Uitspraak
Beslissing van 14 februari 2012 in de zaak onder rekestnummer 200.089.131/01 NOT van:
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft klager, die zich in hoger beroep heeft gesteld, een klacht ingediend tegen de notaris. De klacht betreft de opstelling van een testament voor de zus van klager, waarin geen rekening is gehouden met haar aandeel in de nalatenschap van hun moeder. De kamer van toezicht over de notarissen te Arnhem heeft op 16 mei 2011 de klacht deels gegrond en deels ongegrond verklaard, en heeft de notaris een waarschuwing opgelegd. Klager was het niet eens met deze beslissing en heeft op 16 juni 2011 hoger beroep ingesteld.
De behandeling van de zaak vond plaats op 19 januari 2012, waarbij klager aanwezig was en zijn standpunt toelichtte aan de hand van een pleitnotitie. De notaris kon echter niet verschijnen vanwege ziekte, maar gaf aan geen bezwaar te hebben tegen een behandeling in zijn afwezigheid. Het hof heeft kennisgenomen van de stukken van de eerste instantie en de ingediende verweerschriften.
Het hof oordeelt dat het onvoldoende voorgelicht is door de notaris en besluit de behandeling van de zaak aan te houden. De griffier wordt verzocht de notaris op te roepen om alsnog ter zitting te verschijnen en het dossier mee te nemen. Klager zal ook opnieuw worden opgeroepen, en het is aan hem om te beslissen of hij ter zitting verschijnt. De beslissing van het hof houdt in dat het onderzoek wordt heropend en de behandeling wordt geschorst tot een nader te bepalen datum.