ECLI:NL:GHAMS:2011:BX3050

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.088.863/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissementsrecht en schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijkheid van verzoeken na termijnoverschrijding

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om de niet-ontvankelijkheid van verzoeken tot opheffing van faillissement en toepassing van de schuldsaneringsregeling. Het faillissement van X c.s. werd op 6 juli 2010 uitgesproken door de rechtbank Alkmaar op verzoek van een schuldeiser. X c.s. dienden op 20 april 2011 een verzoek in tot opheffing van het faillissement en gelijktijdige toepassing van de schuldsaneringsregeling. Dit verzoek volgde op een eerdere niet-ontvankelijk verklaring van de rechtbank Alkmaar op 24 juni 2010, waarbij X c.s. niet ontvankelijk werd verklaard in hun verzoek om schuldsanering.

Het hof overweegt dat artikel 3 lid 1 van de Faillissementswet (Fw) bepaalt dat een gefailleerde binnen veertien dagen na kennisgeving van het faillissement een verzoek tot schuldsanering kan indienen. Het hof concludeert dat X c.s. niet binnen deze termijn een verzoek hebben ingediend, en dat er geen omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat deze termijnoverschrijding niet aan hen kan worden toegerekend. De wijziging van het verzoek door X c.s. wordt door het hof als tardief beschouwd.

Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en verklaart X c.s. niet-ontvankelijk in hun verzoek tot opheffing van het faillissement en toepassing van de schuldsaneringsregeling. Dit arrest is gewezen op 29 november 2011 en kan binnen acht dagen na uitspraak in cassatie worden aangevochten.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST van 29 november 2011 in de zaak met zaaknummer 200.088.863/01 van:
X,
Y,
APPELLANTEN,
advocaat: mr. A.J.J. van der Heiden te Den Helder.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Op 30 augustus 2011 heeft het hof in deze zaak een tussenarrest gewezen, waarnaar het hof verwijst.
1.2. De behandeling is voortgezet ter terechtzitting van 22 november 2011. Bij die behandeling zijn X c.s. verschenen, bijgestaan door mr. Van der Heiden voornoemd. Voorts is de curator, mr. A.J.J. Sweens, verschenen.
2. De gronden van de beslissing
2.1 Bij genoemd tussenarrest zijn X c.s. en de curator opnieuw opgeroepen voor een mondelinge behandeling, nu de ontvankelijkheid eerder niet ter sprake is gekomen terwijl vooralsnog niet is gebleken dat het X c.s. niet toe te rekenen is dat zij niet binnen de termijn van artikel 3 lid 1 Fw een verzoek om toepassing van de schuldsaneringsregeling hebben gedaan.
2.2 Op grond van de inhoud van de schriftelijke stukken en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen, wordt het volgende overwogen.
2.2.1 Het faillissement van X c.s. is, op verzoek van een schuldeiser, op 6 juli 2010 door de rechtbank Alkmaar uitgesproken. Het onderhavige verzoek tot opheffing van het faillissement onder gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling is op
20 april 2011 bij de rechtbank ingediend.
X c.s. zijn in een eerder, april/mei 2010, gedaan mondeling verzoek om toepassing van de schuldsaneringsregeling bij vonnis van 24 juni 2010 van de rechtbank Alkmaar niet-ontvankelijk verklaard.
2.3 De eerste vraag die thans beantwoord moet worden, is of de rechtbank X c.s. in hun verzoek d.d. 20 april 2011 tot opheffing van het op 6 juli 2010 uitgesproken faillissement onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling heeft kunnen ontvangen, nu X c.s. dit verzoek niet hebben gedaan binnen de in artikel 3 lid 1 Fw genoemde termijn.
2.4 Artikel 3 lid 1 Fw bepaalt – kort gezegd - dat indien een faillissement van een natuurlijk persoon door een schuldeiser wordt verzocht, de griffier deze persoon terstond bij brief kennis geeft dat hij binnen veertien dagen na de dag van de verzending van die brief een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling kan indienen. Een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling na de termijn genoemd in artikel 3 lid 1 Fw leidt in beginsel tot niet-ontvankelijkheid van het verzoek. Een uitzondering op deze regel is opgenomen in artikel 15b, eerste lid Fw. Indien redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat de gefailleerde wegens hem toe te rekenen omstandigheden nagelaten heeft binnen de termijn genoemd in artikel 3 lid 1 Fw een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling in te dienen, kan de gefailleerde toch in zijn verzoek worden ontvangen.
Van een grond voor het maken van de uitzondering als hiervoor bedoeld is, gelet op het navolgende, in het onderhavige geval niet gebleken.
2.5 X c.s. hebben ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 22 november 2011 gesteld dat zij in 2010 niet in staat waren de gevraagde stukken te overleggen. Zij hadden geen juridische hulp en ook geen geld om bijvoorbeeld de accountant te betalen. Al met al heeft het weken gekost om orde op zaken te stellen en was de termijn die de rechtbank heeft gesteld om het schuldsaneringverzoek met stukken de onderbouwen, namelijk een maand, veel te kort. X c.s. hebben verzocht het verzoek te wijzigen in die zin dat zij primair opheffing van het faillissement verzoeken en subsidiair toelating tot de schuldsaneringsregeling.
2.6 De wijziging van het verzoek zoals door X c.s. in de voortgezette behandeling gedaan acht het hof tardief. Het is aan de rechtbank om het faillissement op te heffen. Het hof zal dan ook beslissen op het verzoek ex artikel 15b Fw waarop door de rechtbank Alkmaar op 7 juni 2011 is beslist.
Het hof is van oordeel dat niet is gebleken dat X c.s. wegens niet aan hen toe te rekenen omstandigheden nagelaten hebben binnen de termijn genoemd in artikel 3 lid 1 Fw een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling in te dienen. Nadat zij bij vonnis van de rechtbank Alkmaar van 24 juni 2010 niet-ontvankelijk waren verklaard in hun verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, tegen welke beslissing hoger beroep open stond, hebben zij tot 20 april 2011 gewacht alvorens een nieuw verzoek in te dienen. Uit het door X c.s. gestelde valt niet in te zien waarom er niet eerder een verzoek ingediend had kunnen worden. De faillissementsprocedure vereist spoed en die hebben X c.s. niet betracht.
2.7 Het vorengaande leidt er toe dat de rechtbank X c.s. in hun verzoek tot opheffing van het faillissement onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling niet-ontvankelijk had moeten verklaren.
3. De beslissing
Het hof:
- vernietigt het vonnis waarvan beroep;
- verklaart X c.s. alsnog niet-ontvankelijk in hun verzoek tot opheffing van het op 26 mei 2009 uitgesproken faillissement onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.J. Noordhuizen, R.H. de Bock en C.C. Meijer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het hof van 29 november 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na die van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.