Uitspraak
mr. D.M.J.M.G. Cuijperste Roermond,
mr. B.J.H. Cranste Amsterdam.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 december 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van het UWV om een WW-uitkering en een Ziektewet-uitkering aan [appellant] toe te kennen. [Appellant] had zich op 28 oktober 2004 tot het UWV gewend met het verzoek om een WW-uitkering, maar het UWV weigerde deze op basis van het feit dat hij niet voldeed aan de werkvereisten. Tevens werd een Ziektewet-uitkering geweigerd omdat hij niet voor de WW verzekerd was. Na bezwaar heeft het UWV op 5 april 2005 alsnog de WW-uitkering toegekend, maar de schadevergoeding die [appellant] vorderde, werd door de rechtbank afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de wettelijke rente over de te laat uitbetaalde Ziektewet-uitkering al was voldaan en dat er geen grond was voor een uitzondering op de regel dat de schadevergoeding wegens vertraging in de betaling van een geldsom is gefixeerd op de wettelijke rente.
In hoger beroep heeft [appellant] betoogd dat het UWV onrechtmatig heeft gehandeld door geen uitkering te verstrekken, maar het hof oordeelde dat de situatie van te late betaling van een uitkering niet anders is dan het niet verstrekken van een uitkering. Het hof bevestigde dat de wettelijke rente de enige schadevergoeding is die verschuldigd is, ongeacht de hoogte van de daadwerkelijk geleden schade. De grieven van [appellant] werden verworpen en het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, waarbij [appellant] werd veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.