GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 23 juni 2011 in de zaak van:
MR. [naam][plaats] te [plaats]
gemachtigde: mr. J. [X], advocaat te [plaats],
1. MR. [naam],
notaris te [plaats],
2. MR. [naam],
notaris te [plaats],
3. MR. [naam],
notaris te [plaats],
gemachtigde: mr. J.M.A.H. van der Ploeg,
4. MR. [naam],
notaris te [plaats],
gemachtigde: mr. J.M.A.H. van der Ploeg,
5. MR. [naam],
notaris te [plaats],
6. MR. [naam],
notaris te [plaats],
7. MR. [naam],
notaris te [plaats],
GEINTIMEERDEN.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellant, verder de notaris, is bij een op 13 januari 2011 ter griffie ingekomen verzoekschrift - met bijlagen - hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Groningen, verder de kamer, van 21 december 2010, waarbij de door geïntimeerden, hierna klagers, tegen de notaris ingediende klachten met de kenmerken 119754 KT/RK 10-07, 120138 KT/RK 10-08 en 121021 KT/RK 10-10 gegrond zijn verklaard en de notaris de maatregel van waarschuwing is opgelegd en de klacht van de notaris tegen klagers met kenmerk 121163 KT/RK 10-12 door de kamer ongegrond is verklaard.
1.2. Op 17 februari 2011 is van de zijde van klagers sub 1 en 2 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. Van de zijde van klagers sub 5, 6 en 7 is op 28 februari 2011 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.4. Op 24 maart 2011 is van de zijde van klagers sub 3 en 4 een verweerschrift - met bijlage - ter griffie van het hof ingekomen.
1.5. Van de zijde van de notaris zijn op respectievelijk 28 maart 2011 en 8 juni 2011 nadere stukken ter griffie van het hof ingekomen.
1.6. Het hoger beroep is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 23 juni 2011. Verschenen zijn klagers sub 2 tot en met 6, de gemachtigde van klagers sub 3 en 4 en de notaris en zijn gemachtigde.
Allen hebben het woord gevoerd, de gemachtigde van de notaris aan de hand van een pleitnota.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en van de hiervoor genoemde stukken.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
4. Het standpunt van klagers
4.1. Klagers verwijten de notaris dat hij door de naam van zijn samenwerkingsverband met mr J. [X], verder [X], met grote letters op de gevels van de panden van [X] voornoemd te plaatsen de indruk wekt dat hij op de locaties [plaats a] en [plaats b] notariële diensten verleent. Klagers wijzen er voorts op dat ook het briefpapier van de notaris deze suggestie wekt. De notaris handelt hiermee in strijd met artikel 9 van de Verordening interdisciplinaire samenwerking 2003 (hierna: de IDS 2003).
4.2. Klagers sub 5, 6 en 7 hebben nog het volgende aangevoerd. De presentatie van het samenwerkingsverband in de Gouden Gids, de Telefoongids, de Ter Apeler Courant en de internetsite van de Nederlandse Orde van Advocaten is verwarrend en wekt de suggestie dat in [plaats a] en in [plaats b] notariële diensten worden verleend door de notaris. Hetzelfde kan worden gezegd over de wijze waarop medewerkers van het samenwerkingsverband [plaats b] en [plaats a] klanten telefonisch te woord staan. Men neemt op met de vermelding [X] en [A], advocatuur en notariaat. Ingevolge artikel 12 van de Wet op het notarisambt (hierna Wna) is de notaris verplicht kantoor te houden in de plaats van vestiging die is vermeld in zijn benoemingsbesluit. De notaris mag enkel kantoor houden te [plaats].
4.3. Op het briefpapier van het samenwerkingsverband staat geschreven: “[X] &[A] Advocatuur en Notariaat is een samenwerking van rechtspersonen en individuele advocaten en notarissen welke ieder voor zich, al dan niet in rechtspersoonvorm (BV) voor eigen rekening en risico hun praktijk uitoefenen”. Tegenover het publiek wordt daarmee ten onrechte de suggestie gewekt dat men een beroep kan doen op een aantal notarissen, hetgeen niet het geval is.
5. Het standpunt van de notaris
5.1. Klagers zijn niet-ontvankelijk in hun klacht. Zij hebben geen individueel belang bij de klachten nu die betrekking hebben op de orde binnen de beroepsgroep, zodat bij uitsluiting de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (hierna de KNB) tot klagen bevoegd is. De KNB heeft kennis genomen van het aan de klachten ten grondslag liggende feitencomplex, maar kennelijk geen aanleiding gezien om - op de voet van artikel 96 Wna - een klacht aan de kamer voor te leggen.
5.2. Voordat het samenwerkingsverband van start ging heeft overleg plaatsgehad met de KNB. Daarbij is ook de naamvoering aan de orde gesteld. Op basis van de door de KNB verstrekte informatie mocht erop worden vertrouwd dat de naamvoering voldeed aan de vigerende regelgeving. Daarnaar gevraagd heeft de KNB (bij monde van mr. N. Janssen) kenbaar gemaakt dat een individuele vermelding van de naam van mr.[A] op de gevels van de advocatenkantoren geen probleem zou geven. Nu de bevoegdheid tot het verlenen van toestemming voor de kantoornaam aan de KNB toekomt had het in de rede gelegen om die beslissing in een bezwaar en/of beroepsprocedure aan te vechten. Toetsing door de tuchtrechter van dergelijke besluiten ligt niet voor de hand en is in strijd met het bestuursrechtelijke karakter van de besluitvorming.
5.3. De wijze waarop het samenwerkingsverband is gepresenteerd wekt - anders dan klagers aanvoeren - niet de suggestie dat in [plaats a] en in [plaats b] notariële diensten worden verleend. Elders in het land komt deze wijze van naamvoering regelmatig voor. Als voorbeeld kan het samenwerkingsverband tussen mrs. [naam] en [naam] worden genoemd. Mr. [naam] is notaris met standplaats te [plaats]. Mr. [naam] is notaris met standplaats te [plaats]. De naamgeving van het kantoor impliceert niet dat beide notarissen over en weer bij elkaar nevenvestigingen voeren.
5.4. Het door het samenwerkingsverband gebruikte briefpapier en de advertenties zijn inmiddels zodanig aangepast dat daaruit duidelijk valt op te maken in welke plaatsen de advocatuur is gevestigd en in welke plaats notariële diensten worden verricht.
5.5. De IDS 2003 is in strijd met artikel 89 lid 2 Wna waarin is bepaald dat verordeningen geen verplichtingen of voorschriften mogen bevatten die niet strikt noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van het doel dat met de verordening wordt beoogd of die een onnodige beperking van de marktwerking teweeg brengen.
6. De klachten van de notaris tegen klagers
6.1. De notaris klaagt dat klagers in strijd met artikel 17 van de Verordening beroeps- en gedragsregels hebben gehandeld door hem rauwelijks met de klachten te confronteren. Door het rauwelijks klagen zijn de collegiale verhoudingen nodeloos onder druk gezet.
6.2. Indien en voor zover de klachten jegens de notaris met betrekking tot de naamvoering en de gevelaanduiding gegrond worden verklaard dient hij een eensluidende klacht in tegen klagers sub 3 en 4. In de naamgeving en op de gevels van deze notarissen prijkt de naam [naam] en [naam] notarissen hetgeen de indruk van nevenvestigingen wekt. Daarnaast wordt tevens de suggestie gewekt als zouden op de vestigingen twee notarissen werkzaam zijn terwijl dat niet het geval is. Mrs. [naam] en [naam] werken samen met een advocaat zonder dat zij hiervoor de benodigde voorafgaande instemming van de KNB hebben verkregen. Toetsing aan de IDS 2003 heeft aldus niet plaatsgevonden hetgeen in strijd is met de voor de notarissen geldende regelgeving.
6.3. Klagers sub 5, 6 en 7 wekken door de naamvoering van het kantoor [naam] de indruk dat mr. [naam] nog deel uitmaakt van het kantoor terwijl dat niet het geval is. Klagers sub 5, 6 en 7 beschuldigen de notaris er ten onrechte van dat financiële afspraken tussen de notaris en de advocaten tot stand zijn gekomen. Deze onterechte beschuldigingen brengen een schending van artikel 17 van de Verordening beroeps- en gedragsregels met zich mee.
6.4. Klagers sub 1 en 2 hebben aan de notaris nimmer bezwaren betreffende het samenwerkingsverband geuit. Op dit punt hebben de notarissen onjuiste informatie aan de KNB en de kamer verstrekt, hetgeen in strijd is met de door hen in acht te nemen zorgvuldigheid. Klagers sub 1 en 2 hebben afschriften van hun klacht aan klagers sub 3 en sub 4 gezonden en schenden hierdoor de vertrouwelijkheid welke zij jegens de notaris in acht dienden te nemen.
6.5. Klagers hebben (op enkele punten) verweer gevoerd tegen de jegens hen ingebrachte klachten. Op dit verweer wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
6.6. In hoger beroep heeft de notaris betoogd dat de kamer uitspraak heeft gedaan op gedingstukken die bij hem niet bekend zijn, waarmee de kamer het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden.
7. De ontvankelijkheid van klagers
De notaris heeft zich op het standpunt gesteld dat klagers niet ontvankelijk zijn in hun klachten, omdat zij daarbij geen individueel belang hebben. Dit verweer slaagt niet. De aan de notaris, die praktijk voert in het westelijke deel van de provincie Groningen, verweten gedragingen hebben effect in het oostelijk deel van die provincie waar klager hun praktijk voeren. Dit brengt mee dat zij er voldoende eigen belang bij hebben om de wijze waarop de notaris met zijn samenwerkingsverband naar buiten treedt, op haar toelaatbaarheid te laten toetsen. Zij zijn in deze ook niet afhankelijk van het optreden van de KNB. Klagers zijn dan ook ontvankelijk in hun klachten.
8.1. De notaris heeft ten verwere aangevoerd dat hij voorafgaand aan het aangaan van het samenwerkingsverband toestemming heeft gevraagd aan de KNB ex artikel 10 van de IDS 2003. Bij brief van 24 maart 2010 - overgelegd bij verweerschrift in eerste aanleg - heeft de secretaris praktijkuitoefening van de KNB, mr. N. Janssen, hierna mr. Janssen, de notaris het navolgende geschreven:
“Krachtens artikel 10 van de Verordening interdisciplinaire samenwerking 2003 (Verordening IDS) mag u het door u beoogde samenwerkingsverband ‘[X][A], Advocatuur en Notariaat’ eerst aangaan nadat door het bestuur van de KNB is vastgesteld dat aan de in artikel 2 Verordening IDS opgenomen vereisten is voldaan. U heeft daartoe de in artikel 11 van de Verordening IDS genoemde bescheiden overlegd. Uit deze bescheiden heeft het bestuur geconcludeerd dat u met de samenwerking aan de Verordening IDS voldoet. Namens het bestuur bericht ik u dan ook dat voor het aangaan van de samenwerking goedkeuring is verleend. “
Voorts heeft hij in verband met de naamsvoering eveneens overlegd met de KNB. In dat verband heeft de notaris betoogd dat er op respectievelijk 8 juli 2010, 19 juli 2010 en 21 juli 2010 e-mailverkeer heeft plaats gevonden met mr. Janssen. Mr. Janssen heeft in het bericht van 21 juli 2010 aan de notaris - voor zover hier van belang - het navolgende geschreven:
“Wij hebben destijds telefonisch contact gehad over de naamsvoering van uw kantoor. Daarbij heb ik aangegeven dat wat de KNB betreft geen bezwaar bestaat tegen het voeren van de naam [X][A] advocaten en notarissen. Wij zouden daar dan ook geen klacht tegen indienen. Ik heb volgens mij wel aangegeven dat het uiteindelijk oordeel uiteraard aan de tuchtrechter is en dat u er op bedacht moet zijn dat eventuele collega-notarissen bezwaar zouden kunnen maken tegen het gebruik van de kantoornaam.”
