GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
NOTARIS- EN GERECHTSDEURWAARDERSKAMER
Beslissing van 20 maart 2012 in de zaak van:
[ GERECHTSDEURWAARDER ],
gerechtsdeurwaarder te [ plaats ],
APPELLANT,
gemachtigde: mr. J.D. van Vlastuin,
[ KLAGER ], in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over [ X ],
kantoorhoudend te [ plaats ],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellant, verder de gerechtsdeurwaarder, is bij een op
3 augustus 2011 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met bijlage – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder de kamer, van 12 juli 2011. Bij die beslissing heeft de kamer de klacht van geïntimeerde, verder klager, tegen de gerechtsdeurwaarder gedeeltelijk gegrond verklaard onder oplegging van de maatregel van berisping. De kamer heeft de klacht voor het overige ongegrond verklaard.
1.2. Van de zijde van klager is op 9 september 2011 een verweerschrift – met bijlagen – ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. Het hoger beroep is behandeld ter openbare terechtzitting van 5 januari 2012.
Klager, de gerechtsdeurwaarder en zijn gemachtigde zijn verschenen. Zij hebben allen het woord gevoerd.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
a) Een aan het kantoor van de gerechtsdeurwaarder verbonden toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder heeft op 5 september 2006 ten laste van de ex-echtgenoot van [ X ], [ Y ], beslag gelegd onder levensverzekeringsmaatschappij AXA Leven N.V.
b) Op 9 oktober 2006 is door AXA Leven aan de gerechtsdeurwaarder een brief gestuurd, die door de gerechtsdeurwaarder als verklaring derdenbeslag is aanvaard. Hieruit blijkt onder meer dat [ Y ] drie verzekeringen bij deze maatschappij had lopen. Eén van deze verzekeringen betrof een kapitaalverzekering met een indicatieve afkoopwaarde van € 4.653,-.
c) Op 26 november 2006 is ten aanzien van [ X ] door de rechtbank Amsterdam de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard.
d) Op 20 december 2006 heeft klager als bewindvoerder van [ X ] aan Axa Leven verzocht om hem zo uitgebreid mogelijk te informeren over onder meer voormelde kapitaalverzekering.
e) Begin augustus 2007 heeft AXA Leven de gerechtsdeurwaarder ervan op de hoogte gesteld dat één van de verzekeringen mede op naam stond van [ X ] en dat op haar de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing is. Alvorens tot uitwinning van de gelden over te gaan, heeft de gerechtsdeurwaarder overleg gepleegd met zijn opdrachtgever. Op verzoek van zijn opdrachtgever heeft de gerechtsdeurwaarder vervolgens bij AXA Leven alle gelden opgevraagd.
f) AXA Leven is op 17 augustus 2007 overgegaan tot afkoop van de verzekeringspolissen. De gerechtsdeurwaarder heeft het uitgewonnen bedrag direct afgedragen aan zijn opdrachtgever.
g) Klager heeft bij brief van 3 augustus 2009 de gerechtsdeurwaarder gevraagd een bedrag van € 2.752,43 over te maken aan de boedelrekening in de schuldsaneringsregeling voor [ X ]. Dit bedrag vertegenwoordigt de helft van de opbrengst van de afkoop van voormelde kapitaalverzekering. De gerechtsdeurwaarder heeft de bewindvoerder te kennen gegeven dat hij geen reden ziet om over te gaan tot betaling, nu geen sprake is van een onverschuldigde betaling.
4. Het standpunt van klager
Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij ten onrechte het beslag volledig heeft uitgewonnen en het ontvangen bedrag heeft afgedragen aan zijn opdrachtgever. Volgens klager heeft de gerechtsdeurwaarder miskend dat door de schuldsaneringsregeling die op [ X ] van toepassing was, een deel van het beslag was komen te vervallen. De gerechtsdeurwaarder had zelf behoren af te wegen welke gelden aan wie toekomen. In plaats daarvan is de gerechtdeurwaarder afgegaan op het standpunt van zijn opdrachtgever. Hij heeft daarmee zijn eigen verantwoordelijkheid miskend, hetgeen hem valt aan te rekenen, aldus klager.
5. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder
5.1. De gerechtsdeurwaarder stelt zich op het standpunt dat hij gelet op de verklaring derdenbeslag van 9 oktober 2006 erop mocht vertrouwen dat alle gelden vielen onder het beslag dat ten laste van [ Y ] was gelegd.
5.2. De gerechtsdeurwaarder is, toen AXA Leven plotseling bekend maakte dat een van de verzekeringen mede op naam van [ X ] stond, niet direct overgegaan tot uitwining van het beslag. Er is goed nagedacht over de vraag wie de rechthebbende op de gelden was. Volgens de gerechtsdeurwaarder bestond op dat moment geen reden voor gerechtelijke bewaring of een verdeling van de opbrengst. Daar de opdrachtgever deze zienswijze bevestigde, diende de gerechtsdeurwaarder op grond van zijn ministerieplicht de gehele opbrengst af te dragen.
6.1. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is naar het oordeel van het hof onvoldoende gebleken van een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van de gerechtsdeurwaarder.
