GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
NOTARIS- EN GERECHTSDEURWAARDERSKAMER
Bij vervroeging.
Beslissing van 6 november 2012 in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
APPELLANT,
[de notaris],
notaris te [vestigingsplaats],
GEÏNTIMEERDE.
1.
Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellant, verder klager, is bij een op 22 februari 2012 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met bijlagen – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te ‘s-Hertogenbosch, verder de kamer, van 16 februari 2012, waarbij de kamer klager niet ontvankelijk heeft verklaard in zijn klacht tegen geïntimeerde, verder de notaris, en voorts heeft bepaald dat een klacht over hetzelfde feitencomplex tegen de notaris door de kamer niet meer in behandeling zal worden genomen.
1.2. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 27 september 2012. Klager en de notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; klager aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.
2.
De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3.
De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
4.
De standpunten van partijen
De wederzijdse standpunten blijken uit de beslissing waarvan beroep.
5.
De beoordeling
5.1. Met de kamer is het hof van oordeel dat klager niet in zijn klacht kan worden ontvangen. De klacht heeft betrekking op de op 29 april 2008 door de notaris verleden leveringsakte. De klacht is op 25 augustus 2011 opgesteld en op 30 augustus 2011 bij de kamer voor ontvangst geboekt. Dit is buiten de in artikel 99 lid 12 Wet op het notarisambt (Wna) omschreven klachttermijn van drie jaar. Hierbij overweegt het hof dat voor de aanvang van de klachttermijn doorslaggevend is wanneer klager van het handelen of nalaten van de notaris kennis heeft genomen en niet wanneer hij tot de conclusie is gekomen dat dit handelen of nalaten onjuist is, wat daar verder van zij. Klager heeft niet betwist dat hij kennis had van het opstellen en verlijden van de leveringsakte, zoals de kamer in haar beslissing heeft overwogen. Voorts wordt opgemerkt dat de klachttermijn een zogenoemde vervaltermijn betreft, zodat stuiting van de termijn – anders dan in het geval van een verjaringstermijn – niet mogelijk is.
5.2. Het hof is van oordeel dat het de kamer niet vrij staat om te bepalen dat een klacht over hetzelfde feitencomplex tegen de notaris niet meer door de kamer in behandeling zal worden genomen. Voor de situatie die de kamer kennelijk op het oog had biedt de Wna (slechts) als oplossing de toepassing van artikel 99 lid 2 Wna, dat bepaalt dat de voorzitter na summier onderzoek de klacht terstond bij met redenen omklede beslissing kan afwijzen indien hij van oordeel is dat deze kennelijk niet ontvankelijk, dan wel kennelijk ongegrond is, of van onvoldoende gewicht. In zoverre dient de beslissing van de kamer te worden vernietigd.
5.3. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
6.
De beslissing
- vernietigt de bestreden beslissing voor zover daarbij is bepaald dat een klacht over hetzelfde feitencomplex tegen de notaris niet meer door de kamer in behandeling zal worden genomen;
- bekrachtigt de beslissing waarvan beroep voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, J.C.W. Rang en C.P. Boodt en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 6 november 2012 door de rolraadsheer.
KLN 11.21
16 februari 2012
DE KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN IN HET ARRONDISSEMENT 's-HERTOGENBOSCH
neemt de navolgende beslissing op de klacht van [klager], hierna te noemen klager, tegen [de notaris], notaris te [vestigingsplaats], hierna te noemen de notaris.