rechters zitting hadden. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het gerechtshof en is geregistreerd onder het parketnummer 23-000433-11. De uitspraak is van belang voor de interpretatie van het begrip 'verblijven' in de context van vreemdelingenrecht en strafrecht.

Uitspraak

parketnummer: 23-000433-11
datum uitspraak: 26 januari 2012
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem van 24 januari 2011 in de strafzaak onder parketnummer 15-801709-10 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1970],
adres: thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 10 januari 2011 en op de terechtzitting in hoger beroep van 12 januari 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich niet met het vonnis waarvan beroep en is van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde.
Vordering van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Vrijspraak
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte op 24 december 2010 niet in Nederland heeft verbleven, aangezien hem de toegang tot Nederland is ontzegd. Volgens de raadsman dient dit verweer te leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie vanwege het ontbreken van rechtsmacht, dan wel dient de verdachte te worden vrijgesproken van ten laste gelegde feit.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof begrijpt de stelling van de raadsman dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is omdat rechtsmacht ontbreekt aldus, dat kennelijk wordt betoogd dat de Nederlandse rechter in deze geen rechtsmacht toekomt. Aangezien het verwijt dat de verdachte wordt gemaakt betrekking heeft op hetgeen is voorgevallen toen hij zich feitelijk op Nederlands grondgebied bevond, namelijk op de luchthaven Schiphol in de gemeente Haarlemmermeer, wordt dit verweer verworpen.
Met de raadsman is het hof echter van oordeel dat de verdachte, ongewenst vreemdeling, niet het verwijt kan worden gemaakt dat hij als zodanig in Nederland heeft verbleven, ook al is hij daadwerkelijk op Nederlands grondgebied geweest. Het bepaalde in artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht beoogt naar het oordeel van het hof handhaving van het op basis van de Vreemdelingenwet gevoerde vreemdelingenbeleid. Het ligt daarom in de rede het bestanddeel "als vreemdeling verblijven" in dit artikel in vreemdelingenrechtelijke zin te bezien. Nu de verdachte zich bevond in het douanegebied op Schiphol en zich aldaar bij de douane heeft gemeld, terwijl hem bij de inreiscontrole aan de grensdoorlaatpost Aankomst 1 van de luchthaven Schiphol de - formele - toegang tot Nederland is geweigerd, is de delictsomschrijving niet vervuld. Hooguit kan hem een poging tot verblijf worden verweten, hetgeen niet is ten laste gelegd. De verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de elfde meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.L. Bruinsma, mr. M.J.L. Mastboom en mr. A.E.M. Röttgering, in tegenwoordigheid van mr. M.G. van Wijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 januari 2012.
Mr. Röttgering is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.