8.2. De notaris heeft uit voormelde berichten van de KNB de conclusie getrokken dat het hem vrijstond het samenwerkingsverband met mr. [X] aan te gaan en daarmee naar buiten te treden onder de naam [X][A] advocaten en notarissen. De te beantwoorden vraag is dan of de notaris zich heeft mogen verlaten op het standpunt van de KNB met betrekking tot de te voeren kantoornaam.
8.3. Artikel 9 lid 2 van de IDS 2003 luidt - voor zover van belang - :
‘Ten aanzien van de plaatsen waar zich een kantoor van het samenwerkingsverband bevindt doch waar geen daartoe behorend notaris is gevestigd, wordt voorkomen dat ten onrechte de suggestie wordt gewekt dat zulks wel het geval is.’
Aan de KNB komt niet de wettelijke bevoegdheid toe het bepaalde in artikel 9 van de IDS 2003 terzijde te stellen. De KNB geeft ingevolge artikel 10 van de IDS 2003 slechts toestemming om een bepaald samenwerkingsverband aan te gaan, maar beslist niet over de wijze waarop dat verband zich mag presenteren. De notaris mocht dan ook niet afgaan op hetgeen hem van de zijde van de KNB daarover is medegedeeld, nog daargelaten dat de KNB daarbij slagen om de arm heeft gehouden.
8.4. Voor zover op grond van het bepaalde in artikel 4 van de samenwerkingsovereen¬komst/verklaring van 21 maart 2010, zoals overgelegd als productie 1 bij verweerschrift in eerste aanleg, zou moeten worden aangenomen dat het samenwerkingsverband van de notaris en mr. [X] het karakter van een inkoopcombinatie of kostenmaatschap draagt, is de Verordening IDS 2003 daarop toch van toepassing op grond van de fictie in artikel 8 van de Verordening IDS 2003, dat bepaalt:
“Indien en voor zolang een notaris de praktijkuitoefening presenteert onder de naam waaronder ook beoefenaren van een ander beroep dan notaris de uitoefening van hun praktijk presenteren of op andere wijze suggereert van een samenwerkingsverband deel uit te maken, is deze verordening op hem van toepassing alsof er sprake is van een samenwerkingsverband in de zin van deze verordening.”
8.5. Het hof is met de kamer van oordeel dat de wijze waarop de notaris samen met mr. [X] naar buiten is getreden in briefpapier, advertenties en gevelopschriften, bij het publiek de indruk kon wekken dat de notaris [plaats b] en [plaats a] bijkantoren had waar hij notariële diensten aanbood. Aldus handelde de notaris in strijd met het bepaalde in artikel 9 van de IDS 2003, hetgeen tuchtrechtelijk laakbaar is.
8.6. Met de kamer is het hof van oordeel dat de bepalingen van de IDS 2003 geen onnodige beperking van de marktwerking teweeg brengen en noodzakelijk zijn voor het doel dat met de verordering wordt beoogd, namelijk enerzijds de functioneel-inhoudelijke onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de beroepsuitoefening van het notariaat te waarborgen en anderzijds mogelijk te maken dat die beroepsuitoefening plaats vindt binnen een samenwerkingsverband met andere vrije beroepsbeoefenaren waarbinnen de samenwerkende deelnemers voor gezamenlijke rekening en risico praktijk uitoefenen of zeggenschap over de bedrijfsvoering met elkaar delen.
8.7. Het hof acht het eveneens onjuist dat de notaris door zijn vermelding op het briefpapier suggereert dat het kantoor meer dan één notaris herbergt. Ook dit is een wijze van presentatie die een notaris niet past.
8.8. Al met al is het hof van oordeel dat de klachten van klagers gegrond zijn. Anders dan de kamer is het hof echter niet van oordeel dat vanwege de gegrondheid van de klachten de maatregel van waarschuwing passend en geboden is. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de notaris door de KNB op het verkeerde been is gezet. Bovendien heeft de notaris, nadat hij door klagers op het onjuiste van zijn handelen ten aanzien van het briefpapier en de aanduidingen van de spreekuuradvertenties in lokale weekbladen was gewezen, op die punten meteen de nodige aanpassingen verricht.
8.9. Met betrekking tot de klacht van de notaris tegen klagers is het hof van oordeel dat het onderzoek in hoger beroep niet heeft geleid tot de vaststelling van andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt.
8.10. Aan de klacht van de notaris dat de kamer het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden is reeds tegemoetgekomen doordat de zaak in hoger beroep in volle omvang is behandeld.
8.11. Nu het hof tot een andere beoordeling met betrekking tot de maatregel is gekomen dan de kamer, kan de beslissing van de kamer in zoverre niet in stand blijven.
8.12. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het
voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
8.13. Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.
- vernietigt de beslissing van de kamer voor zover daarbij aan de notaris de maatregel van waarschuwing is opgelegd en in zoverre opnieuw rechtdoende:
- legt de notaris géén maatregel op;
- bekrachtigt de beslissing van de kamer voor het overige.