6.2. Het hof overweegt daartoe allereerst dat een brief van AXA Leven van begin augustus 2007, waarin mededelingen aan de gerechtdeurwaarder zijn gedaan over [ X ] als tweede begunstigde van een van de verzekeringen, niet (meer) voorhanden is. Hierdoor kan niet worden vastgesteld wat AXA Leven precies hieromtrent heeft verklaard. Zonder kennis van de exacte bewoordingen valt niet te beoordelen of de gerechtsdeurwaarder verwijtbaar heeft gehandeld.
6.3. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat AXA Leven weliswaar op een later moment heeft verklaard dat er een tweede begunstigde was, maar in haar oorspronkelijke verklaring derdenbeslag van een tweede begunstigde niet heeft gerept en bovendien nog weer later toch (de waarde van) alle drie de verzekeringen volledig aan de gerechtsdeurwaarder heeft uitgekeerd. Dit zijn alle omstandigheden die erop wijzen dat [ Y ] wel degelijk de enige rechthebbende was. Dat de gerechtsdeurwaarder niettemin heeft moeten begrijpen dat dat anders lag, zou kunnen blijken uit voormelde brief van AXA Leven van begin augustus 2007, maar de inhoud daarvan is onbekend. Terecht heeft de kamer overwogen dat een gerechtsdeurwaarder bij de verdeling van de opbrengst van executie een eigen verantwoordelijkheid heeft. Gelet op voormelde omstandigheden en mede in aanmerking genomen dat de gerechtsdeurwaarder alvorens tot inning van de gelden over te gaan, overleg heeft gepleegd met zijn opdrachtgever, kan echter niet worden vastgesteld dat hij tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld.
6.4. Tot slot overweegt het hof dat het de gerechtsdeurwaarder niet kan worden tegengeworpen de hij de brief van AXA Leven van begin augustus 2007 niet meer in het dossier heeft. De wet kent geen bepaling op grond waarvan dergelijke brieven – niet zijnde een ambtelijk stuk – langer dan een jaar bewaard dienen te blijven.
6.5. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.6. Nu het hof tot een ander oordeel is gekomen dan de kamer kan de beslissing van de kamer niet in stand blijven.
- vernietigt de bestreden beslissing en, opnieuw rechtdoende,
- verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, J.C.W. Rang en
L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 20 maart 2012 door de rolraadsheer.
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 12 juli 2011 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 816.2010 ingesteld door:
[ klager ], in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over [ X ],
klager,
[ gerechtsdeurwaarder ],
gerechtsdeurwaarder te [ plaats ],
beklaagde,
gemachtigde mr. J.D. van Vlastuin, advocaat te Utrecht.
Ontstaan en loop van de procedure
Bij brief met bijlagen ingekomen op 10 november 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.
Bij brief met bijlagen van 9 december 2010, ingekomen op 10 december 2010, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.
De klacht is behandeld ter zitting van 14 juni 2011 waar klager en de gerechtsdeurwaarder vergezeld door zijn gemachtigde zijn verschenen.
Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
De uitspraak is bepaald op 12 juli 2011.
a) Bij exploot van 5 september 2006 heeft een aan het kantoor van de gerechtsdeurwaarder verbonden kandidaat-gerechtsdeurwaarder, ten laste van de ex-echtgenoot van [ X ] executoriaal derdenbeslag gelegd onder een levensverzekeringsmaatschappij.
b) Bij beslissing van 26 november 2006 is [ X ] door de rechtbank Amsterdam onder bewind gesteld met benoeming van klager tot bewindvoerder.
c) Bij brief van 9 oktober 2006 heeft de levensverzekeringsmaatschappij een verklaring derdenbeslag gedaan waarin onder meer staat vermeld dat de ex-echtgenoot van [ X ] drie verzekeringen bij de maatschappij had lopen.
d) Medio augustus 2007 heeft de verzekeringsmaatschappij aan de gerechtsdeurwaarder te kennen gegeven dat één van de verzekeringen op naam stond van [ X ] en haar ex-echtgenoot en dat [ X ] per november 2006 was toegelaten tot de wettelijke schuldsanering. De gerechtsdeurwaarder heeft daarop contact gezocht met zijn opdrachtgever die hem heeft medegedeeld dat alle gelden onder het beslag vielen en aan de opdrachtgever diende te worden voldaan.
e) Op 17 augustus 2007 heeft de maatschappij aan de gerechtsdeurwaarder in het kader van de afkoop van de onder d genoemde levensverzekering een bedrag van € 5.504,87 tegen finale kwijting aan de gerechtsdeurwaarder uitgekeerd. De gerechtsdeurwaarder heeft dit bedrag vervolgens afgedragen aan zijn opdrachtgever.
f) Bij brief van 3 augustus 2009 heeft klager aan de gerechtsdeurwaarder gevraagd de helft van dit bedrag over te maken op de boedelrekening. De gerechtsdeurwaarder heeft verwezen naar zijn opdrachtgever, een advocaat. Deze heeft bij brief van 21 augustus 2009 klager medegedeeld dat de vordering werd afgewezen, omdat er zijns inziens geen sprake was van een onverschuldigde betaling.
Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder - kort samengevat - dat deze wist dan wel behoorde te weten dat op het moment van het uitwinnen van het beslag [ X ] de tweede rechthebbende op de polis was en dat deze rechthebbende onder bewind was gesteld. De gerechtsdeurwaarder is desondanks tot volledige uitwinning van het beslag en tot doorbetaling van het geïncasseerde aan de opdrachtgever overgegaan. De gerechtsdeurwaarder weigert ten onrechte om tot vergoeding over te gaan van het deel waar klager recht op heeft. Klager is van mening dat de gerechtsdeurwaarder een eigen verantwoordelijkheid heeft om zich ervan te vergewissen dat bij het uitwinnen van de executieopbrengst is voldaan aan alle voorwaarden die aan de uitwinning verbonden zijn.
3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht weersproken. Nadat de derdebeslagene was benaderd om eindelijk eens af te dragen, liet deze in augustus 2007 plotseling weten dat één onder het beslag vallende kapitaalverzekering mede op naam van [ X ] stond, en dat zij per november 2006 was toegelaten tot de wettelijke schuldsanering. De gerechtsdeurwaarder heeft vervolgens contact opgenomen met zijn opdrachtgever. Deze heeft uitdrukkelijk verzocht om alle gelden op te vragen en af te dragen. De gerechtsdeurwaarder heeft dat gedaan. Er is overleg geweest en er is goed nagedacht over de vraag wie rechthebbende op de gelden was. Gezien de door de derde op 9 oktober 2006 afgelegde verklaring en de mening van zijn opdrachtgever dat alle gelden vermoedelijk onder het beslag vielen, kan hem zijn handelen niet verweten worden, aldus de gerechtsdeurwaarder. De opdrachtgever was kennelijk van oordeel dat hij een eventueel executiegeschil wel aandurfde, indien betwist zou worden dat de beslaglegger niet de enige rechthebbende zou zijn. Van de gerechtsdeurwaarder kan in ieder geval thans niet gevergd worden uit eigen zak aan de bewindvoerder te betalen, zeker niet nu zijn opdrachtgever medewerking weigert.
4. Gronden van de beslissing
4.1 Alvorens tot beoordeling van de klacht over te gaan, wordt overwogen dat op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet gerechtsdeurwaarders (waarnemend en kandidaat-gerechtsdeurwaarders inbegrepen) aan tuchtrechtspraak zijn onderworpen. Het gerechtsdeurwaarderskantoor [ kantoor ] kan niet als beklaagde worden aangemerkt. Gerechtsdeurwaarder [ gerechtsdeurwaarder ] heeft zich opgeworpen als beklaagde en wordt als zodanig aangemerkt. Hiermee is in de aanhef van deze beschikking al rekening gehouden.
4.2 Ter beoordeling staat of door de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar is gehandeld in de zin van voormeld artikel.
4.3 Bij de beoordeling van de klacht gaat het om de vraag of de gerechtsdeurwaarder mocht afgaan op de mededeling van zijn opdrachtgever dat het uitgewonnen bedrag volledig aan hem diende te worden overgemaakt. Die vraag moet op grond van het navolgende ontkennend worden beantwoord. In augustus 2007 is de gerechtsdeurwaarder door de levensverzekeringsmaatschappij (aanvullend) op de hoogte gesteld van het feit dat de levensverzekering mede op naam van [ X ] stond. Dat de verzekeringsmaatschappij eerst anders had verklaard doet hieraan niet af. Hierdoor werd de gerechtsdeurwaarder bekend met het gegeven dat er mogelijk een andere rechthebbende was die aanspraak kon maken op de opbrengst van de executie. In elk geval kon de gerechtsdeurwaarder niet zonder meer van uitgaan van het standpunt van zijn opdrachtgever.
4.4 De verdeling van de opbrengst van de executie is immers bij uitstek een taak van de gerechtsdeurwaarder als openbaar ambtenaar. Hij heeft daarbij een eigen verantwoordelijkheid op grond waarvan hij zich onafhankelijk van zijn opdrachtgever dient te stellen en een eigen afweging moet maken over wie wat toe- komt. In die zin heeft de gerechtsdeurwaarder door de gelden af te dragen aan zijn opdrachtgever niet gehandeld als een goed gerechtsdeurwaarder betaamt. De klacht is terecht voorgesteld.
4.4 Ten overvloede wordt uitdrukkelijk overwogen dat het voorgaande niet betekent dat de beslaglegger geen aanspraak had op uitkering van het volledige onder het beslag vallende bedrag. Die beoordeling is niet aan de tuchtrechter. Dat de gerechtsdeurwaarder weigert om tot vergoeding over te gaan is dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar.
5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt. De Kamer ziet aanleiding om tot het opleggen van de navolgende maatregel over te gaan.
De Kamer voor gerechtsdeurwaarders:
? verklaart de klacht gegrond voor zover dit betreft het doorbetalen van de opbrengst van de executie;
? legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;
? verklaart de klacht voor het overige ongegrond.
Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. G.H.I.J. Hage en M.J-M.L. Baudoin leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 juli 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.