Uitspraak
mr. H. Loonsteinte Amsterdam,
mr. B. Külbste Amsterdam.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam werd behandeld, hebben appellanten, [appellant sub 1] en [appellant sub 2], hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam. Dit vonnis, uitgesproken op 1 juni 2012, betrof een kort geding waarin de huurovereenkomst tussen appellanten en geïntimeerden, [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2], was ontbonden. De voorzieningenrechter had de ontruimingstermijn voorwaardelijk verlengd tot 21 juli 2012, maar de vordering van appellanten om de tenuitvoerlegging van het vonnis te schorsen was afgewezen. Appellanten voerden aan dat er na het vonnis nieuwe feiten aan het licht waren gekomen die een noodtoestand zouden veroorzaken, en dat de belangen van hun minderjarige kinderen onvoldoende waren meegewogen door de kantonrechter.
Het hof heeft de grieven van appellanten gezamenlijk behandeld en vastgesteld dat de feiten die door de voorzieningenrechter waren vastgesteld, niet in geschil waren. Het hof oordeelde dat de argumenten van appellanten, waaronder de slechte gezondheidstoestand van [appellant sub 2] en het commercieel gebruik van de woning, niet voldoende onderbouwd waren om tot een andere beslissing te komen. Het hof concludeerde dat de kantonrechter niet in strijd had gehandeld met het Internationaal verdrag inzake de rechten van het kind, aangezien appellanten zelf de belangen van hun kinderen niet in de procedure hadden ingebracht.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd en appellanten veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Dit arrest is uitgesproken op 4 december 2012 door de rechters R.J.F. Thiessen, G.J. Visser en E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell.