Uitspraak
mr. M.E. Zweers, te Amsterdam,
mr. E. van der Hoeden, te Amsterdam.
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
3.Beoordeling
eenmaal ’n oudere man gezien, die met de sleutel naar binnen ging, dit is al enkele maanden geleden. Toen het water laatst was afgesloten kwam de jonge buurman vragen waarom hij niet kon douchen. (...) de laatste paar weken komt er haast nooit iemand meer, er brand ’s avonds geen licht en die jonge buurman zie ik nu alleen als hij de post naar boven brengt.(…)”;
voor zover hier van belang:
grief 1keert [appellant] zich tegen de bewijsbeslissing van de kantonrechter in zijn tussenvonnis van 31 mei 2010. Ten onrechte heeft de kantonrechter volgens [appellant] daarin geoordeeld dat De Key er (naar het hof begrijpt) vooralsnog in is geslaagd te bewijzen dat [appellant] niet zijn hoofdverblijf in de woning heeft gehad. [appellant] voert hiertoe aan dat de door De Key aangedragen verklaringen vol conclusies en tegenstrijdigheden zitten. De vordering had derhalve moeten worden afgewezen dan wel had de bewijslast bij De Key gelegd moeten worden, aldus [appellant].
grief 2klaagt [appellant] erover dat de kantonrechter bij het bestreden vonnis van 27 september 2010 tot de slotsom is gekomen dat [appellant] niet zijn hoofdverblijf in de woning heeft gehad en om die reden – kort gezegd – de huurovereenkomst heeft ontbonden. [appellant] verzoekt in appel alsnog in de gelegenheid te worden gesteld gebruik te maken van de in eerste aanleg geboden gelegenheid om (tegen)bewijs te leveren van zijn stelling dat hij de woning als hoofdverblijf in gebruik had. [appellant] heeft aan zijn memorie van grieven vijf producties gehecht, zijnde de schriftelijke verklaringen van [X] van 11 oktober 2010 (productie 4), [A] (productie 5),[B] (productie 6), [C] van 8 oktober 2010 (productie 7) en[D] van 13 oktober 2010 (productie 8).
4.Slotsom
5.Beslissing
donderdag 31 mei 2012 om 9.00 uurin het Paleis van Justitie aan de Prinsengracht 436 te Amsterdam;