ECLI:NL:GHAMS:2011:BX5122

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-000330-10
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.J.M.W. Paridaens-van der Stoel
  • J.D.L. Nuis
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot moord en zware mishandeling, diefstal met geweld en wapenbezit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 september 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte werd beschuldigd van poging tot moord, zware mishandeling, diefstal met geweld en wapenbezit. De feiten vonden plaats in Amsterdam, waarbij de verdachte op 24 oktober 2008 met een vuurwapen op [slachtoffer 1] schoot, wat resulteerde in een gebroken been. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot moord, maar dat de verdachte wel schuldig was aan zware mishandeling. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van diefstal in vereniging op 20 september 2008, waarbij geweld werd gebruikt tegen [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]. Het hof oordeelde dat de verdachte als medepleger van deze diefstal kon worden aangemerkt. Ook werd vastgesteld dat de verdachte op 1 september 2008 in het bezit was van munitie, wat in strijd was met de Wet wapens en munitie. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot schadevergoeding werd toegewezen tot een bedrag van € 1.258,20. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en legde een gevangenisstraf op van 4 jaar en 6 maanden, met aftrek van voorarrest. De tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van 3 maanden werd gelast.

Uitspraak

parketnummer: 23-000330-10
datum uitspraak: 30 september 2011
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 13 januari 2010 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-528366-08 (Zaak A) en 13-451850-08 (Zaak B), alsmede 13-457200-08 (TUL) tegen
[Verdachte ],
geboren te [geboorteplaats ] op [geboortedatum ],
adres: [woonadres ],
thans gedetineerd in P.I.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 30 december 2009 en op de terechtzitting in hoger beroep van 16 september 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Tenlasteleggingen
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank en in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijzigingen is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
Zaak A1
primair:
hij op of omstreeks 24 oktober 2008 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (en met voorbedachten rade) [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg), met een vuurwapen een of meer kogels op voornoemde [slachtoffer 1] heeft afgevuurd, welke kogels het (onder)been en/of een knie, althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] is/zijn binnengedrongen;
subsidiair:
hij op of omstreeks 24 oktober 2008 te Amsterdam aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een verbrijzelingsbreuk, althans een of meerdere breuk(en) in het bot van het rechteronderbeen en/of een verbrijzelingsbreuk in de linkerknie, heeft toegebracht, door voornoemde [slachtoffer 1] met dat opzet in het (onder)been en/of een knie te schieten;
Zaak A2
primair:
hij op of omstreeks 20 september 2008 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een koffer en/of een tas, althans een of meer goed(eren), en/of een geldbedrag van 35 euro, althans een of meer geldbedrag(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] (zich (eerder) noemende [slachtoffer 2]) en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die een of meer goed(eren) en/of een of meer geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer vuurwapen(s), althans een of meer op vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerpen(en) op die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of voorgehouden en/of getoond en/of eenmaal of meermalen (met kracht) met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben geslagen op/tegen het gezicht en/of het hoofd van die [slachtoffer 2] en/of eenmaal of meermalen (met kracht) heeft/hebben getrapt en/of geschopt en/of gestompt en/of geslagen tegen de/het licha(a)m(en) van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] en/of tegen die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] heeft/hebben gezegd:"Where is the money, where is the drugs" en/of (in het Engels) "hou je hoofd naar beneden anders schiet ik je dood" en/of "ik steek je in brand" en/of "shut up or I will shoot you", althans woorden van die dreigende aard en/of strekking;
Subsidiair
[mededaders] en/of een of meer onbekend gebleven mededader(s) op of omstreeks 20 september 2008 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een koffer en/of een tas, althans een of meer goed(eren), en/of een geldbedrag van 35 euro, althans een of meer geldbedrag(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] (zich (eerder) noemende [slachtoffer 2]) en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [mededaders ] en/of die onbekend gebleven mededader(s) en/of verdachte,
waarbij die [mededaders ] en/of die onbekend gebleven mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die goed(eren) en/of dat/die geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming
en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn/hun mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die [mededaders ] en/of die onbekend gebleven mededader(s),
- een of meer vuurwapen(s), althans een of meer op vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerpen(en) op die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of voorgehouden en/of getoond,
- en/of eenmaal of meermalen (met kracht) met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben geslagen op/tegen het gezicht en/of het hoofd van die [slachtoffer 2],
- en/of eenmaal of meermalen (met kracht) heeft/hebben getrapt en/of geschopt
en/of gestompt en/of geslagen tegen de/het licha(a)m(en) van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4],
- en/of tegen die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] heeft/hebben gezegd:"Where is the money, where is the drugs" en/of (in het Engels) "hou je hoofd naar beneden anders schiet ik je dood" en/of "ik steek je in brand" en/of "shut up or I will shoot you", althans woorden van die dreigende aard en/of strekking
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 20 september 2008 te Amsterdam, en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
- op de uitkijk te staan en/of
- telefonisch contact te onderhouden met die [mededader ] en/of
- die [mededader ] op de hoogte te houden van de situatie buiten de woning en/of
- die [mededader ] opdrachten/instructies te geven en/of
- van die [mededader ] instructies te ontvangen.
