Uitspraak
Het geding in hoger beroep
De stukken van het geding
De ontvankelijkheid van het hoger beroep
De beslissing
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door klager tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de kamer van toezicht over notarissen, die op 12 juni 2012 de klacht van klager tegen de notaris als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. Klager heeft op 14 juni 2012 verzet aangetekend tegen deze beslissing. Het Gerechtshof Amsterdam heeft de zaak behandeld op 27 september 2012, waarbij zowel klager als de notaris aanwezig waren. De kern van de zaak draait om de vraag of de notaris klager heeft willen afschrikken door kosten in rekening te brengen voor de behandeling van klachten, wat klager als onterecht beschouwt. Het hof oordeelt dat de plaatsvervangend voorzitter de klacht ten onrechte als ongegrond heeft afgewezen, omdat de klacht niet alleen over de declaratie gaat, maar ook over de houding van de notaris. Het hof verklaart klager niet ontvankelijk in zijn hoger beroep, maar de kamer van toezicht oordeelt dat de klacht gegrond is en dat de notaris niet zonder opdracht kosten bij klager in rekening mag brengen. De kamer van toezicht verklaart het verzet gegrond en de klacht gegrond, zonder oplegging van een tuchtrechtelijke maatregel.