ECLI:NL:GHAMS:2012:4379

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 november 2012
Publicatiedatum
17 juli 2013
Zaaknummer
200 102 379/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen notaris over leveringsakte en ontvankelijkheid van de klacht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 november 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kamer van toezicht over notarissen en kandidaat-notarissen te 's-Hertogenbosch. De klacht van klager betreft een leveringsakte die op 29 april 2008 door de notaris is verleden. Klager heeft zijn klacht op 25 augustus 2011 ingediend, wat buiten de in artikel 99 lid 12 van de Wet op het notarisambt (Wna) vastgestelde termijn van drie jaar valt. Het hof overweegt dat de aanvang van de klachttermijn afhankelijk is van het moment waarop klager kennis heeft genomen van het handelen of nalaten van de notaris. Klager heeft niet betwist dat hij op de hoogte was van de leveringsakte, waardoor de klacht niet ontvankelijk is verklaard.

Het hof heeft vastgesteld dat de kamer van toezicht niet bevoegd is om te bepalen dat een klacht over hetzelfde feitencomplex niet meer in behandeling zal worden genomen. De Wna biedt hiervoor slechts de mogelijkheid om de klacht direct af te wijzen indien deze kennelijk ongegrond of niet ontvankelijk is. Het hof vernietigt daarom de beslissing van de kamer van toezicht voor zover deze betrekking heeft op de behandeling van klachten over hetzelfde feitencomplex, maar bekrachtigt de beslissing dat klager niet ontvankelijk is in zijn klacht. De uitspraak benadrukt het belang van de klachttermijn en de voorwaarden waaronder klachten tegen notarissen kunnen worden ingediend.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
NOTARIS- EN GERECHTSDEURWAARDERSKAMER
Bij vervroeging.
Beslissing van 6 november 2012 in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
APPELLANT,
t e g e n
[de notaris],
notaris te [vestigingsplaats],
GEÏNTIMEERDE.
1.
Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellant, verder klager, is bij een op 22 februari 2012 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met bijlagen – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te ‘s-Hertogenbosch, verder de kamer, van 16 februari 2012, waarbij de kamer klager niet ontvankelijk heeft verklaard in zijn klacht tegen geïntimeerde, verder de notaris, en voorts heeft bepaald dat een klacht over hetzelfde feitencomplex tegen de notaris door de kamer niet meer in behandeling zal worden genomen.
1.2. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 27 september 2012. Klager en de notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; klager aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.
2.
De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3.
De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
4.
De standpunten van partijen
De wederzijdse standpunten blijken uit de beslissing waarvan beroep.
5.
De beoordeling
5.1. Met de kamer is het hof van oordeel dat klager niet in zijn klacht kan worden ontvangen. De klacht heeft betrekking op de op 29 april 2008 door de notaris verleden leveringsakte. De klacht is op 25 augustus 2011 opgesteld en op 30 augustus 2011 bij de kamer voor ontvangst geboekt. Dit is buiten de in artikel 99 lid 12 Wet op het notarisambt (Wna) omschreven klachttermijn van drie jaar. Hierbij overweegt het hof dat voor de aanvang van de klachttermijn doorslaggevend is wanneer klager van het handelen of nalaten van de notaris kennis heeft genomen en niet wanneer hij tot de conclusie is gekomen dat dit handelen of nalaten onjuist is, wat daar verder van zij. Klager heeft niet betwist dat hij kennis had van het opstellen en verlijden van de leveringsakte, zoals de kamer in haar beslissing heeft overwogen. Voorts wordt opgemerkt dat de klachttermijn een zogenoemde vervaltermijn betreft, zodat stuiting van de termijn – anders dan in het geval van een verjaringstermijn – niet mogelijk is.
5.2. Het hof is van oordeel dat het de kamer niet vrij staat om te bepalen dat een klacht over hetzelfde feitencomplex tegen de notaris niet meer door de kamer in behandeling zal worden genomen. Voor de situatie die de kamer kennelijk op het oog had biedt de Wna (slechts) als oplossing de toepassing van artikel 99 lid 2 Wna, dat bepaalt dat de voorzitter na summier onderzoek de klacht terstond bij met redenen omklede beslissing kan afwijzen indien hij van oordeel is dat deze kennelijk niet ontvankelijk, dan wel kennelijk ongegrond is, of van onvoldoende gewicht. In zoverre dient de beslissing van de kamer te worden vernietigd.
5.3. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
6.
De beslissing
Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing voor zover daarbij is bepaald dat een klacht over hetzelfde feitencomplex tegen de notaris niet meer door de kamer in behandeling zal worden genomen;
- bekrachtigt de beslissing waarvan beroep voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, J.C.W. Rang en C.P. Boodt en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 6 november 2012 door de rolraadsheer.
KLN 11.21
16 februari 2012
DE KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN IN HET ARRONDISSEMENT 's-HERTOGENBOSCH
neemt de navolgende beslissing op de klacht van [klager], hierna te noemen klager, tegen [de notaris], notaris te [vestigingsplaats], hierna te noemen de notaris.