Zaak B
hij op of omstreeks 01 september 2008 te Amsterdam voorhanden heeft gehad 2 volmantelpatronen van het merk S&B (9mm Luger) en/of 2 volmantelpatronen van het merk NNY (9mm Luger)en/of 5 volmantelpatronen van het merk CCI (9mm Luger) en/of 1 revolverpatroon van het merk GFL(.38 special) en/of 13 volmantelpatronen van het merk GFL (9 mm Luger), in elk munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van Categorie III en/of een patroonhouder (Glock 9mm).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Bespreking van bewijsverweren
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte van het in zaak A1 en A2 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Zij heeft ten aanzien van zaak A1 hiertoe het volgende aangevoerd. Buiten de verklaringen van [slachtoffer 1] en [getuige 1] wijst niets erop dat de verdachte op de plaats delict is geweest. De verklaringen van de overige getuigen komen niet overeen met de verklaringen van [slachtoffer 1] en [getuige 1]. Nu de verklaringen van [slachtoffer 1] en [getuige 1] volgens de raadsvrouw onbetrouwbaar zijn en om die reden terzijde dienen te worden geschoven, is er onvoldoende wettig bewijs voor het daderschap van de verdachte. Zelfs als het daderschap van de verdachte wel wordt aangenomen op basis van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [getuige 1], blijft er volgens de raadsvrouw onvoldoende duidelijkheid bestaan over cruciale bestanddelen van de tenlastelegging, zodat de verdachte alsnog dient te worden vrijgesproken van het hem onder A1 ten laste gelegde feit.
Subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat er geen sprake is van poging tot moord of doodslag, nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad om [slachtoffer 1] van het leven te beroven.
Ten aanzien van zaak A2 heeft de raadsvrouw betoogd dat de verdachte niet als medepleger kan worden aangemerkt. Uit de getapte telefoongesprekken die de verdachte met de medeverdachte [mededader ] voerde, blijkt onvoldoende de bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de daders om medeplegen aan te kunnen nemen. Subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat het opzet van de verdachte zich niet uitstrekte tot het geweld of de bedreiging daarmee, waar de diefstal mee gepaard is gegaan, zodat de verdachte van dit deel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt met betrekking tot de gevoerde bewijsverweren het volgende.
Zaak A1: De schietpartij in de Kolfschotenstraat op 24 oktober 2008
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de verdachte als dader dient te worden aangemerkt van de schietpartij op 24 oktober 2008 in de Kolfschotenstraat te Amsterdam, waarbij [slachtoffer 1] in zijn been is geraakt. Anders dan de raadsvrouw ter terechtzitting heeft betoogd, acht het hof de verklaringen van [slachtoffer 1] en [getuige 1] die zij kort na het schietincident tegenover de politie aflegden wel geloofwaardig. Gelet op het korte tijdsverloop sinds de schietpartij en mede in aanmerking genomen de toestand waarin zij zich bevonden, acht het hof het niet aannemelijk dat [slachtoffer 1] en [getuige 1] hun verhalen op elkaar hebben afgestemd. Het hof constateert dat het slachtoffer [slachtoffer 1] en de getuige [getuige 1] in hun latere verklaringen spreken over een groter aantal schoten, maar is van oordeel dat dit niet afdoet aan de betrouwbaarheid van de eerste verklaringen die zij aflegden vlak na het incident, omdat deze op essentiële punten steun vinden in andere bewijsmiddelen. Het hof betrekt hierbij het volgende.
