ECLI:NL:GHAMS:2012:4354

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 juli 2012
Publicatiedatum
23 juni 2013
Zaaknummer
200.099.044/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen notaris en beoordeling van de Kamer van Toezicht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 juli 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te 's-Gravenhage. De appellant, hierna klager genoemd, had op 12 december 2011 hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de Kamer van 16 november 2011, waarin de klacht van klager tegen de notaris ongegrond was verklaard. De zaak werd behandeld op een openbare zitting op 7 juni 2012, waar zowel klager als de notaris aanwezig waren en hun standpunten hebben toegelicht.

Het hof heeft de feiten vastgesteld op basis van de eerdere beslissing van de Kamer, waartegen geen bezwaar was gemaakt door partijen. Klager had de notaris verweten dat deze hem niet van dienst was geweest en hem maandenlang had tegengewerkt in een civiele zaak, terwijl de notaris had volstaan met het geven van een gemotiveerd verweer. Het hof oordeelde dat het hoger beroep niet leidde tot andere conclusies dan die van de Kamer van Toezicht. Het hof bekrachtigde de beslissing van de Kamer, waarbij werd vastgesteld dat klager niet voldoende had onderbouwd wat hij de notaris verwijt.

De beslissing van het hof houdt in dat de klacht ongegrond is verklaard, en dat de notaris niet in strijd heeft gehandeld met de tuchtnorm zoals bedoeld in de Wet op het notarisambt. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 3 juli 2012, en de betrokken partijen zijn op de hoogte gesteld van deze beslissing.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
NOTARIS- EN GERECHTSDEURWAARDERSKAMER
Bij vervroeging.
Beslissing van 3 juli 2012 in de zaak van:
[naam],
wonende te [gemeente],
APPELLANT,
t e g e n
[naam],
notaris te [gemeente],
GEÏNTIMEERDE.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Van de zijde van appellant, verder klager, is bij een op 12 december 2011 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met één bijlage – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te ‘s-Gravenhage, verder de kamer, van 16 november 2011, waarbij de kamer de klacht van klager tegen geïntimeerde, verder de notaris, ongegrond heeft verklaard.
1.2.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 7 juni 2012. Klager en de notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd, klager aan de hand van een pleitnota.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.

4.De standpunten van partijen

De standpunten van partijen blijken uit de beslissing waarvan beroep.

5.De beoordeling

5.1.
Het hoger beroep heeft niet geleid tot de vaststelling van andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die zijn vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt, met dien verstande dat het hof de overwegingen van de kamer in de tweede alinea onder het hoofdje
De beoordeling van de klachtvan de bestreden beslissing aldus leest dat klager heeft nagelaten genoegzaam te onderbouwen hetgeen hij de notaris verwijt.
5.2.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing

6.De beslissing

Het hof:
- bekrachtigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, A.D.R.M. Boumans en C.P. Boodt en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 3 juli 2012 door de rolraadsheer.
Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-Notarissen’s-Gravenhage
Beslissing van 16 november 2011inzake de klacht onder nummer
11-10van:
[naam],
hierna ook te noemen: klager,
tegen
[naam],
notaris te [gemeente],
hierna ook te noemen: de notaris.
De procedure
De Kamer heeft kennisgenomen van:
  • de klachtbrief, ingekomen op 11 april 2011, met bijlagen;
  • het antwoord van de notaris;
  • de repliek van klager, met bijlagen;
  • de dupliek van de notaris.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 oktober 2011.
Daarbij waren aanwezig:
  • klager;
  • de notaris.
Van het verhandelde is proces­verbaal opgemaakt met daaraan gehecht de door klager ter zitting overgelegde pleitaantekeningen.
De feiten
Klager heeft op 2 augustus 2010 een offerte van de notaris voor het opmaken van een hypotheekakte geaccepteerd. Op 4 augustus 2010 heeft de notaris de hypotheekopdracht van de ING-bank [hierna: de bank] ontvangen voor het vestigen van het recht van eerste hypotheek voor de bank in verband met een geldlening aan klager. Toen de notaris uit haar kadastrale recherche bleek dat er een conservatoir beslag tot levering op het betreffende onderpand was gelegd, heeft zij hierover contact opgenomen met de gerechtsdeurwaarder die het beslag heeft gelegd en vervolgens via een van haar medewerkers contact gehad met de advocaat van de heer [naam], voor wie het beslag was gelegd. De advocaat heeft toen de notaris kopie gezonden van het verstekvonnis krachtens welke het beslag was gelegd.
Nadat klager bij brief van 12 oktober 2010 de notaris heeft laten weten dat de offerte bij de bank zo nodig met zes maanden zou worden verlengd en dat het beslag zou worden opgeheven, liet klager op 11 januari 2011 telefonisch aan de notaris weten dat het beslag nog niet was opgeheven en gaf hij de notaris opdracht om het dossier te sluiten. Bij brief van 12 januari 2011 heeft de notaris klager meegedeeld dat het dossier was gesloten onder toezending aan klager van een declaratie voor de tot dan verrichte werkzaamheden.
Nadat klager op 20 januari 2011 bij e-mail de notaris bericht had dat de bank geen bezwaar meer zou hebben tegen het passeren van de hypotheekakte, zulks met het verzoek daarom alsnog deze akte te passeren, heeft de notaris klager bij e-mail verzocht om bewijs aan te leveren van de toestemming van de bank, aangezien uit de kadastrale recherche bleek dat het beslag niet was opgeheven. De bank bevestigde op 21 en 25 januari 2011 telefonisch aan de notaris dat de bank geen toestemming voor het passeren van de hypotheekakte zou geven zolang er nog beslag op het onderpand was.
Klager heeft de declaratie van de notaris nog niet betaald.
De klacht en het verweer van de notarissen
Klager verwijt de notaris  zakelijk weergegeven  dat de notaris klager als haar klant niet van dienst is geweest, maar klager maandenlang heeft tegengewerkt, met de tegenpartij van klager heeft meegewerkt in een civiele zaak, haar ambtsgeheim heeft geschonden en voor die maandenlange tegenwerking betaling heeft gevorderd van klager.
De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
De beoordeling van de klacht
Volgens artikel 98 van de Wet op het notarisambt [Wna] zijn notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als notarissen of kandidaat-notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris of kandidaat-notaris niet betaamt.
Naar het oordeel van de Kamer van Toezicht heeft klager hetgeen hij de notaris verwijt, niet onderbouwd noch aannemelijk gemaakt.
De Kamer gaat er daarom, mede in het licht van de voormelde vaststaande feiten, van uit dat de notaris terecht de hypotheekakte niet gepasseerd heeft, gelet op het conservatoir beslag tot levering van het betrokken pand en het ontbreken van toestemming van de ING-bank als belanghebbende tot het passeren van de hypotheekakte.
Gelet hierop is de Kamer van Toezicht van oordeel dat de notaris niet in strijd gehandeld heeft met de tuchtnorm als bedoeld in artikel 98 Wna. De Kamer zal de klacht daarom op alle onderdelen ongegrond verklaren.
De beslissing
De Kamer voornoemd verklaart de klacht ongegrond op alle onderdelen.
Deze beslissing is gegeven door mrs. P.A. Koppen, voorzitter, G.P. van Ham, J.Z. Moree, J. Smal en L.G. Vollebregt, en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. A. Saab, in het openbaar uitgesproken op 16 november 2011.
Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam, binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief.