ECLI:NL:GHAMS:2012:4274

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 december 2012
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
200.104.111-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor het aanbrengen van een airco-installatie door de Vereniging van Eigenaars

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 december 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van de Vereniging van Eigenaars (VVE) om toestemming te verlenen voor het aanbrengen van een airco-installatie door Bouwinvest Dutch Institutional Retail Fund N.V. De VVE had zonder redelijke grond toestemming geweigerd, wat leidde tot een verzoek om vervangende machtiging op basis van artikel 5:121 BW. De VVE, die een aandeel van 18,73% in de VVE had, stelde dat de plaatsing van de airco-installatie het architectonisch uiterlijk van het gebouw wijzigde en dat er geen toestemming was verleend. Bouwinvest, als eigenaar van het gehuurde, had de airco-installatie reeds geplaatst zonder voorafgaande goedkeuring van de VVE.

Het hof oordeelde dat de VVE de gevraagde toestemming zonder redelijke grond had geweigerd. De VVE had erkend dat de airco-installatie geen geluidshinder of stank veroorzaakte en dat de klachten van bewoners niet voldoende onderbouwd waren. Het hof concludeerde dat de plaatsing van de airco-installatie niet in strijd was met de redelijkheid en billijkheid, en dat de VVE niet gerechtigd was om de toestemming te weigeren. De kantonrechter had terecht een vervangende machtiging verleend, en de bestreden beschikking werd bekrachtigd. De VVE werd in de proceskosten van het hoger beroep verwezen, terwijl Bouwinvest in het incidenteel appel werd verworpen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
BESCHIKKING
in de zaken van:
de vereniging VERENIGING VAN EIGENAARS WOON, WINKEL EN VOORZIENINGENCENTRUM ‘DE AKER’ TE AMSTERDAM,
gevestigd te Amsterdam,
APPELLANTE in het principaal appel,
GEÏNTIMEERDE in het incidenteel appel,
advocaat:
mr. S.J. Schoonhovente Zeist,
t e g e n
de naamloze vennootschap
BOUWINVEST DUTCH INSTITUTIONAL RETAIL FUND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
GEÏNTIMEERDE in het principaal appel,
APPELLANTE in het incidenteel appel,
advocaat:
mr. M. van Schiete Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna de VVE en Bouwinvest genoemd.
De VVE is bij verzoekschrift met producties, dat op 19 maart 2012 ter griffie van het hof is ingekomen, in hoger beroep gekomen van de beschikking van de rechtbank te Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 20 december 2011, onder kenmerk EA 11-891 tussen partijen gegeven. Het beroepschrift strekt ertoe – samengevat - dat het hof genoemde beschikking gedeeltelijk zal vernietigen en het verzoek van Bouwinvest om een vervangende machtiging ex artikel 5:121 BW alsnog zal afwijzen, met veroordeling van Bouwinvest in de proceskosten van beide instanties, uitvoerbaar bij voorraad.
Op 10 april 2012 zijn aanvullende stukken van de VVE ingekomen ter griffie van het hof.
Op 25 mei 2012 heeft Bouwinvest een verweerschrift tevens houdend incidenteel appel ingediend ter griffie van het hof. In het principaal appel heeft Bouwinvest het hof verzocht de VVE niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep, althans dit af te wijzen. In het incidenteel appel heeft Bouwinvest het hof verzocht om, met vernietiging van de bestreden beschikking, haar alsnog in haar inleidend verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, althans de bestreden beschikking te bekrachtigen, met veroordeling van de VVE in de proceskosten van beide instanties, uitvoerbaar bij voorraad.
Bij verweerschrift in incidenteel appel, ingekomen ter griffie van het hof op 16 augustus 2012, heeft de VVE het hof verzocht Bouwinvest in het incidenteel appel niet-ontvankelijk te verklaren, met veroordeling van Bouwinvest in de kosten van het incidenteel appel.
Desgevraagd heeft de VVE op 28 augustus 2012 kleurenkopieën van producties bij het verweerschrift in eerste aanleg aan het hof doen toekomen.
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgevonden op 25 september 2012. Bij die gelegenheid zijn namens de VVE [getuige 1], beheerder, en [getuige 2], voorzitter, verschenen, met mr. Schoonhoven voornoemd, die het standpunt van de VVE nader heeft toegelicht aan de hand van een door hem aan het hof overgelegde pleitnota. Namens Bouwinvest is verschenen [getuige 3], asset manager, [getuige 4], werkzaam bij de beheerder, en [getuige 5], met mr. Van Schie voornoemd. Tevens is namens de Stichting Amsterdamse Gezondheidscentra (hierna: SAG), belanghebbende, verschenen [getuige 6], bestuurder, en [getuige 7] mr. T. Hovers, advocaat te Amsterdam. Zij allen zijn gehoord.
Vervolgens is uitspraak bepaald.

2.Feiten

2.1
Bouwinvest is eigenaar van de bedrijfsruimte aan de A. Reitsmakade 34 te Amsterdam (hierna: het gehuurde). Het gehuurde maakt deel uit van het complex “De Aker”, bestaande uit vier appartementsrechten, betrekking hebbend op de bedrijfsruimten, de woningen, de school en de traforuimte.
2.2
In de akte van splitsing is appartementsrecht 1, betrekking hebbende op de bedrijfsruimte, omschreven als volgt, voor zover relevant:
“Het appartementsrecht, rechtgevende op het uitsluitend gebruik van de bedrijfsruimten gelegen op de begane grond en de bedrijfsruimten en een speelplaats op de eerste verdieping”
2.3
Bouwinvest verhuurt het gehuurde sinds 1 mei 2000 aan SAG, die daarin een gezondheidscentrum exploiteert. De beheerder van het gehuurde is Actys Retail B.V.
2.4
Bouwinvest is lid van de VVE, met een aandeel van 18,73%. De eigenaren van de woningen, verenigd in de VVE De Dukaat, hebben een aandeel van 70,86% in de VVE en de gemeente Amsterdam het restant van 10,4%.
2.5
In de akte van splitsing van het complex is het splitsingsreglement opgenomen, waarin de volgende bepalingen zijn opgenomen, voor zover relevant:

Artikel 9
1. Tot de gemeenschappelijke gedeelten en gemeenschappelijke zaken worden ondermeer gerekend, voor zover aanwezig:
a. de funderingen, de dragende betonnen wanden en muren en de kolommen, het ruwe metselwerk, alsmede de vloeren – met uitzondering van de afwerklagen in de privé gedeelten -, de buitengevels, waaronder niet begrepen de raamkozijnen met glas en de deuren welke zich in de buitengevel bevinden of de scheiding vormen tussen het gemeenschappelijk en het privé gedeelte, de balkonconstructies met de daarop aangebrachte hekwerken de galerijconstructies en de arcadenconstructie, de grond gelegen onder de arcaden, de openbare onderdoorgangen, de daken, de schachten, rookgasafvoerkanalen en de ventilatiekanalen, het opgetilde maaiveld(daktuin), zoals op de aan deze akte gehechte tekening aangegeven;
b. de technische installaties met de daarbij behorende leidingen, met name voor de stadsverwarming, de leidingen voor de afvoer van hemelwater en de riolering, de leidingen voor water en de electriciteits- en telefoonleidingen.
2.
Niet gemeenschappelijk zijn:
De puien van de winkels, waaronder begrepen de raamkozijnen met glas en de deuren.
3. Het is een eigenaar of gebruiker zonder toestemming van de vergadering niet toegestaan veranderingen aan te brengen in de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken, ook als deze zich in de privé gedeelten bevinden.
Artikel 10
Indien er twijfel bestaat of een gedeelte van het gebouw of een zaak al dan niet tot de gemeenschappelijke gedeelten en/of de gemeenschappelijke zaken behoort, wordt hierover beslist door de vergadering.
Artikel 11
Iedere eigenaar en gebruiker heeft het gebruik van de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken volgens de bestemming daarvan. (…)
Artikel 13
1. Iedere op-, aan- of onderbouw zonder toestemming van de vergadering en onverminderd het bepaalde in de erfpachtvoorwaarden is verboden.
(…)
Artikel 14
De eigenaars en gebruikers mogen zonder toestemming van de vergadering geen verandering in het gebouw aanbrengen, waardoor het architectonisch uiterlijk of de constructie ervan gewijzigd zou worden. De toestemming kan niet worden verleend indien de hechtheid van het gebouw door de verandering in gevaar zou worden gebracht.
(…)
Artikel 18
1. (…)
Voor wat betreft het appartementsrecht met het indexnummer 1, behoort eveneens met name tot het onderhoud van zijn privé-gedeelte, onder meer de (winkel)puien, de (winkel)deuren, de (winkel)entreepartijen en de deuren en ramen met bijbehorende kozijnen met het glas (…)
Artikel 24
(…)5. Niettegenstaande de ingebruikgeving van een privé gedeelte aan een ander, blijft de eigenaar aansprakelijk voor de verplichtingen die uit het reglement voortvloeien. (…)
(…)
Artikel 38
1. De vergadering beslist over het beheer van de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken en rechten, voorzover de beslissing hierover niet aan het bestuur toekomt. (…)”
2.6
SAG heeft het gehuurde casco gehuurd. Zij heeft er bij of na aanvang van de huurovereenkomst een luchtbehandelingsinstallatie aangelegd. In de loop van de huurperiode heeft SAG ervaren dat de installatie onvoldoende functioneerde. Zij heeft plannen voor de plaatsing van een airco-installatie uitgewerkt (hierna ook: de airco-installatie). Bij e-mail van 15 juni 2010 heeft [getuige 7] het volgende aan [getuige 4] geschreven:
“Op gezondheidscentrum de Vaart, A. Reitsmakade 34 moet de airco worden vervangen. In een eerder stadium is uw organisatie betrokken geweest bij de plannen. Op de begane grond bij het raam van de wachtkamer zou aan de buitenzijde een bak worden geplaatst. Destijds is hiervoor akkoord gegeven.
Bij nader inzien zijn de plannen gewijzigd, o.a. een betere en tevens mooiere oplossing. Op de 1e etage bij de uitgang wordt een rooster geplaatst op de plek waar nu een raam zit. Ik ga er vanuit dat u hiermee akkoord zult gaan.
Indien u nog vragen heeft dan kunt u uiteraard contact met mij opnemen.”
2.7
Bij e-mail van 21 juni 2010 schreef [getuige 4] aan [getuige 1]:
“Zoals vorige week besproken zou ik je nog het voorstel aangaande de te plaatsen airco van het Gezondheidscentrum doen toekomen. Ik kan eerlijk niet plaatsen waar ze dit nu bedoelen. Ik hoor graag jouw mening hierover.”
2.8
Bij e-mail van 21 juni 2010 schreef [getuige 1] aan [getuige 4] en de leden van de VVE:
“Ik begrijp dat het voorstel is: om het raam boven de voordeur van het gezondheidscentrum te vervangen door het rooster volgens de foto. Dit is een zaak voor VvE De Aker en de architect om hier een mening over te geven. Hierbij stuur ik dan ook deze mail door aan de leden van VvE De Aker, voor mogelijk commentaar en toestemming.
Beste leden van VvE De Aker, gaarne aangeven of er toestemming verlengd kan worden voor deze aanpassing.
Wij gaan ervan uit dat Actys e.e.a. met de architect zal bespreken om de benodigde toestemming te verkregen.”
2.9
Bij e-mail van 26 juli 2010 schreef [getuige 4] aan de leden van de VVE:
“Helaas is op onderstaande verzoek van [getuige 1] geen enkele reactie mijn kant opgekomen en heb ik verzuimd u hier op de appeleren en de architect aan te schrijven. Helaas heeft het gezondheidscentrum gedacht, bij geen bericht goed bericht en zijn zij tot plaatsing over gegaan.
Derhalve doe ik hierbij (achteraf) vriendelijk verzoeken toestemming te verlenen tot het plaatsen van een aircorooster in de ruit waarachter op de foto een stoel staat (DSCNO717). Daar de airco reeds geplaatst is doe ik bijgaand ook de foto toekomen zoals het er nu bij staat (Airco rooster Gezondc hout 1). Let wel dit is een tijdelijk rooster. Het gezondheidscentrum is in afwachting van onze reactie in welke kleur en vorm zij het rooster moeten aanbrengen.
Graag ontvang ik bericht via mail met een ieder in de cc. Van de heer [B] ontvang ik graag indien akkoord de kleur en vorm waaran het rooster dient te voldoen.
Nogmaals mijn excuses voor de volgorde van deze aanvraag.”
2.1
Bij brief van 5 augustus 2010 schreef [getuige 5] (Actys), voor zover relevant, het volgende aan SAG:
“Er is geconstateerd dat er een airco installatie in het gehuurde is geplaatst waarbij tevens een raam vervangen is door een ventilatierooster ten behoeve van de aan- en afvoer van lucht. Dit rooster met daarachter de koelunit van de airco installatie is gelegen naast de toegangsdeur van de boxen van de bewoners en veroorzaakt derhalve de nodige overlast (stank en luchtstromen). Naast dat een dergelijke wijziging niet zonder schriftelijke goedkeuring van eigenaresse mag worden uitgevoerd, is schriftelijke goedkeuring vereist vanuit VvE De Aker en de architect en dient de gemeente goedkeuring te geven daar de installatie dient te voldoen aan de wettelijke vereisten.
Zoals bij u bekend maakt het door u gehuurde deel uit van een VvE. Eigenaresse heeft hierin een aandeel van 18,73%. Vanuit VvE De Dukaat (bewoners), welke voor 70,86% eigenaar is van de VvE De Aker, is bericht ontvangen dat zij
geengoedkeuring geven aan de airco installatie op de wijze zoals deze nu is aangebracht en de VvE eist dat de airco installatie wordt verwijderd. Tevens heeft het Stadsdeel, de andere eigenaar binnen VvE De Aker, aangegeven dat er nadere informatie vereist alvorens zij een besluit kunnen nemen.
De nu door u geplaatste airco installatie dient gezien het bovenstaande binnen 1,5 week, derhalve uiterlijk 16 augustus 2010, verwijderd te zijn waarbij de oude situatie hersteld dient te zijn. VvE De Dukaat heeft reeds aangegeven dat zij de huidige situatie niet kan gedogen in afwachting van de uitgewerkte plannen omdat er reeds te veel klachten van bewoners zijn. Indien de installatie niet tijdig verwijderd wordt stellen wij u reeds bij voorbaat aansprakelijk voor eventuele gevolgen welke hier vanuit de VvE uit voortvloeien.
Wij verzoeken u derhalve, zoals ook reeds vorig jaar gevraagd aan mevrouw Brauns, een uitgewerkt plan bij ons in te dienen voor het plaatsen van een airco installatie waarbij tevens de mogelijkheid voor het plaatsen van een installatie op het dak meegenomen kan worden, waarbij rekening gehouden dient te worden dat het leidingverloop waarschijnlijk niet aan de buitenzijde zichtbaar mag zijn. In het plan dient het volgende te worden aangegeven:
  • locatie van de airco-installatie, voorzien van tekening;
  • gegevens installatie en installateur;
  • afmeting;
  • goedkeuring vanuit de gemeente daar de installatie dient te voldoen aan de wettelijke vereisten vanuit de gemeente;
  • goedkeuring vanuit de architect.