Deze beslissing is gegeven op 23 juni 2011 door mrs. A.D.R.M. Boumans, J.C.W. Rang en F.A.A. Duynstee en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 22 november 2011 door de rolraadsheer.
KAMER VAN TOEZICHT OVER NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE GRONINGEN
Uitspraak:
Reg. nrs. 21 december 2010
119754 KT/RK 10-07, 120138 KT/RK 10-08
121021 KT/RK 10-10, 121163 KT/RK 10-12
van de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Groningen (hierna te noemen: de kamer), in de klachten van:
mrs. [namen] notarissen te [plaats a],
mrs. [naam] en [naam], notarissen te respectievelijk [plaats a] en [plaats],
mrs.[namen], notarissen [plaats b],
hierna te noemen klagers,
in persoon procederende,
mr. [A],
notaris te [plaats],
advocaat mr. [X].
Bij schrijven gedateerd 7 juli 2010, binnengekomen bij de kamer op 8 juli 2010, hebben notarissen mrs. [namen] (hierna te noemen klagers) een klacht (kenmerk 119754 KT/RK 10-07) ingediend tegen notaris mr.[A]. Notarissen mrs. [naam] en [naam] hebben op 23 juli 2010 - in grote lijnen - gelijkluidende klachten (kenmerk 120183 KT/RK 10-08) tegen mr.[A] aan de kamer voorgelegd. Voorts hebben notarissen mrs. [namen] op 3 september 2010 een soortgelijke klacht (kenmerk 121021 KT/RK 10-10) aan de kamer voorgelegd.
Mr.[A] heeft op 30 juli en 16 september 2010 schriftelijk verweer gevoerd en heeft zelfstandig klachten jegens klagers ingediend (kenmerk 121163 KT/RK 10-12).
Op 14 oktober 2010 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de kamer mr. J. de Vroome getracht via een bemiddelend gesprek met de betrokken notarissen tot een oplossing te komen van hetgeen partijen verdeeld houdt. Van het verhandelde is proces-verbaal opgemaakt. Bij schrijven van 21 oktober 2010 heeft mr.[A] kanttekeningen geplaatst bij de inhoud van het proces-verbaal. Bij schrijven van 9 november 2010 heeft mr.[A] producties in het geding gebracht. Op 15 november 2010 hebben
mrs. [naam] en [naam] hierop schriftelijk gereageerd.
Omdat partijen niet tot een oplossing van het geschil zijn gekomen zijn de klachten ter behandeling aan de voltallige kamer voorgelegd.
Op 23 november 2010 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Partijen hebben hun standpunten toegelicht. Mr.[A] - bijgestaan door advocaat mr. [X] - heeft een pleitnota en een productie in het geding gebracht. Vervolgens heeft de kamer uitspraak bepaald op 21 december 2010.
2.1 Mr.[A] is notaris met standplaats [plaats]. Mr. [X] is advocaat met kantoren [plaats b] en [plaats a].
2.2 Mr.[A] en mr. [X] (de laatste daarbij handelende in persoon en als directeur en aandeelhouder van de besloten vennootschap [X] Beheer B.V.) zijn een samenwerkingsverband aangegaan. Hiertoe hebben zij een maatschap in het leven geroepen. Op 21 maart 2010 hebben zij een document opgesteld waarin (voor zover hier van belang) zij het volgende hebben bepaald:
in aanmerking nemende dat:
- de ondergetekenden, handelende in genoemde hoedanigheden, zijn overeengekomen een samenwerking aan te gaan als hierna verder omschreven;
- terzake het aangaan van een samenwerking diverse verordeningen van toepassing zijn waaraan de desbetreffende beroepsgroepen zich moeten houden;
- voor de advocatuur hierbij (met name) van belang is de “Samenwerkingsverordening 1993” en voor het notariaat de “Verordening interdisciplinaire samenwerking 2003” (…)
- de samenwerking voor wat de notaris betreft pas zal (kunnen) worden geëffectueerd als de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie haar (voorafgaande) goedkeuring - onder de daarvoor geldende voorwaarden - daaraan heeft verbonden (…)
verklaren het navolgende te zijn overeengekomen casu quo te bepalen
1. De ondergetekenden, handelende in gemelde hoedanigheden, zullen gaan samenwerken, waarbij zij zich zullen conformeren aan de voor ieder van hen geldende specifieke regelgeving.
(…)
3. De samenwerking zal extern worden gevoerd onder de naam: “[X][A], Advocatuur en Notariaat”. De externe presentatie zal zodanig geschieden dat voor cliënten transparant zal zijn dat er een samenwerkingsverband bestaat en wie daarbij de verantwoordelijkheid draagt voor de geboden dienstverlening. (…)
4. De samenwerking zal niet vanuit enige gemeenschappelijke vennootschap worden verricht, noch - in eerste instantie - vanuit een (volledige) maatschap. De samenwerking zal zich beperken tot het delen van (de desbetreffende) gezamenlijke kosten, het voordeel behalen uit een gemeenschappelijke zaak (…) en het maken van personele afspraken. De huidige advocaat- en notaris praktijken blijven derhalve zelfstandige entiteiten.
(…)
6. De ondergetekende sub 2 (notaris) verklaart zich in dit kader te houden aan de voor hem geldende regelgeving voortvloeiende uit genoemde Verordening interdisciplinaire samenwerking 2003 (…)
2.3 Op 8 juli 2010 heeft mr.[A] in een e-mail aan de KNB geschreven (voor zover hier van belang):
Wij hebben onlangs enige keren contact gehad over mijn samenwerking met de heer [X], advocaat, met kantoren [plaats b] en [plaats a].
Op 12 februari jongstleden heb ik aan het bestuur daarvoor de vereiste goedkeuring gevraagd, onder overlegging van de samenwerkingsovereenkomst.
Op 26 maart hebt u mij telefonisch gevraagd een bepaalde passage nog nader per email toe te lichten. De goedkeuring is vervolgens op 24 maart 2010 gegeven.
Een collega, gevestigd te [plaats a], sprak mij op een cursus over de samenwerking aan en in verband daarmee heb ik telefonisch nader contact met u gehad op 20 mei 2010. Ik heb u toen gevraagd of het plaatsen van de gemeenschappelijke kantoornaam “[X][A], Advocatuur en Notariaat” op de gevels van de drie locaties geoorloofd was, gelet op de IDS-verordening.
U liet mij weten dat dit niet in strijd is met de verordening. Ook het plaatsen van een specifiek bordje (waarop mijn naam en functie) op de gevels van de beide advocatenkantoren zou volgens u geen probleem moeten zijn. Bij dit laatste kwamen wij beiden wel tot de conclusie dat dit gevoelig zou kunnen liggen, omdat er dan sneller de indruk van een bijkantoor wordt gewekt. Overigens lag dit laatste ook niet in de bedoeling.
Aangezien de desbetreffende collega thans toch ervoor kiest om tegen de naamsvoering een klacht in te dienen (bij u bekend), verzoek ik u vriendelijk het hierboven bedoeld telefonisch onderhoud en de inhoud er van (kort) aan mij te willen bevestigen, zodat ik de instanties kan aangeven naar eer en geweten zowel als zorgvuldig te hebben gehandeld. (…)
2.4 In reactie op de e-mail van mr.[A] schrijft mr. N. Janssen, secretaris praktijkuitoefening, namens de KNB:
Wij hebben destijds telefonisch contact gehad over de naamsvoering van uw kantoor. Daarbij heb ik aangegeven dat wat de KNB betreft geen bezwaar bestaat tegen het voeren van de naam [X][A] advocaten en notarissen. Wij zouden daar dan ook geen klacht tegen indienen. Ik heb volgens mij wel aangegeven dat het uiteindelijke oordeel uiteraard aan de tuchtrechter is en dat u er op bedacht moet zijn dat eventuele collega-notarissen bezwaar zouden kunnen maken tegen het gebruik van de kantoornaam.
3. Het standpunt van klagers
3.1 De naam van het samenwerkingsverband tussen mr.[A] en mr. [X] luidt [X] advocatuur /[A] notariaat. Mr.[A] is notaris met standplaats [plaats]. Doordat de naam van het samenwerkingsverband met grote letters op de gevels van de panden van mr. [X] in [plaats a] [plaats b] is aangebracht wordt de indruk gewekt dat mr.[A] op deze locaties notariële diensten verleent.
Het door mrs. [X] en[A] gebruikte briefpapier suggereert eveneens dat naast [plaats] ook notariële diensten in [plaats a] [plaats b] worden verleend. Mr.[A] handelt hiermee in strijd met artikel 9 van de verordening interdisciplinaire samenwerking 2003
(hierna: verordening IDS 2003).
Mrs. [namen], hebben voorts nog het volgende aangevoerd.
3.2 De presentatie van het samenwerkingsverband in de Gouden Gids, de Telefoongids, de Ter Apeler Courant en de internetsite van de Nederlandse Orde van Advocaten is verwarrend en wekt de suggestie dat in [plaats a] en [plaats b] notariële diensten worden verleend door mr.[A]. Hetzelfde kan worden gezegd over de wijze waarop medewerkers van het samenwerkingsverband [plaats b] en [plaats a] klanten telefonisch te woord staan. Men neemt op met de vermelding [X] en[A], advocatuur en notariaat. Ingevolge artikel 12 van de Wet op het notarisambt (hierna Wna) is de notaris verplicht kantoor te houden in de plaats van vestiging die is vermeld in zijn benoemingsbesluit. Mr.[A] mag enkel kantoor houden te [plaats].
3.3 Op het briefpapier van het samenwerkingsverband staat geschreven: “[X] &[A] Advocatuur en Notariaat is een samenwerking van rechtspersonen en individuele advocaten en notarissen welke ieder voor zich, al dan niet in rechtspersoonvorm (BV) voor eigen rekening en risico hun praktijk uitoefenen”. Naar het publiek toe wordt ten onrechte de suggestie gewekt dat men een beroep kan doen op een aantal notarissen, hetgeen niet het geval is.
3.4 Het samenwerkingsverband komt er enkel op neer dat men tracht zaken met elkaar af te rekenen die bij elkaar worden aangebracht. Feitelijk bezien is geen sprake van samenwerking in de zin van artikel 1 sub a van de verordening IDS 2003 nu betrokken partijen de praktijken geheel voor eigen rekening en risico uitoefenen. Uit de toelichting op het artikel valt op te maken dat moet worden voorkomen dat een samenwerking wordt gesuggereerd die feitelijk niet bestaat. Mr.[A] en mr. [X] dienen zich te onthouden van het opereren onder gemeenschappelijke naam. Mrs. [namen] verzoeken de kamer een onderzoek in te stellen omtrent het antwoord op de vraag in hoeverre sprake is van een samenwerkingsverband in de zin van de verordening IDS 2003.
Ingevolge de fictiebepaling van artikel 8 lid 5 van de verordening IDS 2003 is de verordening ook van toepassing in die gevallen waarbij partijen optreden onder gemeenschappelijke naam.
