GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing gegeven op 23 juni 2011 en uitgesproken op 27 december 2011 in de zaak van:
1. MR. [NAAM],
notaris te [plaats],
2. MR. [naam],
notaris te [plaats],
3. MR. [naam]
notaris te [plaats],
4. MR. [naam],
notaris te [plaats],
5. MR. [naam],
notaris te [plaats],
6. MR. [naam],
notaris te [plaats],
7. MR. [naam],
notaris te [plaats],
8. MR. [naam],
notaris te [plaats],
9. MR. [naam],
notaris te [plaats],
APPELLANTEN,
gemachtigde: mr. M. van Gastel, advocaat te Hellevoetsluis,
1. MR. [naam],
oud-notaris te [plaats], gemeente [plaats]
2. MR. [naam],
oud-notaris te [plaats] gemeente [plaats]
GEÏNTIMEERDEN,
gemachtigde: mr. R. van der Hoeven, advocaat te Rotterdam.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellanten, verder klagers, is bij een op 12 maart 2010 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met één bijlage – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Rotterdam, verder de kamer, van 11 februari 2010, waarbij de kamer de klacht van klagers tegen geïntimeerden, verder de oud-notarissen, deels niet ontvankelijk, deels gegrond en overigens ongegrond heeft verklaard, zonder oplegging van een maatregel.
1.2. Van de zijde van klagers is op 22 april 2010 een aanvullend beroepschrift en zijn op 8 juni 2011 enkele aanvullende producties ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. Van de zijde van de oud-notarissen is op 20 december 2010 een verweerschrift en zijn op 8 juni 2011 enkele aanvullende producties ter griffie van het hof ingekomen.
1.4. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 23 juni 2011. De klagers en de oud-notarissen zijn verschenen, alsmede hun gemachtigden. Allen hebben het woord gevoerd, elk van beide gemachtigden aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
4. Het standpunt van klagers
4.1. Klagers verwijten de oud-notarissen dat zij hebben gehandeld in strijd met de Wet op het notarisambt, verder Wna, de Verordening beroeps- en gedragsregels, verder Vbg, de Verordening interdisciplinaire samenwerking 2003, verder Vids, en de Beleidsregel adverteren via verwijzers, verder Beleidsregel. Zij zijn van mening dat de oud-notarissen hebben gehandeld in strijd met de eer en het aanzien van het ambt, de collegialiteit die men jegens zijn beroepsgenoten in acht moet nemen en de zorgvuldigheid die een behoorlijk notaris betaamt en dat hun handelwijze inbreuk maakt op het streven in het notariaat naar een onderlinge verhouding die berust op welwillendheid en vertrouwen. Klagers voeren hiertoe het volgende aan.
4.2. De oud-notarissen zijn onder de naam [X] Notarissen een samenwerkingsverband aangegaan met de op hun kantoor werkzame “notarisklerk”, de heer [A] hetgeen op grond van de Vbg en de Vids niet is toegestaan. Een notaris kan enkel een samenwerkingsverband aangaan met een andere (kandidaat-)notaris, een advocaat, een fiscaal jurist of een fiscaal econoom. Daarnaast is het samenwerkingsverband [X] Notarissen niet ingeschreven bij de Kamer van Koophandel terwijl dit op grond van de Handelsregisterwet wel is verplicht. Doordat het samenwerkingsverband niet is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, hebben de oud-notarissen tevens in strijd gehandeld met de Vbg, waarin staat vermeld dat naar buiten toe moet blijken wie de deelnemers aan het samenwerkingsverband zijn.
4.3. De oud-notarissen hebben gebruik gemaakt van freelance-diensten van mevrouw [naam], directeur van het Bureau [naam]. [naam] heeft exclusief voor de oud-notarissen cliënten geworven op [plaats] en op hun naam offertes uitgebracht. Ook had zij een emailadres dat verwees naar het kantoor van de oud-notarissen. Verder profileerde Bureau [naam] zich als notaris op een algemene notarissite, dit terwijl [naam] geen notaris is. Gezien het vorenstaande verwijten klagers de oud-notarissen dat Bureau [naam] feitelijk als nevenvestiging van [X] Notarissen fungeerde.
4.4. De oud-notarissen hebben een groot bord met naamsvermelding van het kantoor van de oud-notarissen geplaatst in [plaats], dit terwijl de oud-notarissen zelf geen kantoor hadden in [plaats] en daar bovendien twee andere notariskantoren gevestigd zijn.
4.5. De oud-notarissen hebben wekelijks advertenties geplaatst in makelaarskrantjes en weekbladen met een zeer beperkte oplage in plaatsen waar reeds twee notariskantoren gevestigd zijn, zoals advertenties in Briels Nieuwsland, dat slechts uitkomt in de gemeente [plaats] en Groot Hellevoet, dat slechts uitkomt in de gemeente [plaats].
4.6. De oud-notarissen hebben in strijd met de Beleidsregel reclame gemaakt via een lichtkrant in de etalage van een makelaar op [plaats] en hebben een advertentie geplaatst op de website van Voorne Totaal Wonen.
4.7. De oud-notarissen bieden cliënten een loungeset aan, indien zij een akte van levering en een hypotheekakte door hen laten passeren. Het aanbieden van cadeaus is volgens klagers in strijd met de eer en waardigheid (het hof leest: de eer en het aanzien) van het notariaat. Volgens klagers werken de oud-notarissen daardoor feitelijk met tarieven die onder de kostprijs liggen, hetgeen volgens klagers betekent dat zij handelingen verrichten in strijd met artikel 23 lid 1 Wna.
4.8. De oud-notarissen hebben in strijd met artikel 27 Vbg op hun website vermeld dat uit onderzoek van het Kadaster is gebleken dat zij leidend in de regio zijn en dat de stijging van het aantal akten gepaard gaat met een boven gemiddelde kwaliteit van de aangeleverde akten. Dit zou volgens het Kadaster ‘zeker een compliment waard’ zijn.
5. Het standpunt van de oud-notarissen
5.1. De oud-notarissen hebben de stellingen van klagers betwist en hebben daartoe het volgende aangevoerd.
5.2. De oud-notarissen stellen voorop dat publiciteit in zijn algemeenheid geoorloofd is, mits waarheidsgetrouw, objectief en met eerbiediging van het beroepsgeheim en voor zover niet in strijd met de artikelen 27 tot en met 30 Vgb. Deze publiciteit door notarissen is noodzakelijk om als notariskantoor de omzet te kunnen handhaven na het afschaffen van de vaste tarieven, bij het teruglopen van de markt en nu de consument de oude rustige monopoliepositie van de notaris niet langer accepteert.
5.3. Ten aanzien van het klachtonderdeel hiervoor omschreven onder 4.2. betreffende het samenwerkingsverband met [A] zijn de oud-notarissen allereerst van mening dat klagers dit onderdeel van hun klacht hebben ingetrokken en dat behandeling hiervan niet meer kan plaats vinden. Overigens zijn de oud-notarissen van mening dat er geen sprake was van een verboden samenwerkingsverband. Er was weliswaar een regeling tussen de maatschap [X] Notarissen en A maar deze regeling is destijds bij het indienen van de ondernemingsplannen gefiatteerd door de Commissie van Deskundigen.
5.4. Ten aanzien van het klachtonderdeel hiervoor omschreven onder 4.3. is het verweer van de oud-notarissen dat zij in het verleden van de diensten van [naam], directeur van het Bureau [naam], gebruik hebben gemaakt ter ondersteuning van hun notariële werkzaamheden in de registergoedpraktijk. Op die manier ondersteunt [naam] meerdere notariskantoren. [naam] werd per zaak ingeschakeld door het kantoor van de oud-notarissen en er werd per zaak met [naam] afgerekend, van enige provisie was geen sprake. [naam] is geen notaris en heeft zich evenmin als notaris geprofileerd. Indien [naam] een opdracht van de oud-notarissen ontving, heeft zij uitsluitend – en voor zover noodzakelijk – voor de uitvoering van die opdracht gebruik gemaakt van een e-mailadres en van briefpapier van [X] Notarissen.
5.5. Ten aanzien van het klachtonderdeel hiervoor omschreven onder 4.4. stellen de oud-notarissen dat het bord dat enige tijd net over de grens van [plaats] heeft gestaan, primair tot doel had cliënten van [X] Notarissen, vestiging [plaats], de weg te wijzen naar het kantoor. De oud-notarissen wilden eerst het reclamebord plaatsen in [plaats], maar vanwege de bodemgesteldheid was dat niet mogelijk. Het bord is toen aan de andere kant van de brug geplaatst, maar dan in [plaats] in de richting van [plaats]. Het bord is bovendien begin 2009 weggehaald.
5.6. Ten aanzien van het klachtonderdeel hiervoor omschreven onder 4.5. stellen de oud-notarissen dat zij al jaren adverteerden in diverse makelaarskrantjes en weekbladen in de regio en klagers hen er nooit eerder op hebben aangesproken. Ofschoon het is toegestaan te adverteren in media die uitkomen in de standplaats van collega-notarissen, hebben de oud-notarissen in reactie op de klachten van klagers hun reclameactiviteiten beperkt.