Zodra wij van u een goed uitgewerkt plan hebben ontvangen zullen wij dit na beoordeling voorleggen aan de overige leden van VvE De Aker zodat er door de leden een besluit genomen kan worden.”
2.11
De gemachtigde van de VVE heeft SAG bij brief van 15 oktober 2010 gesommeerd tot verwijdering van de airco-installatie.
2.12
Na overleg tussen partijen schreef de gemachtigde van SAG aan Actys bij brief van 11 april 2011:
“In reactie op uw schrijven van 6 april jl laat ik u namens de SAG het volgende weten.
De SAG zal tegemoetkomen aan de bezwaren van de VVE en de airco verplaatsen. De SAG zal zorgdragen voor:
  • een tekening van de nieuwe locatie, met de afmetingen;
  • gegevens leveren van de installateur en de wijze van installeren;
  • goedkeuring van het stadsdeel vragen;
  • goedkeuring van de architect vragen.
Een uitgewerkt plan zal aan de VvE ter besluitvorming worden voorgelegd.”
2.13
Bij brief van 29 april 2011 schreef de SAG aan [getuige 1]:
“Bijgaand ontvangt u het voorstel voor de aanpassing van de airco van gezondheidscentrum De Vaart. De architect de heer [M] van Tangram Architekten is - behoudens een kleine aanpassing – akkoord met het door ons ingediende voorstel. Deze aanpassing zullen wij uiteraard verwerken.
Zoals afgesproken leggen wij dit voorstel ook ter goedkeuring voor aan de VvE de Aker. Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd, zodra wij tot de goedkeuring van de VvE De Aker en Bouwinvest hebben ontvangen zullen wij tot uitvoering overgaan.”
2.14
Bij brief van 17 mei 2011 schreef [getuige 1] aan SAG:
“Namens VvE de Aker kan ik u het volgende bevestigen. Uw aanpassingsvoorstel betreffende de nieuwe locatie van de airco uit- en inlaat combinatie van het gezondheidscentrum De Vaart volgens tekening d.d. 26-04-2011, kenmerk KO-AM is in goed orde ontvangen en behandeld in de Algemene Ledenvergadering van VvE de Aker van 17 mei 2011. Het voorstel is afgewezen door VvE de Aker. De redenen van afwijzing en bezwaren zijn identiek aan de bezwaren van de huidige locatie, welke u reeds zijn medegedeeld.”
2.15
De definitieve airco-installatie is inmiddels geplaatst en in dezelfde kleur geverfd als de deur en kozijnen van het gehuurde.

3.Beoordeling

3.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter Bouwinvest machtiging verleend tot het aanbrengen van de airco-installatie ten behoeve van SAG op de plaats en wijze zoals inmiddels is geschied. De VVE en Bouwinvest zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
IN HET INCIDENTEEL APPEL
3.2
Anders dan Bouwinvest in haar incidentele grief heeft betoogd, was voor het aanbrengen van de airco-installatie op grond van artikel 14 van het modelreglement de toestemming van de VVE vereist. De plaatsing van de airco-installatie, en dan met name van het rooster van die installatie in het kozijn van het gehuurde waar voorheen een raam was geplaatst, is naar het oordeel van het hof aan te merken als een verandering in het gebouw waardoor het architectonisch uiterlijk daarvan wordt gewijzigd zoals bedoeld in artikel 14 van het modelreglement. De incidentele grief van Bouwinvest faalt derhalve.
3.3
Bouwinvest zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden verwezen in de proceskosten van het incidenteel appel.
IN HET PRINCIPAAL APPEL
3.4
De VVE heeft zich in
grief Iop het standpunt gesteld dat Bouwinvest bij gebrek aan belang alsnog niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar verzoek, omdat slechts haar huurster SAG belang heeft bij de airco-installatie en niet is gebleken dat Bouwinvest jegens SAG verplicht is een airco-installatie in het gehuurde te plaatsen.
