ECLI:NL:GHAMS:2012:4351

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 november 2012
Publicatiedatum
23 juni 2013
Zaaknummer
200.094.403-01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kamer van toezicht over notaris met betrekking tot uitbetaling verkoopopbrengst

In deze zaak heeft klager, die zich in hoger beroep heeft gesteld tegen een eerdere beslissing van de kamer van toezicht over notarissen, zijn bezwaren geuit tegen het handelen van de notaris. Klager stelt dat de notaris onder druk van zijn moeder heeft gehandeld bij de uitbetaling van gelden, maar heeft dit onvoldoende onderbouwd. Het hof heeft vastgesteld dat het beginsel ne bis in idem van toepassing is, wat betekent dat klager niet opnieuw kan worden gehoord over dezelfde klacht die eerder is behandeld. De klacht van klager, die zich richtte tegen het handelen van de notaris in strijd met een schriftelijke opdracht, is in wezen gelijk aan een eerdere klacht die al door het hof is beoordeeld. Het hof heeft de eerdere beslissing van de kamer van toezicht vernietigd en klager niet ontvankelijk verklaard in zijn nieuwe klacht. De uitspraak van het hof benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid in het notariële tuchtrecht en bevestigt dat eerdere uitspraken bindend zijn voor nieuwe procedures.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
NOTARIS- EN GERECHTSDEURWAARDERSKAMER
Bij vervroeging.
Beslissing van 6 november 2012 in de zaak van:
[klager],
wonende te [woonplaats],
APPELLANT,
t e g e n
[de notaris],
notaris te [plaats],
GEÏNTIMEERDE.
1.
Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellant, verder klager, is bij een op 23 september 2011 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met bijlage – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te ‘s-Hertogenbosch, verder de kamer, van 15 september 2011, waarbij de kamer klager niet ontvankelijk heeft verklaard in zijn klacht tegen geïntimeerde, verder de notaris.
1.2. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 27 september 2012. Klager en de notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd. Klager aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota, met daaraan een brief gehecht. De notaris heeft ter zitting een tweetal brieven en een conclusie van antwoord overgelegd, die door het hof (met instemming van klager) bij de processtukken zijn gevoegd.
2.
De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3.
De feiten
Het hof verwijst voor de feiten kortheidshalve naar hetgeen is vermeld onder “De feiten” in de beslissing van de kamer van 21 oktober 2010 (bekend onder KLN 09.25) - naar welke feiten in appel door dit hof in zijn beslissing van 3 mei 2011 (zaaknummer: 200.076.156/01) is verwezen - nu die beslissing van de kamer is gebaseerd op hetzelfde feitencomplex als die in de onderhavige klachtprocedure aan de orde is.
4. 4.
Het standpunt van klager
4.1. Klager verwijt de notaris dat hij een opdracht van de heer[naam] heeft gekregen om als behandelend notaris op te treden, maar vervolgens stelt naar een opdracht van de moeder van klager te hebben gehandeld.
4.2. Tevens verwijt klager de notaris dat hij, als hij een opdracht van de moeder van klager heeft uitgevoerd, heeft gehandeld in strijd met de schriftelijke opdracht die hij had gekregen van zijn werkelijke opdrachtgever, zoals uit de akte van volmacht volgt.
5.
Het standpunt van de notaris
De notaris heeft de stellingen van klager betwist en zich verweerd als volgt. De notaris is het eens met de beslissing van de kamer. De moeder van klager heeft de notaris opdracht gegeven om tot uitbetaling van de verkoopopbrengst over te gaan en de notaris heeft deze opdracht uitgevoerd nu alle betrokkenen blijkbaar ervan uitgingen dat de moeder van klager het vruchtgebruik van de nalatenschap van de vader van klager had.
6.
De beoordeling
6.1. Klager heeft in zijn beroepschrift toegelicht dat de grondslag van het klachtonderdeel zoals hiervoor weergegeven onder 4.1. zich richt tegen de bewering van de notaris dat hij overleg heeft gehad met de moeder van klager over de uitbetaling van de erfdelen. Klager heeft ter zitting aangevoerd dat de notaris, in het geval de moeder van klager druk op de notaris heeft uitgeoefend om tot uitbetaling over te gaan, niet voor die druk had mogen zwichten. Het hof is van oordeel dat klager hiermee kennelijk niet langer uitsluit dat er overleg tussen de moeder van klager en de notaris heeft plaatsgehad over het uitbetalen van de gelden. Dit brengt mee dat klager dit klachtonderdeel, tegenover het verweer van de notaris, onvoldoende heeft onderbouwd, zodat het ongegrond zal worden verklaard.
6.2. Met betrekking tot het hiervoor onder 4.2. weergegeven klachtonderdeel overweegt het hof als volgt. Het is vaste rechtspraak van het hof dat het strafrechtelijke beginsel ne bis in idem – inhoudende dat niemand mag worden berecht of gestraft voor hetzelfde feit waarover reeds bij definitieve einduitspraak is beslist – ook van toepassing is binnen het notariële tuchtrecht. Het hof is van oordeel dat de klacht voor zover die ziet op het handelen van de notaris in strijd met de schriftelijke opdracht die de notaris van [naam] had, in de kern dezelfde inhoud en strekking heeft als de reeds eerder door klager tegen de notaris ingediende klacht met betrekking tot het ten onrechte uitbetalen van de verkoopopbrengst van het pand[naam] door de notaris op de rekening van de moeder van klager, waarover in appel door dit hof in de hiervoor onder de feiten genoemde uitspraak van 3 mei 2011 onherroepelijk is beslist. Dit leidt ertoe dat klager niet ontvankelijk moet worden verklaard in dit klachtonderdeel.
6.3. Nu het hof tot een andere beslissing is gekomen dan de kamer, kan de beslissing van de kamer niet in stand blijven.
6.4. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven.
6.5. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
7.
De beslissing
Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing en opnieuw rechtdoende;
- verklaart het klachtonderdeel zoals weergegeven onder 4.1. ongegrond;
- verklaart klager niet ontvankelijk in zijn klachtonderdeel zoals weergegeven onder 4.2.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, J.C.W. Rang en C.P. Boodt en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 6 november 2012 door de rolraadsheer.
KLN 11.06
15 september 2011
DE KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN IN HET ARRONDISSEMENT 's-HERTOGENBOSCH
neemt de navolgende beslissing op de klacht van [klager], hierna te noemen klager, tegen [de notaris], notaris te [plaats], hierna te noemen de notaris.

