ECLI:NL:GHAMS:2011:BV5699
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot behandeling van klachten door kamer van toezicht over notarissen
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, is op 30 november 2011 een verzoek ingekomen van de plaatsvervangend voorzitter van de kamer van toezicht te Zwolle-Lelystad. Dit verzoek betreft de verwijzing van een klacht die is ingediend door het Bureau Financieel Toezicht tegen twee notarissen, mr. [naam] en mr. [naam], beiden werkzaam te Zwolle. De plaatsvervangend voorzitter van de kamer van toezicht te Zwolle-Lelystad was van mening dat het hier een klacht in een principiële kwestie betreft en verzocht het hof om de kamer van toezicht te Amsterdam aan te wijzen voor de behandeling van deze klachten.
Het hof heeft de situatie beoordeeld en vastgesteld dat de kamer van toezicht te Amsterdam zich bereid heeft verklaard om de klachten te behandelen. Echter, het hof oordeelde dat het aangevoerde argument van de plaatsvervangend voorzitter geen grond biedt voor de analoge toepassing van artikel 98 lid 3 van de Wet op het Notarisambt (Wna). De president van het hof, mr. L. Verheij, concludeerde dat er geen ruimte is om een andere kamer van toezicht te belasten met de behandeling van de zaak. Het hof benadrukte dat het in het kader van de rechtsvorming juist als een meerwaarde kan worden gezien als er over een dergelijke kwestie door verschillende kamers wordt beslist.
Uiteindelijk leidde deze overweging tot de beslissing om het verzoek af te wijzen. De president heeft de beslissing op 30 november 2011 genomen, waarbij de argumenten van de betrokken partijen zorgvuldig zijn gewogen. De uitspraak benadrukt het belang van rechtsvorming en de rol van verschillende kamers in het behandelen van vergelijkbare klachten.