5.7. Ten aanzien van de verweten reclame-uitingen, het klachtonderdeel hiervoor omschreven onder 4.6., hebben de oud-notarissen betoogd dat dit al enkele jaren niet meer aan de orde is. Zodra ze bemerkten dat zulks het geval was, hebben zij de advertenties laten verwijderen. Voorts stellen de oud-notarissen zich op het standpunt dat – ook volgens het bestuur van de KNB – de Beleidsregel zinloos is en geen toegevoegde waarde heeft: waar het om gaat is dat door publiciteit de onafhankelijkheid van een notaris niet in gevaar komt. Van dat laatste is in dit geval geen sprake geweest.
5.8. De oud-notarissen ontkennen dat zij met de aanbieding van een lounge set, het klachtonderdeel hiervoor omschreven onder 4.7., hebben gehandeld in strijd met de eer en het aanzien van het ambt en dat zij onder de kostprijs hebben gewerkt. Sinds in 2003 de notaristarieven geheel vrij zijn gegeven, moet een notaris concurrerend werken om zich te kunnen onderscheiden. Dit is noodzakelijk en geoorloofd. Het aanbieden van cadeaus aan verwijzers achten de oud-notarissen niet geoorloofd, maar aan cliënten wel. De oud-notarissen hebben een berekening overgelegd die volgens hen aantoont dat zij door het aanbieden van de lounge set niet onder de kostprijs hebben gewerkt.
5.9. Volgens de oud-notarissen levert de vermelding op hun website dat zij leidend in de regio zijn geen strijd op met artikel 27 Vbg, aangezien deze vermelding een letterlijke weergave betreft van een publicatie van het Kadaster.
6.1. Klagers hebben de kwestie van het gebruik door de oud-notarissen van een archiefruimte op het industrieterrein [adres], voor het eerst in hoger beroep als zelfstandige klacht naar voren gebracht. Omdat in hoger beroep geen nieuwe klachten kunnen worden ingediend, zullen klagers in dit klachtonderdeel niet ontvankelijk worden verklaard.
6.2. De kwestie van de door [A] in het maandblad Invité gegeven interviews waarin zou zijn gesuggereerd dat hij zelf notaris is, is door klagers in eerste aanleg of hoger beroep niet (voldoende kenbaar) als zelfstandige klacht naar voren gebracht. De kamer heeft in hetgeen klagers over deze kwestie hebben gesteld in het kader van het hierna te behandelen klachtonderdeel, ten onrechte een zelfstandige klacht gelezen. De beslissing kan in zoverre niet in stand blijven.
6.3. Ten aanzien van het klachtonderdeel weergegeven onder 4.2. blijkt uit brieven van de voorzitter van de kamer aan alle betrokkenen van 16 juli 2009 dat in een gesprek met de voorzitter op 9 juli 2009 door hen is overeengekomen dat de voorzitter - en niet de kamer - het samenwerkingsverband aan de wet zou toetsen en dat klagers in verband daarmee dit klachtonderdeel hebben ingetrokken. Ter zitting in eerste aanleg hebben klagers verklaard zich niet langer gebonden te achten aan de gemaakte afspraken. De kamer heeft echter geoordeeld aan de gemaakte afspraak te zijn gebonden en heeft klagers niet in dit klachtonderdeel ontvangen. Nu het onderzoek in hoger beroep niet heeft geleid tot de vaststelling van andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de kamer, zal het hof zich met dit oordeel van de kamer verenigen.
6.4. Het klachtonderdeel weergegeven onder 4.3. ten aanzien van de inzet van Bureau [naam] – in de persoon van [naam] – als ondersteuning van hun notariële werkzaamheden, acht het hof – gelijk de kamer – eveneens ongegrond. Uit de website van [naam] kan niet worden opgemaakt dat het pretendeert een notariskantoor te zijn, laat staat een bijkantoor van de oud-notarissen. Daarnaast is door klagers niet voldoende bewijs aangeleverd noch aangeboden dat kan leiden tot de conclusie dat [naam] voor de oud-notarissen cliënten heeft geworven op [plaats] en/of op hun naam offertes heeft uitgebracht.
6.5. Evenals de kamer acht het hof de klachtonderdelen weergegeven onder 4.4. en 4.5. met betrekking tot het bord in [plaats] en het plaatsen van advertenties in huis-aan-huisblaadjes, ongegrond. Bezien in het licht van de vrije marktwerking kan hier niet gesproken worden van ongeoorloofde reclame-uitingen. Noch uit de stukken, noch uit het behandelde ter terechtzitting in hoger beroep, is het hof gebleken dat er bijzondere omstandigheden waren waardoor het maken van reclame op deze wijze ongeoorloofd zou zijn.
6.6. Ten aanzien van het klachtonderdeel weergegeven onder 4.6. heeft het onderzoek in hoger beroep niet heeft geleid tot de vaststelling van andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt. Dat klachtonderdeel is derhalve gegrond.