Het slachtoffer heeft in zijn eerste contact met de politie verklaard dat hij door een persoon die hij kent als [P.] drie maal is beschoten en daarbij in zijn been is geraakt. Verschillende getuigen hebben bevestigd dat zij drie schoten in de Kolfschotenstraat hebben gehoord. Voorts heeft de politie diezelfde avond drie hulzen op de plaats delict gevonden, die blijkens een deskundigenrapport van het NFI van 24 september 2009 met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid door één en hetzelfde vuurwapen zijn verschoten.
Voorts is gebleken dat de grijze Opel Astra met kenteken 42-FK-GD, waarin [P.] het slachtoffer en de getuige [getuige 1] zou hebben achtervolgd, geregistreerd stond op naam van de verdachte. De getuige [S.] heeft bevestigd dat de dader van de schietpartij kort na het schieten in een auto van het merk Opel is gestapt en is weggereden. Er zijn geen aanwijzingen dat deze auto door een ander dan de verdachte werd gebruikt. Hoewel de verdachte in eerste aanleg heeft ontkend dat zijn bijnaam [P.] is, heeft hij ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat dit wel het geval is.
Het hof verwerpt op grond van het bovenstaande het verweer van de raadsvrouw ten aanzien van de tegenstrijdigheid tussen de verklaringen van het slachtoffer en die van de getuige [getuige 1] enerzijds en anderzijds de verklaringen van de andere getuigen.
Het hof gaat er op basis van het voorgaande van uit dat de verdachte op 24 oktober 2008 in de Kolfschotenstraat te Amsterdam drie maal op [slachtoffer 1] heeft geschoten, waarbij deze [slachtoffer 1] in zijn onderbeen is geraakt.
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat het handelen van de verdachte niet als een poging tot moord of doodslag kan worden gekwalificeerd. Uit het feit dat van dichtbij op heuphoogte, neerwaarts in de richting van [slachtoffer 1] op het onderbeen is geschoten, kan het hof niet afleiden dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer door dat schieten om het leven zou komen. In het onderbeen bevinden zich immers geen vitale organen, terwijl bij schieten op korte afstand de kans gering is dat een ander lichaamsdeel dan beoogd wordt geraakt. Dit brengt met zich mee dat naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte –voorwaardelijk- opzet had op het dodelijk treffen van het slachtoffer, zodat de verdachte van het hem onder A1 primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Op grond van het hiervoor overwogene en in aanmerking genomen de bevindingen van arts J.C. de Keijzer acht het hof het onder A1 subsidiair ten laste gelegde wel wettig en overtuigend bewezen, namelijk dat de verdachte het slachtoffer [slachtoffer 1] zwaar heeft mishandeld.
Zaak A2: De gebeurtenissen in en rondom de woning Haag en Veld op 20 oktober 2008
Het verweer van de raadsvrouw dat de verdachte niet als medepleger van gekwalificeerde diefstal kan worden aangemerkt, wordt verworpen. Het hof overweegt hiertoe als volgt.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij de persoon is geweest die op 20 september 2008 tussen ongeveer 1.30 uur en ongeveer 3.00 uur met de telefoon met het nummer [telefoonnummer ] een aantal korte gesprekken heeft gevoerd met een persoon die gebruik maakte van telefoonnummer [telefoonnummer ]. Deze laatste persoon blijkt [mededader ], ook bekend onder de bijnaam [bijnaam] (hierna ook: [bijnaam]), te zijn. [mededader ] is blijkens de mededeling van de advocaat-generaal bij vonnis van 1 juli 2009 door de rechtbank Amsterdam onherroepelijk veroordeeld voor, onder meer, zijn aandeel in de overval op de bewoners van Haag en Veld op 20 september 2008.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij weliswaar de persoon is geweest die de gesprekken met [bijnaam] heeft gevoerd, maar dat hij louter berichten doorgaf in opdracht van [mededader ], bijnaam [bijnaam mededader] (hierna: [bijnaam mededader]). Hij zou naar eigen zeggen een paar jongens een lift hebben gegeven, toen [bijnaam mededader] hem vroeg om voor hem met [bijnaam] te bellen, omdat hij geen beltegoed had. De verdachte wist naar eigen zeggen aanvankelijk niet dat er iets strafbaars aan de gang was en kwam daar pas gaandeweg achter.
