ECLI:NL:GHAMS:2012:595

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 maart 2012
Publicatiedatum
30 april 2013
Zaaknummer
200.083.784-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over ontbinding en ontruiming wegens huurachterstand en schuldsanering

In deze zaak gaat het om een huurgeschil tussen een huurder, aangeduid als [appellante], en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [X] Vastgoedbeheer B.V. De huurder huurt sinds april 1982 een woning voor een huurprijs van € 572,90 per maand. Per 1 april 2010 had de huurder een huurachterstand van € 3.460,55, waarop de verhuurder [X] een procedure bij de kantonrechter heeft aangespannen voor ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming. De kantonrechter heeft de vorderingen van [X] toegewezen, maar met de voorwaarde dat de huurder de achterstand binnen twee maanden na betekening van het vonnis zou moeten betalen om de ontbinding te voorkomen. De huurder heeft deze betaling echter niet gedaan, hoewel zij wel de lopende huurtermijnen heeft voldaan. Op 30 september 2011 is de huurder toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling, wat complicaties met zich meebracht voor de uitvoering van het vonnis.

In hoger beroep heeft de huurder vier grieven ingediend, waarin zij betoogt dat het vonnis van de kantonrechter niet in stand kan blijven. De grieven omvatten onder andere dat de huurachterstand geheel of gedeeltelijk is voldaan, dat de ontbinding en ontruiming niet gerechtvaardigd zijn gezien de omstandigheden, en dat de termijn voor betaling te kort was. Het hof heeft vastgesteld dat de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing is verklaard en dat dit invloed heeft op de voortgang van de procedure. Het hof heeft besloten de beoordeling van het hoger beroep aan te houden totdat de schuldsaneringsregeling is geëindigd, omdat de uitkomst van de schuldsanering van invloed kan zijn op de resterende huurschuld en de verdere procedure.

Uitspraak

zaaknummer 200.083.784/01
20 maart 2012 (bij vervroeging)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
[appellante] ,
wonende te [woonplaats] ,
APPELLANTE,
advocaat:
mr. H. Loonsteinte Amsterdam,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X] VASTGOEDBEHEER B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat:
mr. V. Bakkerte Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