6.7. Wat betreft het klachtonderdeel weergegeven onder 4.7., inhoudende dat de oud-notarissen door het aanbieden van een lounge set en door onder de kostprijs te werken in strijd hebben gehandeld met de eer en het aanzien van het notarisambt acht het hof van belang dat het notariaat in eigen kring op het gebied van publiciteit en werving nog worstelt met de grens tussen ambt en onderneming. In een vrije markt is het een notaris in beginsel toegestaan om het publiek te bewegen de benodigde akten zoveel mogelijk op zijn kantoor te laten passeren. Nu door de KNB geen regels zijn gesteld die aan acties als de onderhavige in de weg staan verenigt het hof zich met de overwegingen van de kamer en ziet het hof onvoldoende reden om te oordelen dat het aanbieden van lounge sets strijdig was met de eer en het aanzien van het ambt. Voorts is het verwijt dat de oud-notarissen onder de kostprijs gewerkt zouden hebben is, mede gezien het cijfermatige verweer van de oud-notarissen dat door klagers onvoldoende is weersproken, niet aannemelijk geworden. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
6.8. Het klachtonderdeel weergegeven onder 4.8. acht het hof – evenals de
kamer – gegrond. Nu de aangehaalde uitspraak uit een brief van het Kadaster aan de oud-notarissen niets zegt over de inhoudelijke kwaliteit van hun akten en daarnaast onvoldoende aanleiding geeft voor de conclusie dat de oud-notarissen leidend zouden zijn in de regio, is het hof van oordeel dat de tekst op de website van de oud-notarissen onjuist, of in elk geval onvolledig is.
6.9. Ten aanzien van een eventueel op te leggen maatregel, hebben klagers aangegeven dat hun klacht primair tot doel heeft een richtinggevende uitspraak op het (grens)gebied van notarisambt en ondernemerschap te verkrijgen en niet zozeer dat de oud-notarissen een maatregel wordt opgelegd. Het hof is echter van oordeel dat de oud-notarissen doelbewust de grens hebben opgezocht én overtreden. De
– gedeeltelijke – gegrondverklaring van de klacht zonder oplegging van maatregel doet daarom onvoldoende recht aan het onjuiste handelen van de oud-notarissen. Het hof acht in dit geval de oplegging van de maatregel van waarschuwing aan ieder van de oud-notarissen passend en geboden.
6.10. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.11. Het hiervoor overwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing.
- verklaart klagers niet ontvankelijk in de klacht die in hoger beroep voor het eerst als zodanig naar voren is gebracht;
- vernietigt de bestreden beslissing;
- verklaart klagers niet ontvankelijk in het klachtonderdeel weergegeven onder 4.2.:
- verklaart de klachtonderdelen weergegeven onder 4.6. en 4.8. gegrond;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
- legt aan ieder van de oud-notarissen de maatregel van waarschuwing op.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, J.C.W. Rang en
F.A.A. Duynstee op donderdag 23 juni 2011 en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 27 december 2011 door de rolraadsheer.
Kamer v¬an Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-notaris¬sen te Rotterdam
Beslissing op een klacht als bedoeld in artikel 99 van de Wet op het notarisambt van:
mr. [naam],
notaris te [plaats],
mr. [naam],
notaris te [plaats],
mr. [naam],
notaris te [plaats],
mr. [naam],
notaris te [plaats],
mr. [naam],
notaris te [plaats]
mr. [naam],
notarissen te [plaats],
mr. [naam],
notaris te [plaats],
mr. [naam],
notaris te [plaats],
mr. [naam],
notaris te [plaats]
hierna tezamen te noemen klagers,
advocaat mr. M. van Gastel;
mr. [X],
notaris te [plaats],
mr. [Y],
notaris te [plaats],
hierna tezamen te noemen de notarissen,
advocaat mr. R. van der Hoeven.
1. Het verloop van de procedure
1.1
De Kamer heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- klaagschrift d.d. 15 april 2009 van mr. [naam] c.s.;
- klaagschrift d.d. 21 april 2009 van mrs. [X] en [Y];
- aanvullende producties van mr. [naam] c.s. d.d. 30 juni 2009, 6 november 2009 en 28 december 2009;
- aanvullende producties van mrs. [X] en [Y] d.d. 13 augustus 2009, 5 oktober 2009, 15 december 2009 en 30 december 2009;
- pleitnota van klagers overgelegd ter zitting;
- pleitnota van de notarissen overgelegd ter zitting.
1.2
De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden tijdens de vergadering van de Kamer op 5 januari 2010. Daarbij zijn namens klagers mr. [naam], mr. [naam], mr. [naam], mr. [naam] en de heer [naam], vertegenwoordigd door mr. M. van Gastel, verschenen. Voorts zijn de notarissen, bijgestaan door hun advocaat, mr. R. van der Hoeven, verschenen. Partijen hebben pleitaantekeningen overgelegd en hun standpunten tijdens de mondelinge behandeling nader toegelicht.