1.De procedure

1.1
Op 30 maart 2011 heeft klager een klacht geformuleerd tegen de notaris.
1.2
De plaatsvervangend voorzitter van de kamer van toezicht heeft de zaak verwezen naar de volle kamer.
1.3
De kamer van toezicht heeft de klacht behandeld ter openbare vergadering van 21 juli 2011. Klager is verschenen. De notaris is hoewel behoorlijk hiertoe opgeroepen niet verschenen.

2.De beoordeling

2.1
De kamer van toezicht is van oordeel dat de klacht dezelfde inhoud en strekking omvat als de reeds eerder door klager aanhangig gemaakte klacht met het kenmerk KLN 09.25 en het daarop volgende appel voor de Notariskamer van het gerechtshof te Amsterdam (beslissing van 3 mei 2011 met het kenmerk 2000.076.156/01 NOT).
Het processuele beginsel ‘ne bis in idem’ staat eraan in de weg om hier nogmaals over te oordelen. Klager wordt daarom niet ontvankelijk verklaard in zijn klacht.

5.De beslissing

De kamer van toezicht:
verklaart klager niet ontvankelijk in zijn klacht.
Aldus gegeven te 's-Hertogenbosch door mr. S.J.G.N.M. Willard, plaatsvervangend voorzitter,
mr. M.A.M. Kessels, mr. M.H.G. Giesbers, leden, mr. H.G. Robers en mr. G. Pooters, plaatsvervangende leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 september 2011, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Hoger beroep tegen vorenstaande beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift  binnen dertig dagen na dagtekening van het aangetekend schrijven waarbij van deze beslissing is kennis gegeven - bij het gerechtshof te Amsterdam, postadres: postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.