Uitspraak
26 juni 2012
wonende te[woonplaats],
APPELLANT,
advocaat:
mr. F.H.G. Meijers, te Amsterdam,
wonende te [woonplaats],
GEÏNTIMEERDE,
advocaat:
mr. E.J. Loos, te Amsterdam.
1.Het geding in hoger beroep
2. De grieven en vermeerdering van eis
Die vermeerdering van eis is aanvaardbaar. Het verzet daartegen verwerpt het hof. Voor gegrondbevinding van het verzet heeft [appellant] onvoldoende aangevoerd. Te zijner tijd zal hij, naar hieronder zal blijken, nog gelegenheid hebben om op de vermeerderde eis te reageren.
3. Waarvan het hof uitgaat
Met zijn eerste grief heeft [appellant] aan de orde gesteld dat de tussen partijen overeengekomen koopprijs geen
€ 21.000,- maar € 20.000,- bedraagt. Bij gelegenheid van de pleidooien in hoger beroep heeft [geïntimeerde] erkend met [appellant] een koopprijs van € 20.000,- te zijn overeengekomen en dat dat meebrengt dat zijn vordering voor een gedeelte groot € 1.000,- niet kan worden toegewezen. De eerste grief van [appellant] slaagt derhalve. Voor het hof is uitgangspunt dat de overeengekomen koopprijs € 20.000,- bedraagt.
De juistheid van de feiten is voor het overige niet in geding, zodat ook het hof van de door de rechtbank vastgestelde feiten zal uitgaan.
4. Behandeling van het hoger beroep
De onderneming is een kleine bezorg- en afhaalpizzeria. Binnen aan tafel eten is niet mogelijk.
- deegmachine (40 liter),
- snijmachine (30 cm),
- uitrolmachine,
- koelkast met vriezer (merk Bosch),
- 2 magnetrons,
- nieuwe keuken,
- ijskoelkast (Ben & Jerry’s),
- bierkoelkast (Heineken),
- frisdrankkoelkast,
- 5 telefoons (4 telefoonlijn),
- Casio kassa,
- airco,
- gekoelde opzetstructuur met deksel (2 meter),
- koelkast met 4 deuren en met werkbank erboven op (2 maanden oud),
- 1 grote koeling/vriezer (2 maanden oud),
- 2 ligvriezers,
- 2 pizza oven (inhoud 9 pizza’s van 30 cm),
- computer,
- afzuigkap,
- 2 tv’s,
- camera,
- printer/fax/kopieerapparaat (merk HP),
- balie,
- bureautafel,
- 2 nieuwe Rolex scooters,
- 3 Peugeot fox.
De koopovereenkomst is op schrift gesteld en door beide partijen ondertekend op 22 februari 2010. [geïntimeerde] heeft zich jegens [appellant] verbonden om de onderneming per 1 maart 2010 in de toenmalige staat aan hem over te dragen met alle machinerie, inventaris, voorraad en kasgelden.
verbond zich om de koopsom in termijnen te betalen.
Partijen namen een zogenoemde dwangsom in hun overeenkomst op. Voor elke dag dat partijen in gebreke zouden blijven, zou een bedrag van € 250,- aan dwangsom verschuldigd worden met een maximum van € 2.000,- per kalendermaand.
Het pand waarin de onderneming werd gedreven, werd door [geïntimeerde] gehuurd. Met medewerking van de verhuurder heeft [appellant] de huurovereenkomst voortgezet. De aan de verhuurder verschuldigde borgsom kwam voor zijn rekening.
Bij gelegenheid van de pleidooien in hoger beroep is komen vast te staan dat in deze begroting een optelfout is geslopen. Er dient om die reden in elk geval een bedrag groot € 420,- in mindering te worden gebracht.
Zijn boekhouder, [X], heeft bij brief van 28 april 2010 aan [geïntimeerde] bericht dat de omzet niet was zoals verwacht. In deze brief heeft genoemde [X] bovendien gevraagd om de jaarcijfers over het tijdvak 2009 en de kolombalans over de maanden januari en februari 2010. Bij brief van 9 mei 2010 heeft hij zijn verzoek herhaald, omdat hij de gevraagde gegevens niet had ontvangen. Daarbij heeft hij nog medegedeeld dat hij met betrekking tot de maand maart 2010 voor de onderneming bij controle een verlies had geconstateerd. Bij brief van 29 juli 2010 heeft [X] aan [geïntimeerde] bericht dat de onderneming over de maanden maart tot en met juni 2010 een netto verlies groot
€ 8.457,97 had opgeleverd.
8 juni 2010 in rechte betrokken. Hij heeft toentertijd niet alleen betaling van de openstaande bedragen gevorderd maar ook vertragingsrente en een bedrag groot € 6.000,- aan contractuele dwangsommen.
heeft daartegenover, onder meer, de nietigheid van de koopovereenkomst ingeroepen op grond van bedrog dan wel dwaling en overlegging gevorderd van de jaarcijfers over de afgelopen vijf jaar (artikel 843a Rv).
- [geïntimeerde] heeft hem verteld dat de onderneming al jaren goed liep en, gestaafd met handgeschreven cijfers, verteld dat de onderneming vanaf 2005 een winstgevend resultaat te zien gaf, hetgeen onjuist is gebleken,
- de door de boekhouder van [geïntimeerde] vervaardigde jaarcijfers 2009 en vergelijkingscijfers 2008 waren vóór de totstandkoming van de koopovereenkomst niet beschikbaar,
- [geïntimeerde] heeft de staat van de inventaris in strijd met de waarheid te mooi voorgesteld: een groot deel was aan vervanging toe, serieus onderhoud was achterwege gebleven, in een financiële reserve was niet voorzien,
- [geïntimeerde] heeft hem op 28 februari 2010 beperkte instructies gegeven maar hem overigens ondanks een andersluidende toezegging niet behoorlijk ingewerkt,
- de door de boekhouder van [geïntimeerde] voor 2008 (vergelijkenderwijs), 2009 en de eerste twee maanden van 2010 vervaardigde balans en winst- en verliesrekening bevatten bij nadere analyse tal van ongerijmdheden, als gevolg waarvan die cijfers niet betrouwbaar zijn,
- [geïntimeerde] heeft misbruik gemaakt van de situatie waarin [appellant] toentertijd verkeerde: [appellant] had wegens ernstige ziekte een moeilijke periode achter de rug, hij wilde zijn leven een positieve wending geven en zijn lang gekoesterde wens om een eigen onderneming te hebben in vervulling doen gaan,
- [geïntimeerde] heeft misbruik gemaakt van de omstandigheid dat [appellant] gemakkelijk van vertrouwen was, omdat zowel hij als [geïntimeerde] afkomstig is uit Iran en zij via een wederzijds bekend persoon met elkaar in contact waren gebracht,
- [geïntimeerde] heeft kort voor de overdracht van de onderneming ten laste van het ondernemingsvermogen nog een privé-onttrekking van € 7.011,80 gepleegd.
- de brieven die zijn eigen boekhouder [X] vanaf eind april 2010 aan [geïntimeerde] heeft gestuurd en de daaruit blijkende bevindingen van zijn boekhouder waaronder het ontbreken van de jaarcijfers 2009,
- de door zijn boekhouder [X] vervaardigde balans en winst- en verliesrekening met betrekking tot de periode maart tot en met juni 2010,
- een vergelijkende analyse van de beschikbare cijfers van de hand van zijn boekhouder [X] verzonden op 19 december 2010,
- een vertaling van de inventarislijst die sluit op een bedrag groot € 3.269,99 (met inbegrip van een bedrag groot € 707,65 voor “borg”),
- een schriftelijke verklaring ondertekend door vijf, naar zijn zeggen, personeelsleden,
- van internet gehaalde negatieve recensies van door de onderneming geleverde waren, die stammen uit de periode dat [geïntimeerde] de onderneming dreef,
- van internet gehaalde positieve recensies van door de onderneming geleverde waren, die stammen uit de periode dat [appellant] de onderneming dreef.
[geïntimeerde] heeft in de kern betoogd dat hij [appellant] naar behoren en juist heeft geïnformeerd over de onderneming, zowel wat betreft de winstpotentie, de omvang en staat van de inventaris, de omvang van de ten behoeve van de verhuurder uitstaande borgsom, de omvang van de voorraad als de gang van zaken binnen het bedrijf. Zo heeft hij [appellant] gedurende drie weken in februari 2010 ingewerkt, hem inzage gegeven in zijn boekhouding en hem laten kennis maken met zijn leveranciers Hoekstra (bezorgbromfietsen), Van Leeuwen (horecaproducten) en Schouten (verpakkingen), hetgeen deze alle drie schriftelijk hebben bevestigd.
Hij heeft [appellant] over de resultaten van de onderneming geïnformeerd aan de hand van cijfers vanaf het jaar 2005 waarover hij de beschikking heeft. De jaarcijfers 2009 en vergelijkingscijfers 2008 heeft zijn boekhouder met spoed gereedgemaakt en zijn op 17 februari 2010 aan [appellant] gegeven, dus voordat deze de koopovereenkomst ondertekende.
[geïntimeerde] houdt staande dat tot de inventaris recent nieuw aangeschafte goederen behoorden, te weten twee bezorgscooters (à € 1.200,-), een laptop, een koelkast
(€ 2.500,-), een gekoelde opzetstructuur (€ 1.500,-) en een werktafel. Aan kasgelden heeft hij € 534,- overgedragen.
De tegenvallende resultaten van [appellant] moeten, aldus [geïntimeerde], worden verklaard uit de omstandigheid dat [appellant] de bedrijfsvoering heeft gewijzigd en een minder goede/ijverige ondernemer is dan [geïntimeerde].
Voorts heeft [geïntimeerde] aangevoerd dat hij [appellant] vanwege zijn moeilijke levensomstandigheden juist ter wille heeft willen zijn en dat hij om die reden van hem maar een bescheiden koopprijs heeft gevraagd.