2. De feiten
De Kamer gaat uit van de navolgende feiten:
2.1
Klagers en de notarissen hebben over en weer klachten ingediend. Naar aanleiding hiervan heeft de voorzitter van de Kamer van Toezicht hen uitgenodigd om met elkaar een gesprek te voeren.
Klagers en de notarissen zijn hierop ingegaan en zijn op 9 juli 2009 bij de voorzitter verschenen.
Blijkens het van deze bespreking gemaakte verslag hebben klagers en de notarissen ingestemd met de oproep van de voorzitter om in het belang van het notariaat de verhoudingen zakelijk te houden en de verwijten over en weer in dat licht te bezien. Vervolgens hebben klagers en de notarissen met elkaar en met de voorzitter – samengevat en voor zover thans nog van belang – onderstaande afspraken gemaakt over de verdere afwikkeling van de klachtonderdelen:
(a) Het samenwerkingsverband [naam] Notarissen wordt door de voorzitter van de Kamer aan de wet getoetst. Klagers trekken dit klachtonderdeel in.
(b) De notarissen trekken hun klachten jegens klagers in en zullen hun notarisklerk, de heer [naam], verzoeken zijn aangifte wegens smaad jegens klagers in te trekken.
(c) De klacht inzake de geruchten dat de notarissen akten niet zelf zouden hebben gepasseerd, maar dit hebben overgelaten aan klerk [naam], heeft ook geleid tot een klacht van de KNB. Nu deze klacht van de KNB separaat door de Kamer behandeld wordt, trekken de notarissen dit klachtonderdeel in.
(d) De beschuldiging van de notarissen aan het adres van een van de klagers die retourprovisie zou betalen aan tussenpersonen, zal door de voorzitter worden onderzocht.
(e) De kwestie van de vestigingsplaats, is reeds in behandeling bij de Kamer naar aanleiding van het verzoek van mr. [X] tot standplaatswijziging.
(f) Naar aanleiding van bovenstaande afspraken resteert een zakelijke discussie over de grenzen van de vrije marktwerking in het notariaat die (in het kader van de verdere klachtbehandeling) gehouden kan worden ten overstaan van de Kamer.
Klagers verwijten de notarissen het volgende:
3.1
De notarissen wordt verweten een verboden samenwerkingsverband te hebben met de klerk [naam]. Aangezien klagers van mening zijn dat de notarissen zich niet aan de afspraken hebben gehouden die op 9 juli 2009 door de voorzitter met alle notarissen zijn gemaakt, hebben zij ter zitting aangegeven dat zij dit klachtonderdeel toch willen handhaven.
3.2
Het plaatsen van een groot bord met naamsvermelding van het kantoor van de notarissen in [plaats], waar twee notariskantoren gevestigd zijn, maar niet die van de notarissen zelf.
3.3
Het plaatsen van advertenties in zowel weekbladen met een zeer beperkte plaatselijke oplage als in alle huis-aan-huis blaadjes op [plaats].
3.4
De notarissen maken gebruik van freelance-diensten van [naam], directeur van het Bureau [naam]. Mevrouw [naam] werft exclusief voor de notarissen cliënten op [plaats] en brengt op hun naam offertes uit. Ook heeft zij een emailadres dat verwijst naar het kantoor van de notarissen.
Verder profileert Bureau [naam] zich als notaris op een algemene notarissite, terwijl mevrouw [naam] geen notaris is.
De notarissen wordt verweten dat Bureau [naam] als nevenvestiging fungeert.
3.5
Het plaatsen van interviews met notarisklerk [naam] in het maandblad Invité dat uitkomt op [plaats], waarin gesuggereerd wordt dat hij zelf notaris is.
3.6
Reclame-uitingen van het kantoor van de notarissen via een lichtkrant in de etalage van een makelaar op [plaats] alsmede een advertentie van het kantoor van de notarissen op de website van [naam] Totaal Wonen.
3.7
De notarissen bieden cliënten bij het passeren van een akte van levering en hypotheek een loungeset aan. Volgens klagers werken de notarissen daardoor feitelijk met tarieven die onder de kostprijs liggen.
3.8
De notarissen handelen in strijd met artikel 27 van de Verordening beroeps- en gedragsregels door op hun website te vermelden dat zij leidend in de regio zijn. Verder staat er op hun site dat de stijging van het aantal akten gepaard gaat met een bovengemiddelde kwaliteit van de aangeleverde akten. Er staat voorts vermeld dat dit volgens het Kadaster zeker een compliment waard is.
3.9
De wijze waarop de notarissen zich op de markt profileren zijn naar de opvatting van klagers in strijd met:
- de eer en aanzien van het ambt (artikel 1 van de Verordening beroeps- en gedragsregels);
- de collegialiteit die men jegens zijn beroepsgenoten in acht moet nemen (artikel 17 van de Verordening beroeps- en gedragsregels);
- de zorgvuldigheid die een behoorlijk notaris betaamt en die een inbreuk vormt op het streven in het notariaat naar een onderlinge verhouding die berust op welwillendheid en vertrouwen (artikel 26 van de Verordening beroeps- en gedragsregels).