1.De procedure

1.1
Op 25 augustus 2011 heeft klager de klacht tegen de notaris ingediend.
1.2
De plaatsvervangend voorzitter van de kamer van toezicht heeft de zaak verwezen naar de volle kamer.
1.3
De kamer van toezicht heeft de klacht behandeld op de openbare vergadering van 19 januari 2012. Klager is verschenen. De notaris is eveneens verschenen.

2.De feiten

2.1
Notaris [W.] (inmiddels oud-notaris) heeft op 25 juli 1993 een verklaring van erfrecht opgemaakt naar aanleiding van het overlijden van [naam], de echtgenoot van de moeder van klager,[naam].
2.2
Door notaris[S.] van [notariskantoor] is op 29 april 2008 een akte van levering verleden met betrekking tot de onroerende zaak te[adres].

3.De klacht en het verweer daartegen

3.1
Klager stelt, zakelijk weergegeven, het navolgende.
De notaris heeft nagelaten bij het opstellen van de akte van levering te onderzoeken of de vermelding ‘Wat betreft de erfdelen van zijn kinderen, belast met gemeld vruchtgebruik ten behoeve van hun moeder’ terecht was vermeld in de verklaring van erfrecht, opgemaakt door oud-notaris [W.] op 5 april 1994 (de kamer van toezicht begrijpt dat wordt bedoeld: 25 juli 1993).
3.2
De notaris stelt, zakelijk weergegeven, het navolgende.
Het is niet vreemd om vruchtgebruik te veronderstellen in de akte van levering. In de brief van klager van 16 maart 2008 benoemt klager zijn moeder als vruchtgebruikster. In de brief van de gevolmachtigde, de heer [C.], van 21 april 2008 staat vermeld dat geen gebruik wordt gemaakt van het vruchtgebruik. De klacht dient ongegrond te worden verklaard.

4.De beoordeling

4.1
Ingevolge artikel 99, twaalfde lid, van de Wet op het notarisambt kan een klacht worden ingediend binnen drie jaren na de dag waarop klager kennis heeft genomen van het handelen of nalaten van een notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven.
4.2
In de onderhavige zaak klaagt klager over het handelen van de notaris met betrekking tot de akte van levering van 29 april 2008. Uit de stukken blijkt dat klager kennis had van het opstellen en verlijden van deze akte. Dat blijkt onder meer uit de door klager overgelegde brief van 16 maart 2008 waarin het opmaken van deze akte alsmede de verleende volmacht aan de zwager van klager ter sprake komt.
4.3
De klacht is op 25 augustus 2011 opgesteld en op 30 augustus 2011 bij de kamer van toezicht voor ontvangst geboekt. Uit het voorgaande blijkt dat de klacht is ingediend nadat drie jaren zijn verstreken sinds 29 april 2008. De kamer van toezicht is dan ook van oordeel dat klager niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.
4.4
Ten overvloede overweegt de kamer van toezicht gezien de grote hoeveelheid klachten tegen dezelfde notaris over telkens hetzelfde onderwerp dat een klacht over hetzelfde feitencomplex tegen [de notaris] door de kamer van toezicht niet meer in behandeling zal worden genomen.

4.De beslissing

De kamer van toezicht:
verklaart klager niet-ontvankelijk in de klacht;
bepaalt dat een klacht over hetzelfde feitencomplex tegen [de notaris] door de kamer van toezicht niet meer in behandeling zal worden genomen.
Aldus gegeven te 's-Hertogenbosch door mr. J.P.M. van der Ham, plaatsvervangend voorzitter,
mr. M.A.M. Kessels, mr. J.J.G.M. Kuijpers, leden, mr. P.M. Knaapen en mr. J.L.G.M. Mertens, plaatsvervangende leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 februari 2012, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Hoger beroep tegen vorenstaande beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift  binnen dertig dagen na dagtekening van het aangetekend schrijven waarbij van deze beslissing is kennis gegeven - bij het gerechtshof te Amsterdam, postadres: postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.