GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
NOTARIS- EN GERECHTSDEURWAARDERSKAMER
Bij vervroeging.
Beslissing van 6 november 2012 in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
APPELLANT,
[de notaris],
notaris te [vestigingsplaats],
GEÏNTIMEERDE.
1.
Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellant, verder klager, is bij een op 29 maart 2012 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met bijlage – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te ‘s-Hertogenbosch, verder de kamer, van 15 maart 2012, waarbij de kamer de klacht van klager tegen geïntimeerde, verder de notaris, ongegrond heeft verklaard.
1.2. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 27 september 2012. Klager en de notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; klager aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.
2.
De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3.
De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
4.
Het standpunt van klager
Klager verwijt de notaris dat hij in zijn zorgplicht is tekortgeschoten bij het opstellen van het testament van de moeder van klager, verder erflaatster, van 15 oktober 2007, nu de notaris de wilsbekwaamheid van erflaatster niet heeft gecontroleerd aan de hand van het Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid van de KNB, verder het Stappenplan, en in haar testament een clausule is opgenomen die in strijd is met artikel 4:4 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek.
5.
Het standpunt van de notaris
De notaris heeft de stellingen van klager betwist en zich als volgt verweerd. In Nederland geldt als uitgangspunt dat een ieder bevoegd is bij testament over zijn nalatenschap te beschikken, tenzij aannemelijk is dat hij dat niet meer kan. Erflaatster kwam zelf met het voorstel voor de gewraakte clausule. Zij wist heel goed waarover zij het had en had daarover goed nagedacht. Er waren geen omstandigheden die aanleiding gaven te vermoeden dat erflaatster niet wilsbekwaam was. Het Stappenplan is een hulpmiddel, maar er was geen aanleiding het Stappenplan toe te passen.
6.
De beoordeling
6.1. Klager heeft in zijn beroepschrift toegelicht dat zijn klacht niet ziet op de nietigheid van de clausule, maar op de ongebruikelijkheid ervan, die voor de notaris aanleiding had moeten zijn om het Stappenplan toe te passen. Het hof zal deze toelichting in zijn beoordeling betrekken.
6.2. Geoordeeld wordt als volgt. Door klager is gesteld dat er verschillende indicatoren aanwezig waren om te vermoeden dat erflaatster niet wilsbekwaam was ten tijde van het opmaken en passeren van het testament en dat deze indicatoren voor de notaris aanleiding hadden moeten zijn om het Stappenplan toe te passen.
Als feitelijke omstandigheden heeft klager het volgende aangevoerd:
- de in het testament opgenomen clausule is zeer ongebruikelijk;
- erflaatster woonde in een bejaardentehuis;
- erflaatster was dementerende;
- erflaatster heeft meermalen op de gesloten afdeling van het bejaardentehuis verbleven;
- de volmacht tot verkoop uit 2003 en de hevige discussie bij het transport van die akte, waarbij de notaris betrokken was geweest; erflaatster had toen een andere wil.
6.3. Naar het oordeel van het hof rechtvaardigden de vorenstaande feiten en omstandigheden niet het vermoeden dat erflaatster bij het opstellen van haar testament niet wilsbekwaam was. Het hof acht de in het testament opgenomen clausule niet dermate bijzonder dat dat voor de notaris aanleiding moest zijn extra behoedzaamheid te betrachten. Hetzelfde heeft te gelden voor de omstandigheid dat erflaatster in een bejaardentehuis woonde; niet is gebleken dat erflaatster ten tijde van de voorbespreking en het passeren van het testament op een gesloten afdeling van het bejaardentehuis verbleef. De notaris was niet gehouden in de voorbespreking met erflaatster te onderzoeken welke (overige) indicatoren aanwezig zouden kunnen zijn, als de inhoud van het gesprek alsmede de wijze waarop erflaatster zich presenteerde, daartoe geen aanleiding gaf. De notaris heeft in dit verband verklaard dat erflaatster zelf met het voorstel voor de clausule kwam en heel goed wist waarover zij het had. Klager heeft zijn stelling dat erflaatster dementerende was niet nader onderbouwd en daarmee onvoldoende aannemelijk gemaakt. Voorts wordt klager niet gevolgd in zijn argument dat de omstandigheid dat erflaatster in 2003 een andere wil had, een indicator zou zijn geweest. Wat van deze niet nader onderbouwde stelling ook zij, het testament is vier jaar nadien opgemaakt en het is niet ongebruikelijk dat iemand na verloop van tijd van gedachten verandert. De notaris heeft naar het oordeel van het hof aannemelijk gemaakt dat hij tijdens de voorbespreking en het passeren van het testament voldoende alert is geweest op de wilsbekwaamheid van erflaatster en geen aanleiding had om aan de wilsbekwaamheid te twijfelen. Het feit dat de notaris onder deze omstandigheden het Stappenplan niet heeft toegepast, acht het hof niet laakbaar. De klacht is dan ook ongegrond.
6.4. Nu het hof op andere gronden tot zijn beslissing is gekomen dan de kamer, kan de beslissing van de kamer niet in stand blijven.
6.5. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven.
6.6. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
7.
De beslissing
- vernietigt de bestreden beslissing en opnieuw rechtdoende;
- verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, J.C.W. Rang en C.P. Boodt en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 6 november 2012 door de rolraadsheer.
DE KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN IN HET ARRONDISSEMENT 's-HERTOGENBOSCH
neemt de volgende beslissing op de klacht van [klager], hierna te noemen klager, tegen [de notaris], notaris te [vestigingsplaats], hierna te noemen de notaris.