4. Het standpunt van mr.[A]
4.1 Klagers zijn niet-ontvankelijk in hun klacht. Zij hebben geen individueel belang bij de klachten nu deze betrekking hebben op de orde binnen de beroepsgroep zodat bij uitsluiting de KNB tot klagen bevoegd is. De beroepsorganisatie heeft kennis genomen van het aan de klachten ten grondslag liggende feitencomplex, hetgeen kennelijk geen aanleiding heeft gegeven om - op de voet van artikel 96 Wna - een klacht aan de kamer voor te leggen.
4.2 Alvorens tot het samenwerkingsverband over te gaan is overleg met de KNB gevoerd. De naamvoering is aan de orde gebracht. Op basis van de door de KNB verstrekte informatie mocht er op worden vertrouwd dat de naamvoering voldeed aan de vigerende regelgeving. Desgevraagd heeft de KNB (bij monde van mr. N. Janssen) kenbaar gemaakt dat een individuele vermelding van de naam van mr.[A] op de gevels van de advocatenkantoren geen probleem zou geven. Nu de bevoegdheid tot het verlenen van toestemming voor de kantoornaam aan de KNB toekomt had het in de rede gelegen om die beslissing in een bezwaar en/of beroepsprocedure aan te vechten. Toetsing door de tuchtrechter van dergelijke besluiten ligt niet voor de hand en is in strijd met het bestuursrechtelijke karakter van de besluitvorming.
4.3 De wijze waarop het samenwerkingsverband is gepresenteerd wekt - anders dan klagers doen beweren - niet de suggestie dat in [plaats a] en in [plaats b] notariële diensten worden verleend. Elders in het land komt deze wijze van naamvoering regelmatig voor. Als voorbeeld kan het samenwerkingsverband tussen mrs. [naam] en [naam] worden genoemd. Mr. [naam] is notaris met standplaats te [plaats]. Mr. [naam] is notaris met standplaats te [plaats]. De naamgeving van het kantoor impliceert niet dat beide notarissen over en weer bij elkaar nevenvestigingen voeren.
4.4 Het door het samenwerkingsverband gebruikte briefpapier en de advertenties zijn inmiddels zodanig aangepast dat duidelijk valt op te maken in welke plaatsen de advocatuur is gevestigd en in welke plaats notariële diensten worden verricht.
4.5 De verordening IDS 2003 is in strijd met artikel 89 lid 2 Wna waarin is bepaald dat verordeningen geen verplichtingen of voorschriften mogen bevatten die niet strikt noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van het doel dat met de verordening wordt beoogd of die een onnodige beperking van de marktwerking teweeg brengen.
5. De (tegen)klachten van mr.[A]
5.1 Mr.[A] klaagt dat de notarissen in strijd met artikel 17 van de verordening beroeps- en gedragsregels hebben gehandeld door hem rauwelijks met de klachten te confronteren. Door het rauwelijks klagen zijn de collegiale verhoudingen nodeloos onder druk gezet.
5.2 Indien en voor zover de klachten jegens mr.[A] met betrekking tot de naamvoering en de gevelaanduiding gegrond worden verklaard dient hij een eensluidende klacht in jegens mrs. [naam] en [naam]. In de naamgeving en op de gevels van deze notarissen prijkt de [naam] en [naam] notarissen hetgeen de indruk van nevenvestigingen wekt. Daarnaast wordt tevens de suggestie gewekt als zouden op de vestigingen twee notarissen werkzaam zijn terwijl dat niet het geval is. Mrs. [naam] en [naam] werken samen met een advocaat zonder dat zij hiervoor de benodigde voorafgaande instemming van de KNB hebben verkregen. Toetsing aan de verordening IDS 2003 heeft aldus niet plaatsgevonden hetgeen in strijd is met de voor de notarissen geldende regelgeving.
5.3 Mrs. [namen] wekken door de naamvoering van het kantoor [naam] de indruk dat mr. [naam] nog deel uitmaakt van het kantoor terwijl dat niet het geval is. Mrs. [namen] beschuldigen de notaris er ten onrechte van dat financiële afspraken tussen[A] en de advocaten tot stand zijn gekomen. Deze onterechte beschuldigingen brengen een schending van artikel 17 van de verordening beroeps- en gedragsregels met zich mee.
5.4 Mrs. [namen] hebben aan mr.[A] nimmer bezwaren betreffende het samenwerkingsverband geuit. Op dit punt hebben de notarissen onjuiste informatie aan de KNB en de kamer verstrekt, hetgeen in strijd is met de door hen in acht te nemen zorgvuldigheid.
De notarissen hebben afschriften van hun klacht aan mrs. [naam en [naam] gezonden en schenden hierdoor de vertrouwelijkheid welke zij jegens mr.[A] in acht dienden te nemen.
5.5 De beklaagde notarissen hebben (op enkele punten) verweer gevoerd. Op dit verweer wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
6.1 Klagers hebben aan de klachten ten grondslag gelegd dat de wijze waarop het samenwerkingsverband naar buiten is getreden suggereert dat [plaats b] en [plaats a] notariële diensten worden verleend terwijl dat ingevolge de verordening IDS 2003 niet is toegestaan. Naar het oordeel van de kamer hebben klagers - allen notarissen in het oostelijke deel van de provincie Groningen - hun belang bij de klacht daarmee in voldoende mate aangetoond. Dat voor klagers (al dan niet) de weg openstond om het door de KNB ter zake van het samenwerkingsverband genomen besluit via administratiefrechtelijke weg aan de orde te stellen doet niet af aan de toezichthoudende en tuchtrechtelijke taken welke ingevolge de Wna aan de kamers van toezicht zijn opgedragen. In artikel 96 Wna is uitdrukkelijk bepaald dat de kamers van toezicht zijn belast met het toezicht op de naleving van de bepalingen van de Wna, van de op grond daarvan uitgevaardigde algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen, alsmede van de verordeningen en andere besluiten van de KNB, in het bijzonder die betreffende de goede uitoefening en de eer en het aanzien van het notarisambt. Daaronder valt tevens het toezicht op de naleving van de verordening IDS 2003. Klagers zijn aldus ontvankelijk in hun klachten.
6.2 De kamer dient in onderhavige zaak vervolgens de vraag te beantwoorden of mr.[A] tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. De kamer overweegt daartoe het volgende.
6.3 Ingevolge artikel 98 lid 1 Wna zijn (kandidaat-)notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als (kandidaat-) notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk (kandidaat-)notaris niet betaamt. De kamer dient te onderzoeken of de handelwijze van mr.[A] een verwijtbare handeling in de zin van dit artikel oplevert.
6.4 De klachten komen er in de kern op neer dat de wijze waarop het samenwerkingsverband tussen mr.[A] en mr. [X] via briefpapier, de advertenties (op het internet) en de gevelopschriften wereldkundig is en wordt gemaakt, op gespannen voet staat met de verordening IDS 2003. Deze verordening regelt samenwerkingsvormen tussen notarissen en beoefenaren van andere vrije beroepen in hun meest vergaande vorm, namelijk samenwerkingsverbanden waarin de deelnemers geheel of gedeeltelijk voor gezamenlijke rekening en risico praktijk uitoefenen of zeggenschap over bedrijfsvoering met elkaar delen. De verordening beoogt een balans te scheppen tussen enerzijds de in het publiek belang zijnde uitoefening van het notariaat, gewaarborgd door zijn functioneel-inhoudelijke onafhankelijkheid en onpartijdigheid, en anderzijds de aldus gewaarborgde notariële beroepsuitoefening mogelijk te maken in een samenwerkingsverband met andere vrije beroepsbeoefenaren waarbinnen de samenwerkende deelnemers voor gezamenlijke rekening en risico praktijk uitoefenen of zeggenschap over de bedrijfsvoering met elkaar delen. De kamer volgt mr.[A] niet in zijn standpunt dat de bepalingen van verordening IDS 2003 een onnodige beperking van de marktwerking teweeg brengen of dat de verplichtingen of voorschriften welke uit de verordening voortvloeien niet noodzakelijk zijn voor het doel dat met de verordening wordt beoogd.
6.5 De kamer laat in deze uitspraak in het midden of en in hoeverre het samenwerkingsverband tussen mrs.[A] en [X] strikt aan alle in artikel 1 sub a verordening IDS 2003 genoemde voorwaarden voldoet. In het uitdrukkelijke verzoek daartoe van mrs. [namen] ziet de kamer aanleiding om die vraag - buiten het bestek van deze tuchtrechtelijke procedure - voor te leggen aan de KNB.
In deze zaak is voldoende dat vaststaat dat (de kantoren van) mrs.[A] en [X] onder een gemeenschappelijke naam naar buiten treden. Ingevolge de fictiebepaling van artikel 8 lid 5 van verordening IDS 2003 valt het samenwerkingsverband onder de werkingsfeer van deze verordening. In artikel 9 lid 2 van de verordening is het volgende bepaald:
Indien in het samenwerkingsverband notarissen samenwerken die in verschillende plaatsen gevestigd zijn, wordt dit bij het naar buiten optreden kenbaar gemaakt. Ten aanzien van plaatsen waar zich een kantoor van het samenwerkingsverband bevindt doch waar geen daartoe behorend notaris is gevestigd, wordt voorkomen dat ten onrechte de suggestie wordt gewekt dat zulks wel het geval is.
6.6 Dit artikel (vergelijk de toelichting opgenomen in Vademecum regelgeving notariaat 2010) brengt - zo oordeelt de kamer - mee dat in plaatsen waar zich een kantoor van het samenwerkingsverband bevindt maar waar geen notaris behorend tot het samenwerkingsverband gevestigd is, noch op het naambord bij het kantoor noch in telefoon- of andere gidsen de indruk gewekt mag worden dat daar een notaris is gevestigd. Naar het oordeel van de kamer geven de door partijen over en weer in het geding gebrachte producties er blijk van dat de suggestie wordt gewekt dat notariële diensten ten kantore van mr. [X] [plaats b] en [plaats a] worden geleverd. De (opzichtige) gevelopschriften met de vermelding notariaat - al dan niet met de toevoeging [plaats] - wekken die indruk. De wijze waarop het samenwerkingsverband via briefpapier, internet en advertenties wereldkundig werd gemaakt is onvoldoende transparant, waardoor eveneens de suggestie wordt gewekt dat notariële diensten in [plaats b] en [plaats a] worden geleverd. Naar het oordeel van de kamer dient zowel in de advertenties als op het briefpapier duidelijk kenbaar te worden gemaakt dat het notariaat in [plaats] is gevestigd. De vermelding op het briefpapier dat sprake is van een samenwerkingsverband tussen advocaten en notarissen doet ten onrechte suggereren dat meerdere notarissen binnen de combinatie werkzaam zijn. Mr.[A] heeft bij het naar buiten optreden onvoldoende zorg gedragen voor een juiste en volledige presentatie van het kantoor, hetgeen in strijd is met het bepaald in artikel 24 verordening beroeps- en gedragsregels.
6.7 Mr.[A] voert in zijn verweer aan dat de door het samenwerkingsverband gebezigde naam is goedgekeurd door de KNB en dat deze wijze van naamvoering ook elders wordt gebruikt. Als
voorbeeld wordt het samenwerkingsverband tussen mrs. [naam] en [naam] aangehaald. Naar het oordeel van de kamer gaat deze vergelijking niet op nu bij deze samenwerking geen sprake is van interdisciplinaire samenwerking maar van samenwerking tussen twee notarissen.
6.8 Uit de briefwisselingen tussen mrs.[A] en [X] en de KNB blijkt dat de beroepsorganisatie omtrent de naamvoering [X] advocatuur /[A] notariaat geen bezwaren heeft geuit. Een en ander laat onverlet de verplichting van mr.[A] om het bepaalde in
artikel 9 verordening IDS 2003 zorgvuldig in acht te nemen.
6.9 De Kamer acht dit handelen tuchtrechtelijk laakbaar en dusdanig verwijtbaar dat een maatregel op zijn plaats is. De Kamer acht de maatregel van waarschuwing gepast.
de klachten van[A] (met het kenmerk 121163 KT/RK 10-12)
6.10 Mr.[A] heeft klachten tegen notarissen mrs. [namen] aan de kamer voorgelegd. Mr.[A] heeft in zijn klacht aangevoerd dat de notarissen in strijd met artikel 17 van de verordening beroeps- en gedragsregels hebben gehandeld doordat zij hem rauwelijks met een klacht hebben geconfronteerd. De kamer volgt mr.[A] niet in zijn standpunt dat de notarissen hiermee in strijd met artikel 17 van de verordening beroeps- en gedragsregels hebben gehandeld. Het staat iedere belanghebbende vrij om het handelen van een notaris ter toetsing aan de kamer voor te leggen.
6.11 Mr.[A] klaagt erover dat notarissen [naam] en [naam] een misleidende naam voeren nu ten onrechte de suggestie wordt gewekt dat sprake is van nevenvestigingen en dat op iedere vestiging ten minste twee notarissen werkzaam zijn. Daarnaast legt mr.[A] aan zijn klacht ten grondslag dat mrs. [naam] en [naam] samenwerken met een advocaat zonder dat hiervoor toestemming is verkregen van de KNB.
De kamer overweegt dienaangaande dat in artikel 23 en 24 van de verordening beroeps- en gedragsregels regels gesteld worden omtrent de samenwerking tussen notarissen of kandidaat-notarissen. Een notaris dient bij de uitoefening van zijn/haar praktijk steeds duidelijk te maken dat hij deel uitmaakt van een samenwerkingsverband. Indien in een samenwerkingsverband notarissen samenwerken die in verschillende plaatsen gevestigd zijn, dient dit bij het naar buiten optreden kenbaar te zijn. Het is de kamer niet gebleken dat de notarissen deze voorschriften onvoldoende in acht hebben genomen of dat de notarissen een misleidende naam hebben gevoerd. Ter zake van de beweerde samenwerking met een advocaat oordeelt de kamer dat die samenwerking als zodanig summier en incidenteel dient te worden gekwalificeerd dat hiervoor geen toestemming van de beroepsorganisatie is vereist.
6.12 Met betrekking tot de klacht rond de naamvoering van het kantoor [naam] oordeelt de kamer als volgt. Ingevolge artikel 23 lid 3 van de verordening beroeps- en gedragsregels is het gebruik van de naam van een natuurlijke persoon die aan het samenwerkingsverband heeft deelgenomen toegestaan.
6.13 Naar het oordeel van de kamer zijn de beschuldigingen welke notarissen mrs. [namen], omtrent de beweerde financiële afspraken jegens mrs.[A] hebben geuit (bezien in het licht van deze procedure) niet van dien aard dat hiermee in strijd met artikel 17 van de verordening beroeps- en gedragsregels is gehandeld.
6.14 Dat mrs. [namen] onjuiste informatie aan de KNB en aan deze kamer hebben verstrekt is niet (althans onvoldoende duidelijk) gebleken. Dat de notarissen een afschrift van de klacht aan de klagende collega notarissen hebben doen toekomen is - zo oordeelt de kamer - gezien de inhoud van de klachten niet onbegrijpelijk. Naar het oordeel van de kamer zijn de belangen van mr.[A] hierdoor niet geschaad. De kamer merkt daarbij nog op dat betrokkenen allen hebben ingestemd met een gelijktijdige behandeling van de in grote lijnen gelijkluidende klachten.
6.15 Hetgeen mr.[A] in zijn klachten overigens nog naar voren heeft gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als in deze procedure niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven.
6.16 Op grond van voorgaande dienen de klachten met het kenmerk 121163 KT/RK 10-12 ongegrond te worden verklaard.
de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Groningen:
verklaart de klachten met de kenmerken 119754 KT/RK 10-07, 120138 KT/RK 10-08
en 121021 KT/RK 10-10 gegrond,
legt notaris mr.[A] de maatregel van een waarschuwing op,
besluit tot openbaarmaking van deze beslissing en bepaalt de dag en het uur waarop de maatregel zal worden uitgesproken nadat deze beslissing in kracht van gewijsde zal zijn gegaan. Hiertoe zal mr.[A] per aangetekende brief worden opgeroepen door de secretaris.
Verklaart de klachten met het kenmerk 121163 KT/RK 10-12 ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.B.M. Keurentjes, voorzitter, mrs. G.R. van Baak-Klijnsma, K.H.H.J. Kuhlmann, C.M. Reijntjes en F. Drost, leden, bijgestaan door mr. R. Huisman, secretaris, en op 21 december 2010 in het openbaar door mr. R.B.M. Keurentjes uitgesproken.
De beslissing is verzonden op
Binnen dertig dagen na de dag van verzending van de aangetekende brief waarin van bovenstaande beslissing wordt kennisgegeven, kan hoger beroep tegen deze beslissing worden ingesteld. Dit dient te geschieden door middel van een verzoekschrift bij de griffie van het Gerechtshof te Amsterdam, Prinsengracht 436, correspondentieadres: Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.