4. Standpunt van de notaris
4.1
De notarissen zijn van mening dat publiciteit in het algemeen geoorloofd is, mits waarheidsgetrouw, objectief en met eerbiediging van het beroepsgeheim en voor zover niet in strijd met de artikelen 27 tot en met 30 van de Verordening beroeps- en gedragsregels.
4.2
Deze publiciteit door de notarissen is noodzakelijk om als notariskantoor de omzet te kunnen handhaven na het verlagen van de vaste tarieven, bij het teruglopen van de markt en nu de consument de oude rustige monopoliepositie van de notaris niet langer accepteert.
4.3
Wat betreft klachtonderdeel 3.1 zijn de notarissen van mening dat er geen sprake is van een verboden samenwerkingsverband. Er bestaat weliswaar een regeling tussen de maatschap en de heer [naam], maar die is destijds bij het indienen van de ondernemingsplannen gefiatteerd door de Commissie van Deskundigen.
4.4
Klachtonderdeel 3.2 is onterecht gesteld. Een ieder mag toch reclame maken, waar men dat wil. De notarissen wilden eerst het reclamebord plaatsen in [plaats], maar vanwege de bodemgesteldheid was dat niet mogelijk. Het bord is toen aan de andere kant van de brug geplaatst, maar dan in [plaats] in de richting van [plaats]. Zo werden potentiële cliënten de weg gewezen naar het kantoor in [plaats]. Het bord is begin 2009 weggehaald.
4.5
De notarissen zijn het oneens met klachtonderdeel 3.3, aangezien zij al jaren adverteren in diverse bladen in de regio en klagers hen er nooit eerder op hebben aangesproken. Bovendien staat het iedereen vrij om overal reclame te maken.
4.6
Bureau [naam] wordt per zaak ingeschakeld door het kantoor van de notarissen en er wordt per zaak met haar afgerekend. Mevrouw [naam] ontvangt zelf ook geen cliënten. Alle communicatie met betrekking tot de werkzaamheden voor het kantoor van de notarissen gaat via het mailadres van het notariskantoor. Klachtonderdeel 3.4 is volgens de notarissen dan ook ongegrond.
4.7
Klachtonderdeel 3.5 wordt door de notarissen weerlegd door te stellen dat nergens uit deze publicaties blijkt dat [naam] de feitelijke zeggenschap heeft over het kantoor.
4.8
Wat betreft het klachtonderdeel 3.6 over het adverteren via verwijzers melden de notarissen dat dit al enkele jaren niet meer aan de orde is. Zodra ze dit bemerkten hebben zij de advertenties laten verwijderen. Voorts stellen de notarissen zich op het standpunt dat – ook volgens het bestuur van de KNB – de beleidsregel zinloos is en geen toegevoegde waarde heeft: waar het om gaat is dat door publiciteit de onafhankelijkheid van de notaris niet in gevaar komt. Daarvan is in dit geval geen sprake geweest.
4.9
Wat betreft klachtonderdeel 3.7 ontkennen de notarissen dat zij onder de kostprijs zouden werken. Sinds 2003 zijn de notaristarieven geheel vrijgegeven. Om zich te onderscheiden moet een notaris concurrerend werken. Dat is voor een collega notaris wellicht niet leuk, maar wel noodzakelijk en geoorloofd.
4.1
Klachtonderdeel 3.8 is onterecht gesteld, aangezien deze feiten een letterlijke weergave van een publicatie van het Kadaster zijn.
5.1
Ter beoordeling van de Kamer staat of de notarissen hebben gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 98 van de Wna. Een notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, alsmede ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt.
5.2
Wat betreft klachtonderdeel 3.1 geldt dat alle betrokkenen op 9 juli 2009 met de voorzitter zijn overeengekomen dat de voorzitter – en dus niet de Kamer – het samenwerkingsverband aan de wet zou toetsen. De Kamer is aan deze afspraak gebonden. Het enkele feit dat klagers zich op het standpunt stellen dat de notarissen bepaalde afspraken niet nakomen, geeft, wat daarvan verder zij, de Kamer geen aanleiding om toch over dit onderdeel te beslissen. Dit klachtonderdeel is dus niet-ontvankelijk.