Tot slot heeft [geïntimeerde] nog aangevoerd dat [appellant] geen kennis heeft genomen van zijn advertentie op internet en dat hij in februari 2010 geen groter bedrag aan de onderneming heeft onttrokken dan de toentertijd gerealiseerde winst alsmede, zo begrijpt het hof, dat hij daartoe was gerechtigd.
Cruciaal in de reeks feiten en omstandigheden die [appellant] heeft aangevoerd is met name de stelling dat [geïntimeerde] bewust een onjuist beeld heeft gecreëerd van het ondernemingsresultaat gedurende de jaren voorafgaand aan de koopovereenkomst.
In dit verband is het hof opgevallen dat de boekhouder van [appellant] in april 2010 om de jaarstukken van 2009 vraagt hetgeen niet goed verklaarbaar is als [geïntimeerde] deze al in februari 2010 aan [appellant] zou hebben gegeven. Daar komt bij dat het positieve ondernemingsresultaat van 2009 (althans volgens de opgemaakte jaarcijfers) in elk geval niet zonder meer de mededeling rechtvaardigde dat het ging om “een goed lopende pizzeria die al 16 jaar bestaat”, te meer niet nu aan [geïntimeerde] bekend moet zijn geweest dat de onderneming in 2008 (blijkens de voor dat jaar opgemaakte jaarcijfers) een negatief resultaat had geboekt. Verder is van betekenis dat de jaarcijfers 2009 op het eerste gezicht onverklaarbare posten bevatten; zo is het bedrag aan personeelskosten, € 2.704,-, mede in aanmerking genomen de bezorgkosten, onbegrijpelijk laag; ook de investeringen waarop [geïntimeerde] zich beroept, zijn niet goed terug te vinden in de winst- en verliesrekening. Een verklaring van de lage personeelskosten zou kunnen zijn dat het personeel zwart is betaald maar dan zou, wil met [geïntimeerde] de winstgevendheid van de onderneming kunnen worden aanvaard, toch ook moeten komen vast te staan dat omzet buiten de boeken is gehouden. Dat uit de naderhand opgemaakte cijfers kan worden opgemaakt dat de onderneming ook gedurende de maanden januari en februari 2010 een positief resultaat heeft geboekt, maakt in dit verband verder geen verschil.
Voorts heeft het hof bij zijn oordeel dat de stellingen van [appellant] toereikend zijn, betrokken dat het [geïntimeerde] niet kan zijn ontgaan dat de specifieke omstandigheden waarin [appellant] verkeerde en hun gedeelde Iraanse herkomst [appellant] tot een gemakkelijk “slachtoffer” van misleiding maakten.
Dat alles geldt ook als in aanmerking wordt genomen dat op [appellant] als beginnend ondernemer de verplichting rustte om zich naar behoren te vergewissen van de winstpotentie van de onderneming die hij wilde overnemen. Zou echter komen vast te staan dat [appellant] de beschikking heeft gehad over de jaarcijfers 2009 en de vergelijkingscijfers 2008, dan was hij een gewaarschuwd man en kan bezwaarlijk worden aanvaard dat hij door [geïntimeerde] is misleid.
- dat [geïntimeerde] voorafgaand aan de totstandkoming van de koopovereenkomst aan [appellant] heeft gezegd dat de onderneming jarenlang winstgevend is geweest,
- dat de door de boekhouder van [geïntimeerde] vervaardigde jaarcijfers 2008 (vergelijkingscijfers) en 2009 ten tijde van de totstandkoming van de koopovereenkomst niet beschikbaar waren.
Wat betreft het tweede bewijsthema realiseert het hof zich dat het om een negatief feit gaat. Het hof zal daarmee bij de beoordeling van het bijgebrachte bewijs rekening houden.
Wel overweegt het hof nu reeds dat [appellant] ermee rekening dient te houden dat het hof bij de beoordeling van de kwestie of zijn beroep op dwaling slaagt, ook onder ogen heeft te zien of [appellant] niet al te lichtvaardig op de mededelingen van [geïntimeerde] is afgegaan.
Als het hof toekomt aan de kwestie of [geïntimeerde] de leveringsverplichting die voor hem besloten ligt in de koopovereenkomst is nagekomen, zal het hof, na uitleg van de koopovereenkomst, het vermoedelijk niet kunnen stellen zonder de expertise van een ter zake kundige accountant.
5. Beslissing
- dat [geïntimeerde] voorafgaand aan de totstandkoming van de koopovereenkomst aan [appellant] heeft gezegd dat de onderneming jarenlang winstgevend is geweest,
- dat de door de boekhouder van [geïntimeerde] vervaardigde jaarcijfers 2008 (vergelijkingscijfers) en 2009 ten tijde van de totstandkoming van de koopovereenkomst niet beschikbaar waren;
uiterlijk ter rolle van 10 juli 2012 schriftelijk en onder opgave van de verhinderdata van alle voornoemde betrokkenen in de maanden oktober en november 2012 aan het (enquêtebureau van het) hof dient te verzoeken een nieuwe datum te bepalen;