ECLI:NL:GHAMS:2012:1732

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 juli 2012
Publicatiedatum
30 april 2013
Zaaknummer
23-004829-10
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake skimmen en deelname aan criminele organisatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 juli 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Haarlem. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van skimmen, maar het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk vervalsen van betaalpassen en deelname aan een criminele organisatie. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij skimactiviteiten, waarbij hij samen met anderen op verschillende locaties in Nederland en andere landen handelde. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder het voorhanden hebben van skim-apparatuur en het deelnemen aan een organisatie die tot doel had misdrijven te plegen. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de meeste tenlastegelegde feiten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van skim-apparatuur en deelname aan een criminele organisatie. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden. Het hof heeft daarbij de ernst van de feiten en de impact op het maatschappelijk vertrouwen in elektronisch betalingsverkeer in overweging genomen. De verdachte had eerder in België een straf uitgezeten voor soortgelijke feiten, wat meegewogen is in de strafmaat. Het hof heeft ook de verbeurdverklaring van in beslag genomen voertuigen en een geldbedrag van € 50,- behandeld, waarbij het geldbedrag aan de verdachte werd teruggegeven omdat niet kon worden vastgesteld dat het uit een strafbaar feit was verkregen.

Uitspraak

parketnummer: 23-004829-10
datum uitspraak: 23 juli 2012
TEGENSPRAAK
(gemachtigde raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 3 november 2010 in de strafzaak onder parketnummer 15-840020-10 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedatum],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
adres: [adres]).
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 18 en 20 oktober 2010 en op de terechtzittingen in hoger beroep van 16 december 2011, 18 januari 2012, 6 en 9 juli 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten nadere omschrijving en wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:

1.primair (zaaksdossier [bedrijf]):hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 november 2009 tot en met 21 januari 2010 te Rotterdam en/of Hoofddorp, althans (op verschillende plaatsen) in Nederland en/of in Mexico en/of Verenigd Koninkrijk en/of Marokko en/of de Filippijnen en/of Duitsland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

(telkens) opzettelijk (een) betaalpas(sen), (een) waardekaart(en), enige andere voor het publiek beschikbare kaart(en) of voor het publiek beschikbare drager(s) van identiteitsgegevens, bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen of andere prestaties langs geautomatiseerde weg, te weten een of meer betaalpas(sen)/bankpas(sen),
(telkens) valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst,
immers hebben/heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) valselijk de oorspronkelijke (magneetstrip)gegevens en de bijbehorende pincode van een of meer originele betaalpas(sen)/bankpas(sen) die (telkens) zijn aangeboden aan pinautoma(a)t(en) van [bedrijf] te Rotterdam in of omstreeks voornoemde periode, gekopieerd/geladen/verzonden middels skim-apparatuur (bestaande uit een geheugen en/of bluetooth module in de betaalterminal die gegevens automatisch doorzet naar een mobiele telefoon) geplaatst in een of meer betaalterminal(s) van [bedrijf] door middel waarvan hij en/of zijn mededaders beschikte(n) over de gegevens afkomstig van de magneetstrip(pen) van (die) originele betaalpas(sen), alsmede de bijbehorende pincode, tengevolge waarvan electronische opnamen zijn gedaan (te weten tot een bedrag van 576.093,58 euro) ten laste van de rechtmatige eigena(a)r(en) van die originele betaalpas(sen)/bankpas(sen)
zulks (telkens) met het oogmerk zichzelf of een ander te bevoordelen;

1.subsidiair (zaaksdossier [bedrijf]):[medeverdachte1] en/of [medeverdachte3] en/of [medeverdachte2] en/of [medeverdachte4] en/of [medeverdachte5] en/of een ander(en) op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 november 2009 tot en met 21 januari 2010 te Rotterdam en/of Hoofddorp, althans (op verschillende plaatsen) in Nederland en/of in Mexico en/of Verenigd Koninkrijk en/of Marokko en/of de Filippijnen en/of Duitsland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

(telkens) opzettelijk (een) betaalpas(sen), (een) waardekaart(en), enige andere voor het publiek beschikbare kaart(en) of voor het publiek beschikbare drager(s) van identiteitsgegevens, bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen of andere prestaties langs geautomatiseerde weg, te weten een of meer betaalpas(sen)/bankpas(sen),
(telkens) valselijk heeft/hebben opgemaakt of heeft/hebben vervalst,
immers heeft/hebben die [medeverdachte1] en/of [medeverdachte3] en/of [medeverdachte2] en/of [medeverdachte4] en/of [medeverdachte5] en/of (een) andere(en) (telkens) valselijk de oorspronkelijke (magneetstrip)gegevens en de bijbehorende pincode ('s) van een of meer originele betaalpas(sen)/bankpas(sen) die (telkens) zijn aangeboden aan pinautoma(a)t(en) van [bedrijf] te Rotterdam in of omstreeks voornoemde periode, gekopieerd/geladen/verzonden middels skim-apparatuur (bestaande uit een geheugen en/of bluetooth module in de betaalterminal die gegevens automatisch doorzet naar een mobiele telefoon) geplaatst in een of meer betaalterminal(s) van [bedrijf] door middel waarvan [medeverdachte1] en/of [medeverdachte3] en/of [medeverdachte2] en/of [medeverdachte4] en/of [medeverdachte5] en/of een ander(en) beschikte(n) over de gegevens afkomstig van de magneetstrip(pen) van (die) originele betaalpas(sen), alsmede de bijbehorende pincode, tengevolge waarvan electronische opnamen zijn gedaan (te weten tot een bedrag van 576.093,58 euro) ten laste van de rechtmatige eigena(a)r(en) van die originele betaalpas(sen)/bankpas(sen)
zulks (telkens) met het oogmerk zichzelf of een ander te bevoordelen
bij het plegen van welk(e) misdrijf verdachte toen aldaar (telkens) behulpzaam is geweest door zich naar [bedrijf] te Rotterdam te begeven om daar te zien of een/de kassa('s) open was/waren;

2.(zaaksdossier [bedrijf2] Badhoevedorp):hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 december 2009 tot en met 21 januari 2010 te Badhoevedorp en/of Hoofddorp, althans (op verschillende plaatsen) in Nederland en/of te Mexico en/of Dominicaanse Republiek en/of Roemenië en/of België en/of de Verenigde Staten van Amerika en/of Tunesië tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

(telkens) opzettelijk (een) betaalpas(sen), (een) waardekaart(en), enige andere voor het publiek beschikbare kaart(en) of voor het publiek beschikbare drager(s) van identiteitsgegevens, bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen of andere prestaties langs geautomatiseerde weg, te weten een of meer betaalpas(sen)/bankpas(sen),
(telkens) valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst,
immers hebben/heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) valselijk de oorspronkelijke (magneetstrip)gegevens en de bijbehorende pincode van een of meer originele betaalpas(sen)/bankpas(sen) die (telkens) zijn aangeboden aan pinautoma(a)t(en) van [bedrijf2] te Badhoevedorp aan de Zeemanslaan 2, in of omstreeks voornoemde periode, gekopieerd/ geladen/verzonden middels skim-apparatuur (bestaande uit een geheugen en/of bluetooth module in de betaalterminal die gegevens automatisch doorzet naar een mobiele telefoon) geplaatst in de betaalterminal van de [bedrijf2] te Badhoevedorp door middel waarvan hij en/of zijn mededaders beschikte(n) over de gegevens afkomstig van de magneetstrip(pen) van (die) originele betaalpas(sen), alsmede de bijbehorende pincode, tengevolge waarvan electronische opnamen zijn gedaan (te weten tot een bedrag van 1.170.585,71 euro) ten laste van de rechtmatige eigena(a)r(en) van die originele betaalpas(sen)/bankpas(sen)
zulks (telkens) met het oogmerk zichzelf of een ander te bevoordelen;
3:hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 november 2009 tot en met 21 januari 2010 te Hoofdorp, althans (op meerdere plekken) in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
opzettelijk (skim) apparatuur, te weten
  • althans één of meerdere printpla(a)t(en) en/of
  • althans één of meerdere pinterminals en/of
  • gedemonteerde pinterminal en/of
  • althans één of meerdere pinterminal frames en/of
  • althans één of meerdere telefoons en/of
  • althans één of meerdere (credit/betaal) cards en/of
  • althans één of meerdere geheugenkaarten en/of - 3 althans één of meerdere laptops en/of
  • althans één of meerdere zegels voor de verzegeling van pinapparaten met opschrift "[moederbedrijf2] verwijdering is strafbaar" en/of
  • apparaat voor het printen en lezen van betaalpassen en/of
  • diverse kabels en/of stekkertjes en/of snoertjes en/of
  • diverse attributen voor pinterminals en/of
  • diverse contactmatjes en/of
  • diverse aantekeningen
althans stoffen en/of voorwerpen en/of gegevens voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist/wisten dat deze (skim) apparatuur, althans stoffen en/of voorwerpen en/of gegevens bestemd was/waren tot het plegen van enig in de artikelen 232, eerste lid, artikel 226, eerste lid, van het Wetboek van strafrecht omschreven misdrijf;
4:hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 juni 2009 tot en met 21 januari 2010 te Rotterdam en/of Badhoevedorp en/of Amsterdam en/of Rhoon en/of Leiderdorp en/of Hoofddorp, althans (op meerdere plekken) in Nederland en/of in Mexico en/of Verenigd Koninkrijk en/of Marokko en/of Filippijnen en/of Duitsland en/of Canada en/of Roemenie en/of de Verenigde Staten van Amerika tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
  • opzettelijk valselijk opmaken of vervalsen van betaalpassen en/of waardekaarten en/of opzettelijk gebruik maken en/of voorhanden hebben van vervalste of valse betaalpassen en/of waardekaarten (art. 232 Wetboek van Strafrecht) en/of
  • voorhanden hebben van stoffen/voorwerpen, wetende dat zij bestemd zijn tot het plegen van enig in artikel 232, eerste lid, omschreven misdrijf (art. 234 Wetboek van Strafrecht) en/of
  • de gewoonte maken van) het witwassen van geld afkomstig van enig misdrijf (art. 420 bis/ter Wetboek van Strafrecht).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Vrijspraak
De advocaat-generaal heeft betoogd dat de verdachte in eerste aanleg ten onrechte is vrijgesproken van het aan hem onder 1 en 2 ten laste gelegde, aangezien voldoende bewijs voorhanden is dat hij deze feiten heeft medegepleegd. Zij heeft hiertoe, zakelijk weergegeven, het volgende naar voren gebracht.
Feit 1, skimmen [bedrijf]
De verdachte werkte al langere tijd samen met de overige verdachten in het zaaksdossier Roemex. Hij heeft eerder met hen in een huis verbleven van waaruit skimactiviteiten werden ontplooid en hij is hiervoor in België zelf ook aangehouden, terwijl hij in het bezit was van in Nederland geskimde passen. Na zijn detentie in België heeft hij zich weer bij de groep skimmers gevoegd, is bij hen in de woning gaan wonen en kreeg een telefoon ter beschikking. Diverse van zijn spullen, alsmede zijn Belgische strafdossier, zijn aangetroffen in en rond de woning aan de [bedrijf2] in Hoofddorp. Hij is mee geweest naar de [bedrijf] om een kassa te bekijken en heeft aldus actief aan dat feit deelgenomen. Dat hij niet zou hebben begrepen wat het doel van dit kijken was, is bezien tegen de achtergrond van de feiten en omstandigheden in het dossier ongeloofwaardig.
Feit 2, skimmen [bedrijf2] Badhoevedorp
De verdachte heeft verklaard dat hij met de verdachte [medeverdachte1] en de verdachte [medeverdachte5] enkele malen naar een [bedrijf2] is geweest op ongeveer tien minuten rijden van het huis waarin zij verbleven. Tevens heeft hij verklaard dat hij wel wist dat die beiden zich met illegale handelingen met betrekking tot creditcards bezighielden en kan uit zijn verklaringen worden afgeleid dat hij wist dat dit onder meer in levensmiddelenwinkels gebeurde. Dat de verdachte zich als enige niet met het skimmen zou hebben beziggehouden is volgens de advocaat-generaal volstrekt onaannemelijk.
Namens de verdachte is bepleit dat hij terecht van deze feiten is vrijgesproken en dat onvoldoende bewijs voor een veroordeling voor deze feiten voorhanden is.
Het hof overweegt als volgt.
De aan de verdachte ten laste gelegde betrokkenheid bij de skimincidenten bij de [bedrijf] en de [bedrijf2] in Badhoevedorp kan in ieder geval niet tot een bewezenverklaring leiden voor zover de ten laste gelegde periode gelijk valt met de periode dat de verdachte in België gedetineerd was. Dit betekent dat slechts de periode van 5 tot en met 21 januari 2010 voor de beoordeling van deze feiten van belang is.
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde geldt voorts dat met de in de [bedrijf] geskimde gegevens eerst geruime tijd na de aanhouding van de verdachte, te weten vanaf 19 februari 2010, frauduleuze opnames in het buitenland zijn gedaan. Nu uit het dossier noch uit het verhandelde ter terechtzitting van het hof naar voren is gekomen op welk moment de betaalpassen, waarmee deze opnames zijn gedaan, valselijk zijn opgemaakt, kan niet bewezen worden geacht dat de verdachte dit feit binnen de periode van 5 januari 2010 tot en met 21 januari 2010 heeft medegepleegd. Reeds om deze reden dient de verdachte van dit feit te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde geldt dat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet is komen vast te staan dat de verdachte in de relevante periode in of in de buurt van de [bedrijf2] te Badhoevedorp is geweest of anderszins bij dit feit betrokken is geweest. De enkele verklaring van de verdachte zelf dat hij tweemaal mee is geweest naar een levensmiddelenwinkel in de buurt van de woning om boodschappen te doen is, anders dan de advocaat-generaal heeft betoogd, onvoldoende voor een bewezenverklaring. Het hof zal de verdachte ook van dit feit zal vrijspreken.
Bespreking van verweren
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep, zakelijk weergegeven, bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten. Hiertoe heeft de raadsman het volgende naar voren gebracht.
Voorhanden hebben (skim)apparatuur (feit 3)
Niet kan worden bewezen dat de verdachte de in de tenlastelegging onder 3 genoemde voorwerpen voorhanden heeft gehad. De verdachte had niet de beschikkingsmacht over de in de tenlastelegging genoemde goederen. Immers, niet is gebleken dat deze goederen van de verdachte waren en evenmin dat hij daarmee enige skimgerelateerde handeling heeft verricht. Hij heeft deze dan ook niet - al dan niet in vereniging - voorhanden gehad. Het enkele feit dat hij in de woning aanwezig was en mogelijk vermoedens had van een illegale bestemming daarvan is daartoe onvoldoende.
Criminele organisatie (feit 4)
In het proces-verbaal, waarin de verschillende rollen van de bewoners van het huis op de [bedrijf2] te Hoofddorp binnen de criminele organisatie worden beschreven, komt de verdachte niet voor. Over zijn veronderstelde rol is helemaal niets bekend. Feitelijke betrokkenheid van de verdachte bij strafbare feiten is niet bewijsbaar en een feitelijk en concreet aandeel in de organisatie evenmin.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Hoewel het ten laste gelegde onder 1 en 2 niet kan worden bewezen, kan verdachtes deelneming aan de criminele organisatie die werd gevormd door onder meer de personen die in het najaar van 2009 en in januari 2010 in de woning aan de [bedrijf2] te Hoofddorp verbleven, wel worden bewezen.
De verdachte heeft zich direct na zijn vrijlating uit detentie in België bij de groep in genoemde woning gevoegd. Gelet op het feit dat de verdachte voor zijn detentie actief betrokken was bij frauduleuze skimtransacties (hetgeen blijkt uit zijn eigen verklaring betreffende zijn aanhouding en veroordeling in België en de schriftelijke Belgische stukken ter zake) en voor zijn aanhouding met andere Roemenen, waaronder de medeverdachte [medeverdachte4], in een woning in Nederland heeft verbleven, gaat het hof ervan uit dat hij na zijn detentie in België naar Nederland is gekomen om zich bij de groep personen die in Hoofddorp verbleven te voegen met geen ander doel dan zich opnieuw met skimactiviteiten in te laten. Dat hij enig ander doel zou hebben is niet aannemelijk geworden. De verdachte heeft zich vervolgens ingelaten met activiteiten die in verband kunnen worden gebracht met het doel van de organisatie en die daaraan ten dienste stonden. Hij heeft verklaard dat hij met de verdachte [medeverdachte1] in [bedrijf] is geweest om daar een kassa te bekijken. De verdachte moet hebben begrepen welk doel dit ‘kijken’ diende, te weten er achter komen of een aldaar gemanipuleerde pinterminal bij die kassa die dag in gebruik was. Gelet op de overige inhoud van het dossier gaat het hof er vanuit dat zo dit het geval was, daarna de pingegevens zouden worden gekopieerd op de aan de organisatie ter beschikking staande apparatuur. Aldus heeft de verdachte een bijdrage aan het doel van de criminele organisatie geleverd. Voorts is de verdachte door een getuige herkend als de Engelssprekende man die op 8 januari 2010 met de verdachte [medeverdachte1] meekwam naar [bedrijf3] om een auto te huren. Gelet op de bekendheid van de verdachte met de aard van de activiteiten waarmee onder meer de medeverdachte [medeverdachte1] zich bezig hield, moet er naar het oordeel van het hof van worden uitgegaan dat hij eveneens begrepen heeft met welk doel deze auto werd gehuurd, te weten ten behoeve van skimactiviteiten. Immers voldoende aannemelijk is geworden dat met huurauto’s voorverkenningen werden uitgevoerd, dat deze werden gebruikt om naar de locaties te rijden waar skimapparatuur werd aangebracht op pinterminals en dat gedurende de periode dat skimapparatuur actief was daarheen werd gereden om gekopieerde gegevens met een draadloze verbinding te laden op aan de organisatie ter beschikking staande apparatuur. Niet gebleken is van enig legaal doel dat met het huren van deze auto’s werd gediend. Het hof gaat er voorts vanuit dat de verdachte bij [bedrijf3] het woord heeft gevoerd, nu de verdachte [medeverdachte1] geen Nederlands of Engels spreekt. Ook dit ziet het hof als een actieve bijdrage van de verdachte aan het doel van de criminele organisatie.