3.5
Deze grief faalt. Gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is hoger beroep namens SAG is aangevoerd, is voldoende gebleken dat SAG een airco-installatie nodig heeft om met name in de zomer de temperatuur in het gehuurde te kunnen controleren. Naar het oordeel van het hof heeft Bouwinvest, als eigenaar van het gehuurde en lid van de VVE alsmede uit hoofde van de huurovereenkomst met SAG en de daaruit voortvloeiende verplichting van Bouwinvest om zich jegens SAG als goed verhuurder te gedragen, belang bij haar verzoek.
3.6
Bij de beoordeling van het onderhavige verzoek in hoger beroep stelt het hof voorop dat artikel 5:121 BW een bijzondere uitwerking is van het beginsel dat de verhouding tussen mede-eigenaars wordt beheerst door de redelijkheid en billijkheid. Op grond van artikel 5:121 BW kan een vervangende machtiging slechts worden verleend, indien deze zonder redelijke grond is geweigerd.
3.7
Uit artikel 5:121 BW volgt niet, zoals de VVE in
grief VIIIheeft aangevoerd, dat een verzoek tot vervangende machtiging moet worden voorafgegaan door, althans moet worden ingediend tezamen met een verzoek tot vernietiging van het onderliggende afwijzende besluit - in dit geval het besluit van de VVE van 17 mei 2011 - hetgeen de Hoge Raad in zijn uitspraak van 4 juni 1993 (NJ 1993, 469) heeft bevestigd. Een verzoek ex artikel 5:121 BW is niet afhankelijk van een (verzoek tot) vernietiging van een besluit van de VVE. Anders dan de VVE betoogt, eist de rechtszekerheid geen ander oordeel. Grief VIII faalt derhalve.
3.8
Uit artikel 5:121 BW volgt evenmin dat bij de beoordeling van een verzoek tot vervangende machtiging slechts plaats is voor een marginale toetsing van de belangen van partijen, zoals de VVE in
grief IIheeft aangevoerd. Dat de kantonrechter de bezwaren van de VVE tegen de handelswijze van Bouwinvest en SAG - het plaatsen van de airco-installatie zonder overleg met de VVE - zeer begrijpelijk heeft bevonden, dwingt niet tot de conclusie dat de verzochte toestemming op redelijke grond is geweigerd. De vraag of daarvan sprake is zal hierna aan de orde komen. Ook grief II faalt.
3.9
Met betrekking tot de vraag of de vervangende machtiging terecht is verleend, overweegt het hof als volgt.
3.1
Bouwinvest (en SAG) hebben erkend dat de airco-installatie ten onrechte zonder vooroverleg met de VVE is geplaatst en dat zij een en ander, als gevolg van miscommunicatie, niet op de juiste wijze hebben aangepakt. Dit is echter op zichzelf onvoldoende om de afwijzing van de gevraagde toestemming te rechtvaardigen. Dat Bouwinvest en SAG niet te goeder trouw zouden hebben gehandeld, zoals de VVE heeft aangevoerd, is niet gebleken.