5.3
De Kamer is van oordeel dat klachtonderdelen 3.2 en 3.3 ongegrond zijn, aangezien het maken van reclame op deze wijze (in kranten of tijdschriften of door middel van een langs de weg geplaatst bord), zonder bijkomende omstandigheden, die niet gesteld zijn en waarvan niet is gebleken, geoorloofd is. Voor deze reclame-uitingen gelden geen beperkingen voor wat betreft het verspreidingsgebied van de daarvoor gebruikte media. Het enkele feit dat een reclamebord was geplaatst op het grondgebied van een gemeente waar het kantoor van de notarissen niet is gevestigd, maar wél het kantoor van één of meer collega-notarissen, maakt die plaatsing evenmin ongeoorloofd.
5.4
Wat betreft de klacht dat Bureau [naam] voor de notarissen zou fungeren als bijkantoor oordeelt de Kamer dat deze klacht onvoldoende gemotiveerd is. Op naam van de notarissen brengt mevrouw [naam] offertes uit. Zij ontvangt zelf geen cliënten en zorgt er alleen voor dat de cliënten naar de notarissen gaan. Klachtonderdeel 3.4 is dan ook ongegrond.
5.5
Wat betreft de klacht dat in publicaties in het maandblad Invité gesuggereerd wordt dat de klerk [naam] zich voordoet als notaris, overweegt de Kamer het volgende.
Bij de koppen: “De commerciële notaris, de toekomst of ‘not done’?” (Invité 15/2009), “Voor sfeer is geen kant en klaar recept” (publicatiedatum niet zichtbaar op overgelegde kopie), en “Het huwelijk tussen ambt en account” (Invité, 8/1008) is steeds een grote foto van [naam] geplaatst, met als onderschrift “ [naam], [naam] Notarissen”, wat de suggestie wekt dat hij bij dat kantoor notaris is. Door de begeleidende teksten wordt die indruk niet (voldoende) weggenomen, zij het dat in de laatstgenoemde advertentie die in de vorm is gegoten van een interview, [naam] van zichzelf zegt dat hij “geen notarisbloed” heeft en dat daarin is vermeld dat “twee van de drie maatschapleden notaris zijn (…)”, maar “(…) de derde, [naam], verantwoordelijk (is) voor het aanboren van nieuwe klanten, contacten leggen en onderhouden en te kijken of het klikt”.
De Kamer is van oordeel dat het de taak van de notarissen is om er nauwlettend op toe te zien dat dergelijke advertenties zodanig worden ingericht dat bij het (niet-deskundige) publiek waarvoor deze (mede) zijn bestemd, niet de onjuiste indruk kan ontstaan dat de daarin “geïnterviewde” en afgebeelde [naam], een notaris is. Alles bijeengenomen, is de Kamer van oordeel dat die indruk uit de genoemde publicaties wel kan ontstaan en de notarissen te dien aanzien derhalve onvoldoende zorgvuldig zijn geweest. De Kamer acht daarom klachtonderdeel 3.5 gegrond.
5.6
Bij de beoordeling van klachtonderdeel 3.6 (het adverteren via verwijzers) stelt de Kamer voorop dat artikel 17 van de Wna de notaris verplicht zijn ambt in onafhankelijkheid uit te oefenen, waarbij hij de belangen van de bij een rechtshandeling betrokken partijen op onpartijdige wijze en met de grootst mogelijke zorgvuldigheid behartigt.
5.7
Artikel 26 van de Verordening beroeps- en gedragsregels verplicht de notaris voorts er op toe te zien dat publiciteit die door of ten behoeve van hem wordt bedreven in overeenstemming is met de zorgvuldigheid die een behoorlijk notaris betaamt en geen inbreuk vormt op het streven in het notariaat naar een onderlinge verhouding die berust op welwillendheid en vertrouwen.
5.8
In de beleidsregel adverteren via verwijzers van de KNB is bepaald dat het in strijd is met artikel 17 Wna en artikel 26 Verordening beroeps- en gedragsregels om via gegevensdragers van, dan wel samen met een specifieke verwijzer of groep van verwijzers, al dan niet tegen betaling, wervende publiciteit te bedrijven of te doen bedrijven.
Volgens de beleidsregel wordt onder wervende publiciteit verstaan:
“alle vormen van publiciteit, met uitzondering van beroepsinhoudelijke bijdragen die (een deel van) het werkterrein van de notaris betreffen, maar waarvoor hij niet betaalt.”
5.9
Vast staat dat de kantoornaam van de notarissen vermeld stond op zowel de website als de lichtkrant. Deze vermeldingen moeten worden bestempeld als wervende publiciteit in de zin van de beleidsregel. De omstandigheid dat het bestuur van de KNB in januari 2009 een concept-voorstel heeft gepubliceerd waarin wordt voorgesteld de beleidsregel in te trekken, brengt niet mee dat overtreding van de beleidsregel niet langer klachtwaardig is. De ledenraad van de KNB heeft immers nadien besloten de beleidsregel te handhaven en dus is deze nog steeds van kracht.