Het hof acht op grond daarvan bewezen dat de verdachte opzettelijk - zij het korte tijd - deel heeft uitgemaakt van de criminele organisatie. Het voorgaande leidt het hof in samenhang met de overige inhoud van de bewijsmiddelen bovendien tot het oordeel dat deze samenwerking in het verband van de criminele organisatie ook omvatte het voorhanden hebben van de benodigde skimapparatuur, zoals ten laste gelegd onder 3, zodat ook dit feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Daarbij wordt betrokken dat diverse aan de verdachte toebehorende voorwerpen in de directe nabijheid van die voorwerpen werden aangetroffen.
De verweren worden verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
onder 3:hij op in de periode van 5 januari 2010 tot en met 21 januari 2010 te Hoofdorp, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk (skim) apparatuur, te weten
  • meerdere printplaten en
  • meerdere pinterminals en
  • een gedemonteerde (pin)terminal en
  • meerdere pinterminal frames en
  • meerdere telefoons en
  • meerdere (credit/betaal) cards en
  • meerdere geheugenkaarten en
  • meerdere laptops en
  • meerdere zegels voor de verzegeling van pinapparaten met opschrift "[moederbedrijf2] verwijdering is strafbaar" en
  • een apparaat voor het printen en lezen van betaalpassen en
  • diverse kabels en stekkertjes en snoertjes en
  • diverse contactmatjes en
  • diverse aantekeningen
voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte, en zijn mededaders wisten dat deze (skim-) apparatuur bestemd was tot het plegen van enig in de artikelen 232, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf;
onder 4:hij in de periode van 5 januari 2010 tot en met 21 januari 2010 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
  • opzettelijk valselijk opmaken of vervalsen van betaalpassen en/of waardekaarten en opzettelijk gebruik maken en voorhanden hebben van vervalste of valse betaalpassen en/of waardekaarten (artikel 232 Wetboek van Strafrecht) en
  • voorhanden hebben van voorwerpen, wetende dat zij bestemd zijn tot het plegen van enig in artikel 232, eerste lid, omschreven misdrijf (artikel 234 Wetboek van Strafrecht).
Hetgeen onder 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 3 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van een in artikel 232, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf
het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straffen
De rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde vrijgesproken en voor het onder 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 287 dagen met aftrek van de tijd die hij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de rechtbank gelast dat de drie in beslag genomen auto’s worden verbeurd verklaard en dat het in beslaggenomen geldbedrag van € 50,- aan de verdachte wordt teruggegeven.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tweeënhalf jaar met aftrek van de tijd die hij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Zij heeft voorts gevorderd dat de onder de verdachte in beslag genomen voorwerpen én het geldbedrag worden verbeurd verklaard.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich, zij het slechts gedurende een korte periode, schuldig gemaakt aan deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van - kort gezegd - het skimmen van betaalpassen. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van grote hoeveelheden voorwerpen, waarvan hij wist dat deze bestemd waren voor het skimmen van betaalpassen.
Skimmen is een noodzakelijke stap om met frauduleus verkregen gegevens misbruik te kunnen maken van betaalrekeningen van rekeninghouders. Het vergt een gedegen voorbereiding en de nodige technische know how. Door technische aanpassingen wordt een betaalautomaat zo gemanipuleerd dat gegevens van de magneetstrip van een betaalpas van een pinnende persoon worden gekopieerd en vastgelegd. Deze gegevens worden daarna gekopieerd naar de magneetstrip van een blanco betaalpas. De bijbehorende pincode wordt achterhaald door het plaatsen van een verborgen camera, het over de schouder meekijken of door het plaatsen van een keypad op of onder de gewone toetsen van de betaalautomaat, waardoor een ingetoetste code wordt geregistreerd. Met de duplicaatkaart wordt vervolgens - meestal in het buitenland - zo veel mogelijk geld van de rekening van de gedupeerde opgenomen.