Het hof acht de lezing van de verdachte dat hij namens een derde persoon boodschappen doorgaf niet aannemelijk. In de uitwerking van de getapte gesprekken komt geenszins naar voren dat er op de achtergrond een derde persoon te horen is, die aan de verdachte instructies zou geven. Gelet op de lengte van sommige gesprekken en mede in aanmerking de inhoud hiervan, zou dit echter noodzakelijk zijn om aan te kunnen nemen dat er een derde persoon aanwezig was die de regie had over de inhoud van hetgeen de verdachte heeft overgebracht. Ook is niet aannemelijk dat de verdachte of [bijnaam] telkenmale de telefonische verbinding heeft verbroken om ruggespraak van de verdachte met [bijnaam mededader] mogelijk te maken.
Uit de telefoongesprekken valt af te leiden dat de verdachte ten tijde van de diefstal op de uitkijk stond en dat hij aanwijzingen gaf aan anderen die in de woning Haag en Veld aanwezig waren. Deze aanwijzingen waren van dien aard dat verdachtes rol niet valt te kenmerken als van ondergeschikte betekenis en geven er blijk van dat de verdachte op de hoogte was van hetgeen zich in de woning afspeelde. Het hof is dan ook van oordeel dat er sprake is van bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders en acht bewezen dat de verdachte de gekwalificeerde diefstal vanuit de woning Haag en Veld in Amsterdam op 20 september 2008 heeft medegepleegd.
Anders dan de rechtbank en met de raadsvrouw van de verdachte acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat het opzet van de verdachte zich uitstrekte tot het ten laste gelegde geweld of de bedreiging daarmee. Op basis van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is naar het oordeel van het hof onvoldoende vast komen te staan dat de verdachte op de hoogte was van het feit dat de overval gepaard ging met geweld of bedreiging daarmee of dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans hierop heeft aanvaard. De verdachte dient om die reden van dit deel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het A1 subsidiair, A2 primair en B ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A1 subsidiair
hij op 24 oktober 2008 te Amsterdam aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere breuken in het bot van het rechteronderbeen heeft toegebracht, door voornoemde [slachtoffer 1] met dat opzet in het onderbeen te schieten;
Zaak A2 primair
hij op 20 september 2008 te Amsterdam gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een koffer en een geldbedrag toebehorende aan [slachtoffer] en [slachtoffer 4] waarbij de verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en dat goed en geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en inklimming.
Zaak B
hij op 1 september 2008 te Amsterdam voorhanden heeft gehad 2 volmantelpatronen van het merk S&B (9mm Luger) en 2 volmantelpatronen van het merk NNY (9mm Luger) en 5 volmantelpatronen van het merk CCI (9mm Luger) en/of 1 revolverpatroon van het merk GFL(.38 special) en 13 volmantelpatronen van het merk GFL (9 mm Luger), steeds munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van Categorie III en een patroonhouder (Glock 9mm).
Ten aanzien van zaak B heeft het hof, gelijk de rechtbank, in de tenlastelegging waar 'een patroonhouder' staat, gelezen 'een patroonmagazijn'.
Hetgeen onder A1 subsidiair, A2 primair en B meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak met parketnummer 13-528366-08 onder 1 subsidiair en 2 primair en in de zaak met parketnummer 13-451850-08 onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Onder A1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
zware mishandeling.
