ECLI:NL:GHAMS:2012:4489

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 februari 2012
Publicatiedatum
25 september 2014
Zaaknummer
200.085.071/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van klacht tegen notaris

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 februari 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kamer van toezicht over notarissen en kandidaat-notarissen te Amsterdam. De klaagster, een rechtspersoon gevestigd op de Britse Maagdeneilanden, had een klacht ingediend tegen de notaris, maar werd door de kamer niet-ontvankelijk verklaard. De klaagster heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, maar het hof heeft geoordeeld dat dit te laat was ingediend. De beroepstermijn, die volgens artikel 107 van de Wet op het notarisambt dertig dagen bedraagt, eindigde op 4 april 2011. Het verzoekschrift van klaagster is pas op 5 april 2011 ingekomen, wat betekent dat de termijn was overschreden.

De gemachtigde van klaagster heeft geprobeerd aan te tonen dat er bijzondere omstandigheden waren die de overschrijding van de termijn zouden kunnen rechtvaardigen. Echter, het hof heeft geoordeeld dat er geen dergelijke omstandigheden zijn gesteld of gebleken. Het hof heeft de klaagster in de gelegenheid gesteld om nadere stukken in te dienen, maar de argumenten die zijn aangevoerd waren niet voldoende om de niet-ontvankelijkheid te weerleggen.

Uiteindelijk heeft het hof de klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep tegen de beslissing van de kamer van 3 maart 2011. Deze uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de beroepstermijnen in het notarisambt en de gevolgen van het niet tijdig indienen van een beroepschrift.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 14 februari 2012 in de zaak van:
de rechtspersoon naar het recht van de Britse Maagdeneilanden
[naam],
gevestigd te [plaats], British Virgin Islands,
APPELLANTE,
gemachtigde:
mr. M.Ph.A. Senders, advocaat te Waalre,
t e g e n
[naam],
notaris te [gemeente],
GEÏNTIMEERDE,
gemachtigde:
mr. F. van der Woude, advocaat te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Van de zijde van appellant, verder de klaagster, is bij een op 5 april 2011 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met bijlage – hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Amsterdam, verder de kamer, van 3 maart 2011, waarbij de kamer klaagster niet ontvankelijk heeft verklaard in haar klacht tegen geïntimeerde, verder de notaris.
1.2.
Van de zijde van klaagster is op 18 mei 2011 een aanvulling op het beroepschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3.
Van de zijde van de notaris is op 9 augustus 2011 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 22 december 2011. De gemachtigde van klaagster, alsmede de notaris en zijn gemachtigde zijn verschenen. Zij hebben het woord gevoerd.
1.5.
Na de behandeling in hoger beroep is namens klaagster een brief ter griffie van het hof ingekomen. Van de zijde van de notaris is, bij brief ingekomen op 12 januari 2012 ter griffie van het hof, gereageerd op de brief van klaagster.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De ontvankelijkheid van het hoger beroep

3.1.
De gemachtigde van klaagster heeft de beslissing van de kamer van 3 maart 2011 ontvangen als bijlage bij een aangetekende brief van de secretaris van de kamer van 3 maart 2011.
3.2.
Ingevolge artikel 107 van de Wet op het notarisambt diende het hoger beroep binnen dertig dagen na de dag van verzending van de onder 3.1 bedoelde brief te zijn ingesteld. De beroepstermijn eindigde dus op maandag 4 april 2011. Nu het verzoekschrift van klaagster waarin de gemachtigde namens klaagster te kennen geeft zich niet met de uitspraak van de kamer te kunnen verenigen, op 5 april 2011 bij het hof is ingekomen, is dit dus te laat.
3.3.
De gemachtigde van klaagster is door het hof in de gelegenheid gesteld nadere stukken in te dienen waaruit zou kunnen blijken dat er grond is de overschrijding van de beroepstermijn te verschonen. De eerder genoemde brief van 12 januari 2012 vermeldt dat het beroepschrift en de begeleidende brief op 31 maart 2011 per Falkcourier aan het hof zijn toegezonden, maar dat er geen afschrift verstrekt kan worden van de gedetailleerde administratieve vastlegging van de verzending.
3.4.
Behoudens bijzondere omstandigheden draagt de appellant het risico dat het beroepschrift eerst na de beroepstermijn ter griffie binnenkomt. In deze zaak zijn geen omstandigheden gesteld of gebleken die als dergelijke bijzondere omstandigheden zijn aan te merken.
3.5.
Op grond van het bovenstaande moet worden geoordeeld dat klaagster niet ontvankelijk is in haar hoger beroep.
3.6.
Het hiervoor gaande leidt tot de volgende beslissing.

4.De beslissing

Het hof:
- verklaart klaagster niet ontvankelijk in haar hoger beroep tegen de beslissing van de kamer van 3 maart 2011.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, J.C.W. Rang en C.P. Boodt en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 14 februari 2012 door de rolraadsheer.