3.11
Ter zitting in hoger beroep heeft de VVE erkend dat de airco-installatie geen geluidshinder en stank veroorzaakt. Bouwinvest heeft bij die gelegenheid onweersproken gesteld dat in het rooster van de airco-installatie niets kan blijven steken, zoals bijvoorbeeld vingers van spelende kinderen, en dat de airco-installatie ook overigens geen gevaar oplevert. Bouwinvest heeft daarbij tevens onweersproken gesteld dat op de tegels voor het rooster van de airco-installatie geen vuilafzetting zichtbaar is en dat, ter voorkoming daarvan in de toekomst, een onderhoudscontract is gesloten dat (ook) voorziet in het schoonmaken van de tegels rondom de airco-installatie. Volgens de VVE is door bewoners van het complex geklaagd over een warme luchtstroom afkomstig van de airco-installatie, waar men door moet lopen om de berging van het complex via een deur naast de airco-installatie te bereiken. Mede gelet op de belangen van Bouwinvest zijn deze klachten, die de VVE ook in hoger beroep niet concreet heeft onderbouwd, onvoldoende om de gevraagde toestemming redelijkerwijs te kunnen weigeren. Ook het belang van de VVE bij handhaving van de reguliere besluitvorming van de VVE zoals geregeld in de splitsingsakte, is onvoldoende zwaarwegend. Artikel 5:121 BW is bovendien bedoeld voor situaties waarin een vereiste toestemming, al dan niet volgens het reguliere besluitvormingsproces, niet wordt verleend. Voor de vrees voor ongewenste precedentwerking is naar ’s hofs oordeel geen voldoende grond.
3.12
Dat de plaatsing van de airco-installatie strijdig zou zijn met artikel 3:52 lid 4 van het Bouwbesluit 2003 levert op zichzelf in dit geval ook geen redelijke afwijzingsgrond op, nu de belangen van de VVE daarmee niet zodanig zijn geschaad dat dit die afwijzing rechtvaardigt. Overigens heeft Bouwinvest deze grief ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van het hoger beroep laten vallen.
3.13
Dat de vervangende machtiging in eerste aanleg is verzocht en verleend nadat de airco-installatie reeds was geplaatst, maakt het voorgaande niet anders. De enkele omstandigheid dat een bepaalde handeling is verricht zonder de daarvoor vereiste toestemming en een vervangende machtiging (nog) niet is verleend, kan er niet toe leiden dat die handeling reeds op die grond dient te worden teruggedraaid. Het tegengestelde standpunt is in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid. Of een vervangende machtiging kan worden verleend blijft dan ook afhankelijk van de vraag of de gevraagde toestemming zonder redelijke grond is geweigerd. Hierbij merkt het hof evenwel op dat indien een vervangende machtiging wordt geweigerd, dit voor rekening en risico komt van degene die zonder toestemming en zonder vervangende machtiging een bepaalde handeling heeft verricht.
3.14
Ook indien de door de VVE genoemde bezwaren in samenhang worden beschouwd, leveren zij geen redelijke grond voor weigering op. Uit het voorgaande volgt dat de
grieven III tot en met VIIfalen. Naar het oordeel van het hof heeft de VVE de door Bouwinvest verzochte toestemming zonder redelijke grond geweigerd en heeft de kantonrechter terecht een vervangende machtiging verleend. De bestreden beschikking zal worden bekrachtigd voor zover het de verleende vervangende machtiging betreft.
3.15
Gelet op de onder 3.2 en 3.10 genoemde omstandigheden ziet het hof aanleiding de proceskosten van de eerste aanleg te compenseren, zodat de bestreden beschikking ook in zoverre zal worden bekrachtigd.
3.16
De VVE zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden verwezen in de proceskosten van het hoger beroep in het principaal appel. Gelet hierop faalt ook
grief IX.
3.17
Een en ander leidt tot de volgende beslissing.

4.Beslissing

Het hof:
in het principaal appel:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
verwijst de VVE in de proceskosten van het principaal appel en begroot die kosten, voor zover tot op heden aan de kant van Bouwinvest gevallen, op € 666,- aan verschotten en € 1.788,- aan salaris advocaat;
in het incidenteel appel:
verwerpt het hoger beroep;
verwijst Bouwinvest in de proceskosten van het incidenteel appel en begroot die kosten, voor zover tot op heden aan de kant van de VVE gevallen, op € 894,- aan salaris advocaat;
in het incidenteel en principaal appel:
verklaart deze beschikking voor wat betreft de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R.H. De Bock, C.C. Meijer en G.C.C. Lewin en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 11 december 2012.