Onder A2 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Onder B bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder A1 subsidiair, A2 en B ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte heeft doorgebracht in voorarrest. Voorts heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toegewezen tot een bedrag van € 1.258,20 onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en voor het overige niet-ontvankelijk verklaard. Ten slotte heeft de rechtbank de tenuitvoerlegging gelast van de bij vonnis van 28 maart 2008 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 3 (drie) maanden.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder A1 subsidiair, A2 primair en B ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar en 6 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte heeft doorgebracht in voorarrest. Voorts heeft zij gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.283,20 zal worden toegewezen, onder oplegging van de maatregel van schadevergoeding, en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Ten slotte heeft zij gevorderd dat de straf, voor zover voorwaardelijk is opgelegd bij vonnis van 28 maart 2008 van de politierechter te Amsterdam, zijnde een gevangenisstraf van drie maanden, ten uitvoer zal worden gelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft op de openbare weg het slachtoffer [slachtoffer 1] met een vuurwapen in zijn been geschoten. Het slachtoffer heeft hierbij een gebroken scheenbeen opgelopen en pijn ondervonden. Niet alleen ondervindt het slachtoffer nog steeds lichamelijke klachten ten gevolge hiervan, ook heeft het voorval hem psychisch erg aangegrepen. Misdrijven als deze, zeker als ze worden begaan in het openbaar, worden als zeer bedreigend ervaren en veroorzaken gevoelens van onrust en onveiligheid.
Voorts heeft de verdachte tezamen met zijn mededaders zich ’s nachts schuldig gemaakt aan diefstal uit een woning. De verdachte en zijn mededaders hebben het gevoel van veiligheid in het algemeen en dat van de slachtoffers in het bijzonder ernstig aangetast. De woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig moet kunnen voelen. Dat de diefstal in de nachtelijke uren heeft plaatsgevonden, maakt dit nog kwalijker. In gevallen als het onderhavige is het aannemelijk dat de slachtoffers nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen hiervan zullen ondervinden. De verdachte en zijn mededaders hebben zich hiervan geen enkele rekenschap gegeven en handelden uitsluitend uit winstbejag.
Bij de doorzoeking van de woning alwaar de verdachte verbleef zijn munitie en een patroonmagazijn aangetroffen. Het ongecontroleerde bezit van munitie creëert het risico van gebruik daarvan door middel van een vuurwapen, waarbij de gevolgen ernstig kunnen zijn.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 19 augustus 2011 is de verdachte eerder onder meer ter zake van een (gewapende) overval in vereniging onherroepelijk veroordeeld. Ook blijkt uit dit uittreksel dat de verdachte reeds meermalen onherroepelijk is veroordeeld wegens overtreding van de Wet wapens en munitie. Het hof zal hiermee in het nadeel van de verdachte rekening houden.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 28 maart 2008 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 24c, 36f, 57, 302 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.463,20. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.258,20. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor een bedrag van € 1.458,20.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder A1 subsidiair bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag, waarbij ook het hof geen aanleiding ziet voor toewijzing van de gevorderde benzine- en administratiekosten. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat de vordering moet worden afgewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder A1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder A1 subsidiair, A2 primair en onder B ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder A1 subsidiair, A2 primair en B bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren en 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [slachtoffer 1] terzake van het in de zaak A1 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 1.258,20 (duizend tweehonderdachtenvijftig euro en twintig cent) aan materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], een bedrag te betalen van € 1.258,20 (duizend tweehonderdachtenvijftig euro en twintig cent) aan materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 22 (tweeëntwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 28 maart 2008, parketnummer 13-457200-08, te weten van:
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Dit arrest is gewezen door de tweede meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D.J.M.W. Paridaens-van der Stoel, mr. J.D.L. Nuis en mr. W.J. Noordhuizen, in tegenwoordigheid van mr. R. Cozijnsen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 september 2011.
Mr. J.D.L. Nuis en mr. W.J. Noordhuizen zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.