Uitspraak
mr. H. Loonsteinte Amsterdam,
mr. V. Bakkerte Amsterdam.
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
Beoordeling
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een huurgeschil tussen een huurder, aangeduid als [appellante], en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [X] Vastgoedbeheer B.V. De huurder huurt sinds april 1982 een woning voor een huurprijs van € 572,90 per maand. Per 1 april 2010 had de huurder een huurachterstand van € 3.460,55, waarop de verhuurder [X] een procedure bij de kantonrechter heeft aangespannen voor ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming. De kantonrechter heeft de vorderingen van [X] toegewezen, maar met de voorwaarde dat de huurder de achterstand binnen twee maanden na betekening van het vonnis zou moeten betalen om de ontbinding te voorkomen. De huurder heeft deze betaling echter niet gedaan, hoewel zij wel de lopende huurtermijnen heeft voldaan. Op 30 september 2011 is de huurder toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling, wat complicaties met zich meebracht voor de uitvoering van het vonnis.
In hoger beroep heeft de huurder vier grieven ingediend, waarin zij betoogt dat het vonnis van de kantonrechter niet in stand kan blijven. De grieven omvatten onder andere dat de huurachterstand geheel of gedeeltelijk is voldaan, dat de ontbinding en ontruiming niet gerechtvaardigd zijn gezien de omstandigheden, en dat de termijn voor betaling te kort was. Het hof heeft vastgesteld dat de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing is verklaard en dat dit invloed heeft op de voortgang van de procedure. Het hof heeft besloten de beoordeling van het hoger beroep aan te houden totdat de schuldsaneringsregeling is geëindigd, omdat de uitkomst van de schuldsanering van invloed kan zijn op de resterende huurschuld en de verdere procedure.