4.3 Roq Holding wil met de grieven 2 en 3 ingang doen vinden dat zij vanaf 1 juli 2005 geen huur meer aan [geïntimeerde] is verschuldigd, omdat [geïntimeerde] en [A.] een nieuwe huurovereenkomst hebben gesloten krachtens welke overeenkomst [A.] vanaf 1 juli 2005 rechtstreeks van [geïntimeerde] is gaan huren, althans dat zij er gelet op het gedrag van [geïntimeerde] gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [geïntimeerde] met een nieuwe huurrelatie had ingestemd.
Ter ondersteuning van die stelling heeft Roq Holding zich beroepen op een reeks feiten en omstandigheden, als volgt:
- over de nieuwe huurrelatie is op 19 juli 2005 onderhandeld en [geïntimeerde] heeft daarmee toen ingestemd;
- Roq Holding ging er toentertijd van uit dat zij haar huurovereenkomst met [geïntimeerde] rechtsgeldig had opgezegd tegen 1 maart 2006 en haar onderhuurder [A.] wilde het gebruik van het gehuurde continueren;
- [geïntimeerde] is zich overeenkomstig de op 19 juli 2005 gemaakte afspraak gaan gedragen door niet langer huurfacturen aan haar, Roq Holding, te zenden; dat is opvallend, omdat [geïntimeerde] voordien de huur maandelijks aan Roq Holding in rekening bracht door middel van een factuur; [geïntimeerde] zond aan Roq Holding evenmin aanmaningen, toen regelmatige huurbetaling in het najaar van 2005 stagneerde;
- [geïntimeerde] heeft de facturering aan haar pas in februari 2006 hervat toen betaling door [A.] uitbleef; Roq Holding heeft op 13 februari 2006 de facturen voor de maanden augustus tot en met december 2005 ontvangen en voorzien van het stempel “INGEKOMEN 13 FEB 2006”;
- [A.] werd krachtens de huurvoorwaarden die tussen [geïntimeerde] en [A.] zijn gaan gelden een borgsom aan [geïntimeerde] verschuldigd, welke borgsom hij heeft betaald en [geïntimeerde] heeft behouden;
- er is een schriftelijk stuk met het opschrift “huurovereenkomst bedrijfsruimte ex artikel 7A:1624 BW”, waaruit van een nieuwe overeenkomst met een andere huurder dan Roq Holding met ingang van 1 juli 2005 kan blijken en wel met een huurprijs van € 1.500,- per maand exclusief BTW (€ 1.785,- inclusief BTW); dat stuk is door [geïntimeerde] aan [A.] gestuurd, is ondertekend door [A.] en is door [A.] aan [geïntimeerde] geretourneerd;
- Roq Holding heeft zichzelf na 19 juli 2005 niet langer als onderverhuurder beschouwd; zij heeft vanaf 1 juli 2005 niet langer huur aan [A.] in rekening gebracht; in het mailbericht van 15 september 2005 van [R. G.] aan [A.] maakt hij met zoveel woorden melding van de gewijzigde rechtsverhouding;
- ook overigens is er schriftelijk bewijsmateriaal dat het gelijk van Roq Holding ondersteunt.
Roq Holding heeft verder betoogd dat haar activiteiten om [A.] tot betaling te bewegen niet moeten worden opgevat als een bevestiging van het standpunt van [geïntimeerde], ook niet de omstandigheid dat zij een incassoprocedure tegen [A.] is begonnen. Zij heeft zich zo gedragen, aldus Roq Holding, om [geïntimeerde] van dienst te zijn bij het uit de wereld helpen van zijn huurincassoprobleem. Zij was daartoe beter uitgerust dan [geïntimeerde]. [geïntimeerde] wist ervan. Ter ondersteuning van dit betoog heeft Roq Holding zich beroepen op een brief van 23 maart 2006 van haar aan [geïntimeerde] (welke brief door Roq Holding als productie 13 bij conclusie van antwoord in het geding is gebracht en door [geïntimeerde] als productie 4 bij de inleidende dagvaarding). Het verweer van [geïntimeerde] dat hij deze brief niet heeft ontvangen heeft Roq Holding gepareerd door te verwijzen naar een brief van 28 maart 2006 van [geïntimeerde], die deze in het geding heeft gebracht maar die Roq Holding naar haar zeggen nooit heeft ontvangen, in welke brief [geïntimeerde] melding maakt van de ontvangst van een van Roq Holding afkomstig en op 23 maart 2006 gedateerd schrijven. Achteraf beschouwt Roq Holding haar handelwijze als onverstandig.