Uitspraak
mr. P. Ingwersente Haarlem,
mr. P. van Lingente Alkmaar.
1.Het procesverloop
2.De feiten
ca. 3.000
± 10 – 15%”.
f260.000 overgemaakt aan [geïntimeerde]. Deze had dit bedrag eerder geleend aan West Friese Jachtbouw en/of [X], met het oog op de aankoop van een (ander) te restaureren schip, de [A].
3.De beoordeling
f358.000,-- (excl. BTW), dan wel van enig ander bedrag, in verband met de werkzaamheden die zijn uitgevoerd aan het jacht ‘[Y]’. Het bedrag van
f358.000,-- bestaat uit de hoofdsom van
f523.000,-- minus deelbetalingen en afgesproken kortingen ter hoogte van
f176.000,--.
f199.525,-- mocht worden gefactureerd, aldus de rechtbank.
grief 1maakt [appellant] bezwaar tegen r.o. 4.3 en bij
grief 5tegen r.o. 4.15. Volgens [appellant] gaat de rechtbank ten onrechte ervan uit dat sprake is van een overeenkomst waarbij West Friese Jachtbouw zich zou hebben verbonden tegen een bepaalde prijs de werkzaamheden uit te voeren. Volgens [appellant] was geen sprake van een overeenkomst met een vaste prijs, maar van een nacalculatieovereenkomst. Het ging om een indicatie op basis van een summiere inspectie, waarvan op basis van de werkelijk gemaakte kosten na afronding van het werk kon worden afgeweken, zodat de kosten dus op basis van nacalculatie zouden worden afgerekend. Voorts stelt [appellant] dat geen sprake was van een marge, en dat ook een marge van 15% dus niet aan de orde was. Het bedrag van f 199.525,-- is door de rechtbank uit de lucht gegrepen, zo stelt [appellant].
refit) aan het jacht, welke opdracht door West Friese Jachtbouw is aanvaard en uitgevoerd.