5.1
Dat de notarissen niet zouden hebben geweten, dat hun naam vermeld stond op de lichtkrant van [naam] Makelaardij, is voor hun risico. Het lag op hun weg zich te doen informeren over de reclame activiteiten van [naam] Totaal Wonen, met wie zij immers zelf in zee zijn gegaan.
5.11
De Kamer komt tot de conclusie dat de notarissen verwijtbaar in strijd hebben gehandeld met de beleidsregel adverteren via verwijzers. Dit klachtonderdeel is dan ook gegrond.
5.12
Wat betreft het aanbieden van de loungesets, overweegt de Kamer het volgende. Zoals ter zitting aan de orde is gesteld, heeft de KNB bij brief van 15 mei 2009 aan de notarissen laten weten dat ten aanzien van het aanbieden van loungesets door de KNB geen klacht wordt ingediend. De KNB heeft dit in deze brief als volgt toegelicht:
“Het indienen van een klacht zou – naast de onzekere uitkomst – slechts leiden tot een uitspraak door de rechter in dit enkele, concrete geval. Maar het gaat om meer dan alleen deze lounge-set-kwestie. Het bestuur van de KNB en het notariaat hebben juist behoefte aan duidelijkheid in het algemeen: waar ligt nu de grens? Hoe ver mag je gaan als notaris in het ondernemerschap? Daarom heeft het KNB-bestuur de Commissie Verordening beroeps- en gedragsregels gevraagd deze casus mee te nemen in de overwegingen”
Tegen deze achtergrond – waaruit blijkt dat het notariaat in eigen kring nog worstelt met de vraag waar de grens ligt tussen wat wel en niet geoorloofd is in het spanningsveld van het ambt van notaris en het vrije ondernemerschap – is de Kamer van oordeel dat door haar terughoudendheid moet worden betracht bij het als klachtwaardig bestempelen van activiteiten van de notarissen die de grenzen tussen ambt en onderneming aftasten. Gelet hierop acht de Kamer de klacht over het aanbieden van een loungeset ongegrond, waarbij van belang is dat het aangeboden product (kennelijk bedoeld voor tuin/terras/balkon van de gekochte woning) op zichzelf niet onbetamelijk is of associaties opwekt die niet passen bij het ambt van notaris.
Verder hebben klagers tegenover de gemotiveerde betwisting van de notarissen niet voldoende aannemelijk gemaakt dat de notarissen door het aanbieden van de loungesets onder de kostprijs werken.
5.13
Wat betreft klachtonderdeel 3.8 het volgende. De tekst op de website van de notarissen dat hun akten volgens het Kadaster van bovengemiddelde kwaliteit zijn, acht de Kamer misleidend. Op de website is namelijk niet uitgelegd wat hiermee precies bedoeld wordt. De aangehaalde uitspraak van het Kadaster (ter zitting bleek overigens dat deze door een medewerker van het Kadaster mondeling zou zijn gedaan aan de notarissen) is gedaan vanwege het feit dat de akten van de notarissen weinig – door het Kadaster verzochte – rectificaties behoeven. Dergelijke rectificaties betreffen echter slechts formaliteiten die door het Kadaster ter zake van bij haar ingediende akten controleert (zoals de personalia van de partijen en de kadastrale aanduiding van het registergoed). De uitspraak van het Kadaster zegt derhalve niets over de inhoudelijke kwaliteit van de akten. De Kamer acht dit onderdeel daarom gegrond.
5.14
Wat betreft de klachtonderdelen die gegrond zijn verklaard oordeelt de Kamer het volgende. Aangezien klagers en de notarissen hebben verzocht om een richtinggevende beslissing, waarbij klagers hebben aangegeven dat zij niet beogen dat een maatregel wordt opgelegd, en de Kamer ook ambtshalve daarvoor geen aanleiding ziet, zal de Kamer geen maatregel opleggen. Opmerking verdient in dit verband dat ook door de KNB een klacht is ingediend tegen de notarissen met betrekking tot overtreding van de beleidsregel adverteren via verwijzers, welke klacht is gebaseerd op hetzelfde feitencomplex als klachtonderdeel 3.6 in deze zaak. In die klachtzaak (29a/09 en 29b/09) heeft de Kamer bij uitspraak van heden aan de notarissen de maatregel van waarschuwing opgelegd.
De Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-nota¬ris¬sen te Rotterdam,
verklaart de klachtonderdelen 3.5, 3.6 en 3.8 gegrond zonder oplegging van een maatregel;
verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.A. van de Laarschot, R. van der Galiën, A.J.J. van Rijen, F.E. Roos en H.M. Kolster in tegenwoor¬digheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit.
Uitgesproken ter openbare vergadering op 11 februari 2010.
De secretaris, De voorzitter,
F.S. Pietersma-Smit M.A. van de Laarschot
Deze beslissing is verzonden op:
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.