Door het handelen van de verdachte wordt het maatschappelijk vertrouwen in het elektronisch betalingsverkeer ernstig op de proef gesteld. Het doen van pinbetalingen is algemeen geaccepteerd en zeer veel voorkomend. Consumenten worden, met het oog op de veiligheid voor ondernemers en hun personeel, aangemoedigd om - ook in geval van kleinere bedragen - te pinnen. Dan moet men er ook op kunnen vertrouwen dat dit veilig geschiedt, zonder dat betaalpasgegevens door derden worden gekopieerd en hun rekeningen worden geplunderd.
Skimmen is een vermogensdelict dat in het algemeen in georganiseerd verband plaatsvindt en waarmee aan de gedupeerden in korte tijd een enorme financiële schade wordt toegebracht. In het onderhavige geval hebben de betrokken Nederlandse banken een schade van ongeveer 1,9 miljoen euro gemeld. Ook voor de gedupeerde rekeninghouder brengt het aanvragen van een nieuwe pinpas en pincode en het herstellen van ontstane situatie nadelige financiële gevolgen en overlast met zich.
De verdachte is blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 18 juni 2012 in Nederland niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Hij heeft tegenover ambtenaren van de FIOD-ECD verklaard dat hij tot 5 januari 2010 in België heeft vastgezeten voor het doen van geldopnames met vervalste bankpassen. Uit een Belgisch overzicht dat ter zitting van 6 juli 2010 door de Advocaat-Generaal is overgelegd blijkt dat de verdachte onder meer wegens informaticabedrog gepleegd in augustus 2009 is veroordeeld door de Correctionele rechtbank Antwerpen op 30 oktober 2009 tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar, met bijkomende beslissingen.
Het hof acht, alles afwegende een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Deze straf is lager dan de door de advocaat-generaal gevorderde straf, omdat het hof de verdachte zal vrijspreken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Beslag
Het onderzoek Roemex heeft geleid tot de in beslag neming van drie auto’s, te weten een Audi A6 (met Italiaans kenteken), een Fiat Brava (met Frans kenteken) en een Alfa Romeo (met Italiaans kenteken). Niet is kunnen worden vastgesteld aan wie die auto’s toebehoren. De verdachte noch iemand anders heeft zich als eigenaar van die personenauto’s gemeld. De desbetreffende auto’s zijn gebruikt als opslagplaats voor onder andere voorwerpen die bestemd waren voor het skimmen van betaalpassen en/of ten behoeve van skimactiviteiten. Aldus zijn de bewezen verklaarde feiten met behulp van die auto’s begaan en/of voorbereid. De auto’s zullen daarom worden verbeurd verklaard.
Ten aanzien van het onder de verdachte in beslag genomen geldbedrag van € 50,- overweegt het hof als volgt. Anders dan door de advocaat-generaal is gesteld, is uit de stukken in het dossier niet gebleken dat de verdachte voor zijn activiteiten ten behoeve van de organisatie een andere beloning heeft gekregen dan kost en inwoning. Evenmin kan worden vastgesteld dat dit geldbedrag door middel van een strafbaar feit is verkregen dan wel dat sprake is van een van de andere in artikel 33a, eerste lid, Sr genoemde vereisten voor vatbaarheid voor verbeurdverklaring. Het hof zal gelet op dit alles voornoemd geldbedrag aan de verdachte retourneren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 47, 57, 140 en 234 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • een personenauto [kenteken1], Audi A6TDI 2.5, kleur blauw, Italiaans kenteken;
  • een personenauto [kenteken2], Fiat Brava, kleur groen, Frans kenteken;
  • een personenauto [kenteken3], Alfa Romeo 1.9 JTD, kleur blauw, Italiaans kenteken.
Gelast de
teruggaveaan verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten
een geldbedrag van € 50,-.
Dit arrest is gewezen door de achtste meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. L.A.J. Dun, mr. H.S.G. Verhoeff en mr. A.E.M. Röttgering, in tegenwoordigheid van mr. J. Mulder, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 juli 2012.
Mr. Röttgering is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[......]