GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 14 februari 2012 (bij vervroeging) in de zaak van:
[naam],
wonende te [gemeente],
APPELLANT,
gemachtigde:
mr. J.G.W. Bors, advocaat te Utrecht
[naam],
notaris te [gemeente],
GEÏNTIMEERDE,
gemachtigde:
mr. P.J.B. Koetsier,advocaat te Amsterdam.
1.
Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellant, verder klager, is bij een op 26 mei 2011 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Amsterdam, verder de kamer, van 28 april 2011, waarbij de kamer de klacht van klager tegen geïntimeerde, verder de
notaris, voor een deel gegrond heeft verklaard, onder oplegging van de maatregel van waarschuwing, en voor het overige ongegrond heeft verklaard.
1.2. Van de zijde van klager is op 14 oktober 2011 een aanvullend beroepschrift, gedateerd op 5 juli 2011, ter griffie van het hof ingekomen. Voorts zijn van klager op 11 en 12 december 2011 aanvullende producties ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. Van de zijde van de notaris is op 16 december 2011 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.4. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 22 december 2011, alwaar klager en de notaris – vergezeld van hun gemachtigden – zijn verschenen. Allen hebben het woord gevoerd, klager en de gemachtigden hebben pleitaantekeningen overgelegd.
2.
De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3.
De ontvankelijkheid van klager in zijn hoger beroep
3.1. De klacht van klager, zoals deze op 22 april 2010 bij de kamer werd ingediend, bestond uit 9 onderdelen. In zijn beslissing van 29 april 2010 heeft de voorzitter van de kamer de klachtonderdelen 1 tot en met 7 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Klager heeft tegen deze beslissing van de voorzitter verzet aangetekend. De kamer heeft het verzet niet-ontvankelijk verklaard bij beslissing van 14 september 2010 op de grond dat het verzet niet was ingesteld binnen de bij artikel 99 lid 6 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) bepaalde termijn van veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van de beslissing van de voorzitter. Op de klachtonderdelen 8 en 9 heeft de kamer vervolgens beslist bij de beslissing waarvan beroep.
3.2. In zijn hoger beroep stelt klager de klachtonderdelen1 t/m 7 opnieuw aan de orde. Op grond van artikel 99 lid 10 Wna staat echter tegen de beslissing van de kamer van 14 september 2010 geen rechtsmiddel open. Het hof is niet gebleken dat in de procedure, die geleid heeft tot de beslissing van de kamer van 14 september 2010 een zo fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet meer kan worden gesproken, zodat er aanleiding zou kunnen zijn het appelverbod te doorbreken. Klager kan dan ook in zoverre niet worden ontvangen in zijn hoger beroep.
3.3. Voor zover het hoger beroep betrekking heeft op de klachtonderdelen 8 en 9. waarop in de beslissing waarvan beroep is beslist, zal dit in het navolgende worden behandeld.
4.
De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
5.
De standpunten van partijen
5.1. Klager verwijt de notaris het volgende:
a. de notaris heeft, ondanks zijn toezegging daartoe, geen specificatie gegeven van zijn in rekening gebrachte werkzaamheden;
b. de notaris heeft, in zijn ten overstaan van de rechtbank Utrecht onder ede afgelegde getuigenverklaring van 10 februari 2010, niet de waarheid gesproken.
5.2. Klager heeft zijn hiervoor onder a. genoemde klacht uitgebreid in die zin dat de klacht ook betrekking heeft op de inhoud van de – inmiddels gegeven – specificatie.
5.3. Voor het overige blijken de standpunten van partijen uit de beslissing waarvan beroep.
6.
De beoordeling
6.1. Met betrekking tot de beide klachtonderdelen zoals weergegeven onder 5.1. heeft het onderzoek in hoger beroep niet geleid tot vaststelling van andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zicht verenigt.
6.2. Voor zover klager zijn klacht in hoger beroep heeft uitgebreid – zoals omschreven onder 5.2. – oordeelt het hof dat geen kennis kan worden genomen van klachten die voor het eerst in hoger beroep naar voren zijn gebracht. Het hof zal klager dan ook in zoverre niet ontvankelijk verklaren.
6.3. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.4. Het hiervoor overwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing.
7.
De beslissing
- verklaart klager niet ontvankelijk in zijn hoger beroep voor zover dit betrekking heeft op de met de beslissing van de kamer van 14 september 2010 afgedane onderdelen1 t/m 7 van zijn klacht;
- verklaart klager niet ontvankelijk in zijn klacht, zoals genoemd onder 5.2;
- bekrachtigt de beslissing waarvan beroep.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, A.M.A. Verscheure en C.P. Boodt en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 14 februari 2012 door de rolraadsheer.
KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN
TE AMSTERDAM
Beslissing van 28 april 2011 in de zaak met nummers 479267 NT 10-40 P in de zaak:
[naam],
wonende te [gemeente],
raadsman: mr J.A.Th. Spoor,
klager,
[naam],
notariste [gemeente].
Het verloop van de procedure
De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:
- klaagschrift met bijlagen van 21 april 2010;
- beslissing van de voorzitter van 29 april 2010;
- beslissing van de kamer van 14 september 2010;
- verweerschrift met bijlagen van 29 september 2010;
- repliek met bijlage van 25 november 2010;
- dupliek met bijlage van 19 januari 2011.
Bij beslissing van 29 april 2010 - die als hier ingelast en overgenomen wordt beschouwd en in fotokopie aan deze beslissing is gehecht - heeft de voorzitter van de kamer van toezicht de klachtonderdelen, vermeld in het klaagschrift onder 1 tot en met 7 als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen. Klager heeft tegen de beslissing van de voorzitter verzet aangetekend. De kamer van toezicht heeft het verzet niet-ontvankelijk verklaard bij beslissing van 14 september 2010, aangezien het verzet niet was ingesteld binnen de bij de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) bepaalde termijn van veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van de beslissing van de voorzitter. In die beslissing heeft de kamer voorts bepaald dat de notaris, zoals reeds vermeld in voornoemde beslissing van de voorzitter, diende te antwoorden op de klachtonderdelen genoemd onder 8 en onder 9 van het klaagschrift (hierna te noemen onder de nummers 2.1 en 2.2). Daarover dient de kamer derhalve nog uitspraak te doen.
Bij de mondelinge behandeling op 3 maart 2011 van de hiervoor genoemde klachtonderdelen waren klager, bijgestaan door zijn raadsman, en de notaris aanwezig. Beiden hebben het woord gevoerd, klager aan de hand van een pleitnotitie. Uitspraak is bepaald op 28 april 2011.