ECLI:NL:GHAMS:2011:BX7934

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.080.993-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over persoonsgebonden budget en verantwoording door geadresseerde

In deze zaak gaat het om een hoger beroep ingesteld door Achmea Zorgkantoor N.V. tegen een vonnis van de rechtbank Haarlem. Achmea had een persoonsgebonden budget (PGB) toegekend aan [geïntimeerde], maar er was geen verantwoording afgelegd voor een bedrag van € 3.487,18. Achmea vorderde dit bedrag terug van [geïntimeerde], die het budget had laten beheren door een firma genaamd BenT. De rechtbank had eerder geoordeeld dat Achmea niet ontvankelijk was in haar vordering, omdat de bewindvoerder van [geïntimeerde] niet als procespartij was betrokken. Achmea heeft in hoger beroep drie grieven aangevoerd en verzocht om vernietiging van het vonnis en toewijzing van haar vordering.

De feiten van de zaak zijn als volgt: [geïntimeerde] heeft op 26 mei 2006 een coachingsovereenkomst gesloten met BenT, die het beheer over haar financiën op zich nam. Het Zorgkantoor heeft op aanvraag van BenT een PGB toegekend aan [geïntimeerde], dat rechtstreeks aan BenT werd uitbetaald. [geïntimeerde] heeft echter geen verantwoording afgelegd voor een deel van het budget. Achmea heeft vervolgens een beschikking afgegeven waarin werd vastgesteld dat [geïntimeerde] te veel had ontvangen. Na het faillissement van BenT heeft het Zorgkantoor [geïntimeerde] herhaaldelijk gesommeerd om het bedrag terug te betalen, maar zij heeft dit nagelaten.

In het hoger beroep heeft [geïntimeerde] betoogd dat Achmea niet ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de bewindvoerder van [geïntimeerde] niet in de procedure was betrokken. Het hof heeft Achmea de gelegenheid gegeven om zich hierover uit te laten. De zaak is verwezen naar de rol van 27 december 2011 voor verdere behandeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ACHMEA ZORGKANTOOR N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
APPELLANTE,
advocaat: mr. H. Post te Helmond,
t e g e n
[GEÏNTIMEERDE],
wonende te [woonplaats],
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. J.B. Biezen te Zaandam.
1.Het geding in hoger beroep
De partijen worden hierna (ook) Achmea en [geïntimeerde] genoemd.
Bij dagvaarding van 18 januari 2011 is Achmea in hoger beroep gekomen van het vonnis van de ¬rechtbank Haarlem, sector kanton, locatie Haarlem van 21 oktober 2010, in deze zaak onder zaak-/rolnum¬mer 460328/ CV EXPL 10-3898 gewezen tussen haar als eiseres en [geïntimeerde] als gedaagde.
Bij memorie van grieven heeft Achmea drie grieven tegen het vonnis aangevoerd, producties in het geding gebracht en geconcludeerd, zakelijk weergegeven, dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en alsnog, bij arrest uitvoerbaar bij voorraad, haar vordering zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties.
Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] de grieven bestreden, bewijs aangeboden, een productie in het geding gebracht en geconcludeerd, zakelijk weergegeven, dat het hof het vonnis zal bekrachtigen en Achmea zal veroordelen, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het hoger beroep (waaronder de nakosten).
Ten slotte is arrest gevraagd op de stukken van beide instanties.
2. Feiten
2.1 De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 1 tot en met 7, een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aange¬merkt. Daarover bestaat geen geschil, zodat ook het hof van de aldus vastgestelde feiten zal uitgaan.
2.2 Het gaat in deze zaak om het volgende.
2.2.1. Per 26 mei 2006 heeft [geïntimeerde] een coachingsovereenkomst gesloten met BenT te Hillegom, een firma die onder meer het beheer ging voeren over haar financiën. Zij heeft BenT daartoe schriftelijk gemachtigd.
2.2.2. Op aanvraag, namens [geïntimeerde] door BenT verricht, heeft het Zorgkantoor bij beschikkingen van 12 februari 2007, nrs [nummer] en [nummer] aan haar een persoonsgebonden budget (PGB) toegekend en de in die beschikkingen genoemde bedragen aan [geïntimeerde] uitgekeerd. Het Zorgkantoor heeft deze bedragen rechtstreeks aan BenT betaald. BenT beheerde deze bedragen.
2.2.3. Ingevolge de beschikkingen diende [geïntimeerde] binnen zes weken na het einde van een voorschotperiode een formulier aan het Zorgkantoor te verstrekken waarin zij verantwoording aflegde over de besteding van het PGB. [geïntimeerde] heeft voor een bedrag van € 3.487,18 geen verantwoording afgelegd.
2.2.4. Op 26 mei 2008 heeft Achmea een beschikking subsidievaststelling PGB 2007 afgegeven, inhoudende dat van het vastgestelde budget van € 7.266,48 een bedrag van € 3.779,30 is verantwoord zodat € 3.487,18 te veel is ontvangen. Tegen deze beschikking, verstuurd aan Postbus 229, 2180 AE Hillegom, is geen bezwaar gemaakt.
2.2.5. Op 2 juni 2009 heeft de rechtbank te ’s-Gravenhage het faillissement uitgesproken van BenT.
2.2.6. Het Zorgkantoor heeft [geïntimeerde] bij herhaling gesommeerd het toegekende budget ten belope van € 3.487,18 terug te betalen; [geïntimeerde] heeft geen betaling gedaan aan het Zorgkantoor.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid in het hoger beroep
3.1 [geïntimeerde] heeft betoogd dat Achmea niet ontvankelijk moet worden verklaard in het hoger beroep. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de kantonrechter te Haarlem op 7 april 2010 de goederen van [geïntimeerde] ex artikel 1:431 BW onder bewind gesteld heeft, met benoeming van de heer [X] tot bewindvoerder. De door Achmea ingestelde vordering heeft betrekking op de zaken die behartigd moeten worden door de bewindvoerder. Achmea was van het bewind en de persoon van de bewindvoerder op de hoogte, nu deze als gemachtigde van [geïntimeerde] verweer heeft gevoerd in de procedure in eerste aanleg. Achmea had de bewindvoerder daarom als procespartij in het geding moeten betrekken, doch heeft dat nagelaten, zodat zij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar hoger beroep.
3.2 Alvorens op dit onderdeel te beslissen zal het hof Achmea in de gelegenheid stellen zich daarover bij akte ter rolle uit te laten. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
4. Beslissing
Het hof:
laat Achmea toe zich bij akte uit te laten over het in rechtsoverweging 3.1 verwoorde betoog van [geïntimeerde];
verwijst de zaak daartoe naar de rol van 27 december 2011;
iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, C.C. Meijer en J.C. Toorman en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 29 november 2011 door de rolraadsheer.