De partijen worden hierna [appellante] en [X] genoemd.
1.1.
Bij dagvaarding van 28 december 2010 (gevolgd door een herstelexploot van 14 februari 2011 en een anticipatie-exploot van de kant van [X] van 28 februari 2011) is [appellante] in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector Kanton, locatie Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 5 november 2010, in deze zaak onder zaaknummer/rolnummer 1144791/CV EXPL 10-13269 gewezen tussen haar als eiseres en [X] als gedaagde.
1.2.
[appellante] heeft bij memorie vier grieven aangevoerd, met conclusie, kort gezegd, dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en de vorderingen van [X] alsnog geheel of gedeeltelijk zal afwijzen, met veroordeling van [X] in de kosten van het geding in beide instanties.
1.3.
Daarop heeft [X] geantwoord, met conclusie, kort gezegd, dat het hof het hoger beroep af zal wijzen, met veroordeling van [appellante] in de kosten van de procedure.
1.4.
[appellante] heeft vervolgens een incidentele memorie genomen, strekkende tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 5 november 2010. [X] heeft een incidentele antwoordmemorie genomen. Bij akte van 11 oktober 2011 heeft [appellante] haar incidentele vordering ingetrokken. Bij akte van 25 oktober 2011 heeft [appellante] nog een productie in het geding gebracht.
1.5.
De partijen hebben de zaak op 5 maart 2012 door hun advocaten doen bepleiten, beiden aan de hand van pleitnotities.
1.6.
Ten slotte is arrest gevraagd.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1 (1.1 tot en met 1.5) een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aangemerkt. Daaromtrent bestaat geen geschil zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.
3.
Beoordeling
3.1
[appellante] huurt sinds april 1982 de woning aan de [adres] voor een huurprijs van (laatstelijk) € 572,90 per maand. Per 1 april 2010 bedroeg haar huurachterstand € 3.460,55. [X] heeft [appellante] gesommeerd tot betaling van genoemd bedrag; betaling is echter niet gevolgd, waarna [X] een procedure bij de kantonrechter aanhangig heeft gemaakt, strekkende, kort gezegd, tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming, tot veroordeling van [appellante] tot betaling van het bedrag van € 3.460,55, met wettelijke rente, en tot doorbetaling van maandelijkse bedragen van € 572,90 vanaf 1 mei 2010 tot aan de dag der ontruiming. Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter deze vorderingen toegewezen, echter met bepaling dat [X] aan de uitgesproken ontbinding van de huurovereenkomst met ontruiming geen rechten kan ontlenen indien [appellante] binnen een termijn van twee maanden vanaf de dag van betekening van het vonnis het bedrag van € 3.460,55 heeft voldaan, alsmede de inmiddels verschenen huurtermijnen. [appellante] heeft genoemd bedrag niet binnen de gestelde termijn voldaan. Zij heeft wel steeds de lopende huurtermijnen betaald. Op 30 september 2011 is [appellante] toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (artikel 284 e.v. Faillissementswet (F)), met benoeming van mw. [A] tot bewindvoerder. Onduidelijk is gebleven of de bewindvoerder op de hoogte is van de onderhavige procedure; in ieder geval heeft geen van partijen haar er voorafgaand aan de zitting van 5 maart 2012 van in kennis gesteld dat de zaak op die datum zou worden bepleit.
3.2.
Met haar grieven betoogt [appellante] kort gezegd dat het bestreden vonnis niet in stand kan blijven omdat 1) de achterstand geheel of gedeeltelijk is voldaan en er een betalingsregeling is getroffen die [appellante] nakomt, 2) de omvang van de huurachterstand in het licht van de omstandigheden van het geval niet van dien aard is dat de ontbinding en ontruiming toegewezen (hadden) mogen worden, 3) de vergunde terme de grâce te krap was en 4) [appellante] ten onrechte in de proceskosten is veroordeeld, de terme de grâce op 36 maanden moet worden gesteld als er nog een achterstand zou zijn en er onvoldoende belang is bij uitvoerbaarverklaring bij voorraad. [X] heeft de grieven bestreden.
3.3.
De vraag die allereerst voorligt is hoe de onderhavige appelprocedure zich verhoudt tot het gegeven dat ten aanzien van [appellante] inmiddels de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing is verklaard. Art. 313 F verklaart een aantal bepalingen met betrekking tot de regeling van het faillissement van overeenkomstige toepassing, waaronder de artt. 27-30 F die betrekking hebben op de status van lopende procedures. Het bepaalde in art. 29 F brengt mee dat voor zover de aanhangige rechtsvordering voldoening van een verbintenis uit de boedel ten doel heeft, het geding als gevolg van de schuldsanering van rechtswege is geschorst en alleen wordt voortgezet als de verificatie van de vordering wordt betwist. Executie van een vonnis dat betrekking heeft op een schuld die onder de schuldsaneringsregeling valt, is tijdens de looptijd van de schuldsanering niet mogelijk (art. 301 lid 2 F). Art. 305 lid 2 F bepaalt dat als vóór de uitspraak tot toepassing van de schuldsaneringsregeling een ontruimingsvonnis is uitgesproken, de tenuitvoerlegging van het vonnis wordt opgeschort voor de duur van de schuldsaneringsregeling, mits de lopende huurpenningen tijdig worden voldaan.
3.4.
[X] kan het bestreden vonnis derhalve vooralsnog niet ten uitvoer leggen. Het hof zal – voor zover de procedure in hoger beroep niet van rechtswege is geschorst – beoordeling van het hoger beroep aanhouden tot de schuldsaneringsregeling zal zijn geëindigd. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat grief 1 tevens de resterende omvang van de huurschuld ter discussie stelt (een onderwerp waar het hof thans niet over kan oordelen) en de overige grieven bezwaarlijk los daarvan kunnen worden beoordeeld. Na het eindigen van de schuldsaneringsregeling ontstaat een nieuwe situatie. Het hof zal de grieven te zijner tijd bespreken aan de hand van de situatie zoals die dan zal blijken te zijn en daarbij de ontwikkelingen betrekken die zich in de tussentijd zullen hebben voorgedaan.
3.5.
Slotsom van het vorenstaande is dat de zaak thans zal worden verwezen naar de rol van 6 oktober 2015, voor uitlating aan de zijde van [X] over de stand van zaken; [appellante] zal daarop mogen reageren. Indien daartoe in verband met het verloop van de schuldsaneringsregeling aanleiding is, kan de meest gerede partij verzoeken de zaak eerder op de rol te plaatsen. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.Beslissing

Het hof:
verwijst - met het onder 3.5 vermelde doel - de zaak naar de rol van 6 oktober 2015 voor een akte aan de zijde van [X] ;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.B.C.M. van der Reep, M.M.M. Tillema en E.M. Polak en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2012 door de rolraadsheer.