Uitspraak
mr. M. de Haan, te Utrecht,
mr. I.M.C.A. Reinders Folmer, te Amsterdam.
1.Het geding in hoger beroep
2.Beslissing op het akteverzoek
3.Waarvan het hof uitgaat
onder de voorwaarde van het door aanneemster verstrekken van een onherroepelijke bankgarantie ad € 200.000,00 (…) gesteld door een bank (…) strekkende tot zekerheid van hetgeen aanneemster ingevolge het vonnis in de bodemprocedure en het eventuele hoger beroep daarvan aan opdrachtgever verschuldigd mocht blijken te zijn, zulks binnen 5 (vijf) werkdagen na vervulling van de voorwaarde op verbeurte van een dwangsom van € 50.000,00 (…) indien hij niet aan de veroordeling voldoet en vervolgens van € 5.000,00 (…) voor elke dag dat hij daarmee vervolgens nog nalatig mocht blijven.
5. Deze garantie vervalt:
4.Behandeling van het hoger beroep
grief 1van [appellante] heeft de rechtbank haar ten onrechte belast met het bewijs dat [geïntimeerde] voldoende had gewaarschuwd voor de risico’s die verbonden waren aan het niet accepteren van de bankgarantie. Op grond van de overgelegde stukken is [appellante] bovendien van oordeel dat het (tegen)bewijs al (voorshands) is geleverd.
2 grieft[appellante] tegen het oordeel van de rechtbank dat sprake is van een beroepsfout als [appellante] niet voldoende voor de risico’s zou hebben gewaarschuwd.
incidenteel appelheeft de rechtbank hem ten onrechte belast met het bewijs dat hij de bankgarantie zou hebben geaccepteerd als hij tijdig van de risico’s van het niet accepteren op de hoogte zou zijn gesteld.
grief 3op een arrest van dit hof van 23 november 2010 waaruit zou blijken dat de tussen [geïntimeerde] en [X] met betrekking de dwangsommen gemaakte afspraak zich niet op verjaring te beroep is aangemerkt als een vaststellingsovereenkomst die een beroep op verjaring blokkeert. [appellante] heeft zich over dat arrest nog niet uit kunnen laten en zal daartoe in de gelegenheid worden gesteld.