ECLI:NL:GHAMS:2011:BV3924

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.049.753/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtrechtelijke klacht tegen kandidaat-notaris wegens onzorgvuldig handelen bij ontbinding koopovereenkomst

In deze zaak gaat het om een tuchtrechtelijke klacht van klager tegen de kandidaat-notaris, die betrokken was bij de afhandeling van de nalatenschap van erflater. Klager verwijt de kandidaat-notaris dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld bij de ontbinding van een koopovereenkomst van twee woningen die deel uitmaakten van de nalatenschap. De kandidaat-notaris had op 26 oktober 2005 een brief gestuurd aan de koper waarin zij bevestigde dat de koopovereenkomst was ontbonden, maar deze brief was abusievelijk gedateerd op 26 oktober 2005 in plaats van de juiste datum 4 november 2005. Klager stelt dat deze fout heeft geleid tot verwarring over het moment van ontbinding en de daaropvolgende boete van €23.000,00 die hij moest betalen aan de koper.

Het hof oordeelt dat de kandidaat-notaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de fout in de datering een typefout was en dat er geen sprake was van opzettelijke vervalsing. De kandidaat-notaris had klager meerdere keren geprobeerd uit te leggen dat het om een typefout ging en dat de ontbinding van de koopovereenkomst pas op 4 november 2005 had plaatsgevonden. Het hof concludeert dat de kandidaat-notaris niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en bevestigt de beslissing van de Kamer van Toezicht dat de klacht ongegrond is.

De zaak is behandeld in hoger beroep, waarbij klager niet zelf aanwezig was, maar zijn partner had gemachtigd om hem te vertegenwoordigen. De gemachtigde van klager heeft zijn standpunt toegelicht, maar het hof heeft geen aanleiding gezien om de eerdere beslissing van de Kamer van Toezicht te herzien. De klacht van klager wordt afgewezen, en de kandidaat-notaris wordt in het gelijk gesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 27 december 2011 in de zaak van:
[NAAM]
wonende te [plaats],
APPELLANT,
gemachtigde: J.M. van der Geer,
t e g e n
MR. [naam]
kandidaat-notaris te [plaats]
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellant, verder klager, is bij een op 27 november 2009 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te ’s-Gravenhage, verder de kamer, van 11 november 2009, waarbij de kamer de klacht van klager tegen geïntimeerde, verder de kandidaat-notaris, ongegrond heeft verklaard.
1.2. Van de zijde van klager is op 11 januari 2010 een aanvulling op het beroepschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. Van de zijde van de kandidaat-notaris is op 22 februari 2010 – per
faxbericht – een reactie op het beroepschrift van klager ter griffie van het hof ingekomen.
1.4. Van de zijde van klager is op 9 maart 2010 een brief – met bijlagen – ter griffie van het hof ingekomen, waarin klager aangeeft dat hij nogmaals een klacht heeft ingediend met betrekking tot hetzelfde feitencomplex, ditmaal tegen
mr. [naam], notaris te [plaats] verder de notaris.
1.5. Van de zijde van klager is op 17 mei 2010 een brief – met één bijlage – ter griffie van het hof ingekomen.
1.6. Van de zijde van klager is op 21 mei 2010 een brief ter griffie van het hof ingekomen waarin klager het hof verzoekt onderhavig hoger beroep te behandelen gelijktijdig met het hoger beroep dat klager bij brief van 17 mei 2010, ter griffie van het hof ingekomen op 18 mei 2010 en geregistreerd onder dossiernummer 200.065.561/01 NOT, heeft ingesteld tegen de beslissing van de kamer van 12 mei 2010.
1.7. De zaak is behandeld gelijktijdig met de zaak onder nummer 200.065.561/01 NOT ter openbare terechtzitting van het hof van 15 september 2011. Klager is niet verschenen doch heeft zijn partner schriftelijk volmacht verleend – welke volmacht aan het hof is overgelegd – hem ter zitting te vertegenwoordigen. De gemachtigde van klager en de kandidaat-notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de gemachtigde aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnotitie.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
- Op 6 oktober 2005 is erflater overleden met achterlating van twee kinderen, te weten klager en de zuster van klager.
- Er was een bewind ingesteld over de goederen die toebehoorden aan erflater; de Stichting, trad op als bewindvoerder.
- Op 25 augustus 2005 is er een koopovereenkomst gesloten tussen de Stichting (in haar hoedanigheid van bewindvoerder) en de [koper], waarbij twee woningen die deel uitmaakten van de nalatenschap van erflater zijn verkocht. Door het overlijden van erflater en de beneficiaire aanvaarding van zijn nalatenschap door klager en diens zuster, is de verplichting tot levering (volgens de koopovereenkomst uiterlijk op 23 oktober 2005) op hen overgegaan.
- Bij brief van 24 oktober 2005 heeft de kandidaat-notaris (namens [koper]) klager in gebreke gesteld wegens het niet nakomen van zijn verplichting tot levering. In deze brief heeft de kandidaat-notaris verwezen naar artikel 10 van de koopovereenkomst, waarin is vastgelegd dat indien niet binnen acht werkdagen na ingebrekestelling – in casu uiterlijk op 2 november 2005 – alsnog aan de verplichting tot levering wordt voldaan, de koper de koopovereenkomst kan ontbinden. Bij ontbinding op grond van toerekenbare tekortkoming zou klager ten behoeve van [koper] eveneens een terstond opeisbare boete van €23.000,00 verbeuren.
- Bij faxbericht van 4 november 2005, deelde [koper] aan de kandidaat-notaris mee dat zij de koopovereenkomst wenste te ontbinden – nu verkopers niet uiterlijk 2 november 2005 aan hun verplichting tot levering hadden voldaan – en aanspraak maakte op de boete van €23.000,00.
- De kandidaat-notaris heeft [koper] de ontvangst van haar faxbericht de dato 4 november 2005 schriftelijk bevestigd, bij brief met dagtekening 26 oktober 2005, zulks met de mededeling dat zij het faxbericht van [koper] had doorgezonden aan de verkopers.
- Bij twee faxberichten van 4 november 2005 heeft de kandidaat-notaris een kopie van het faxbericht van [koper] de dato 4 november 2005, aan klager en diens zuster gezonden.
- De kandidaat-notaris heeft [koper] bij faxbericht met dagtekening 26 oktober 2005 medegedeeld dat de door [koper] gestorte waarborgsom – inclusief rentevergoeding en het restant van de koopsom – door het kantoor van de notaris was teruggestort.
- Op 19 december 2005 heeft klager een fax gestuurd aan de notaris waarin klager hem vraagt of de afgifte van de bankgarantie c.q. de storting van de waarborgsom door [koper] vòòr – of uiterlijk op – 23 september 2005 tot stand was gekomen en wanneer de notaris deze bankgarantie had vrijgegeven danwel de gestorte waarborgsom had teruggestort naar [koper].
- Bij brief van 19 december 2005 heeft de notaris aan klager medegedeeld dat het kantoor van de notaris op 23 september 2005 een waarborgsom van [koper] had ontvangen en dat deze waarborgsom, na ontbinding van de onderliggende koopovereenkomst, op 28 oktober 2005 was teruggestort naar [koper].
- In het kader van een tegen klager en zijn zuster lopende civiele procedure met [koper] als eiseres, ontving klager op 29 mei 2006 – via zijn advocaat – een kopie van de hiervoor genoemde brief van de kandidaat-notaris aan [koper], met dagtekening 26 oktober 2005.
- Bij brief van 27 september 2006 heeft de kandidaat-notaris een toelichting gegeven op haar stelling c.q. het feit dat klager en zijn zuster op 26 oktober 2005 nog aan de koopovereenkomst waren gebonden en nog niet van ontbinding daarvan kon worden gesproken.
- Bij onherroepelijk vonnis van 22 september 2006 van de rechtbank
’s-Gravenhage, zijn klager en zijn zuster veroordeeld tot betaling aan [koper] van de boete van €23.000,00 vermeerderd met de wettelijke rente.
- Op 8 juni 2009 deelt de notaris aan de kandidaat-notaris mee dat de waarborgsom – in tegenstelling tot hetgeen hij eerder aan klager had bericht – op 9 november 2005 aan [koper] teruggestort was – inclusief een restant van de koopsom – met enkele bewijsstukken als bijlagen.
4. Het standpunt van klager
4.1. Klager stelt dat de kandidaat-notaris onzorgvuldig heeft gehandeld bij de afwikkeling van de nalatenschap van erflater, in het bijzonder bij de afhandeling van de verkoop en levering van twee woningen die deel uitmaakten van de nalatenschap van erflater. Klager heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
4.2. De kandidaat-notaris heeft nagelaten om haar brief, gedateerd op 26 oktober 2005, tezamen met het faxbericht van [koper] – zoals de brief vermeldt, van diezelfde datum – met betrekking tot de ontbinding door [koper] van de koopovereenkomst aan klager door te sturen. Daardoor wist klager destijds niet, of en wanneer de koopovereenkomst door [koper] was ontbonden.
4.3. Daarnaast heeft de kandidaat-notaris in haar brief, gedateerd op 26 oktober 2005, ten onrechte aan [koper] gemeld dat de nalatige partij (te weten klager en diens zuster) door het inroepen van de ontbinding op dat moment ten behoeve van [koper], een terstond opeisbare boete van €23.000,00 verbeurde. De kandidaat-notaris heeft in haar brief [koper] zelfs geadviseerd een advocaat in te schakelen die behulpzaam kon zijn bij het verhaal van deze boete ad € 23.000,00.
4.4. Tot slot heeft het kantoor van de kandidaat-notaris ten onrechte op 28 oktober 2005 (zoals blijkt uit de brief van 19 december 2005 van de notaris aan klager) de waarborgsom aan [koper] terug gestort.
5. Het standpunt van de kandidaat-notaris
5.1. De kandidaat-notaris heeft de stellingen van klager betwist en zich als volgt verweerd.
5.2. Het faxbericht van [koper] aan de kandidaat-notaris waarbij [koper] mededeelt dat zij de koopovereenkomst wenste te ontbinden en aanspraak maakte op de boete van €23.000,00 dateert van 4 november 2005. De kandidaat-notaris heeft diezelfde dag – derhalve op 4 november 2005 en niet op 26 oktober 2005 – bij brief een ontvangstbevestiging naar [koper] gestuurd. Die brief bevatte echter een foutieve datering – 26 oktober 2005 – die het gevolg was van een “typefout”. Die typefout was ontstaan doordat de kandidaat-notaris bij het schrijven van deze brief een eerdere brief aan [koper] – een brief van 26 oktober 2005 waarbij de kandidaat-notaris de ingebrekestelling van verkopers aan [koper] bevestigde – gebruikt heeft en zij bij het overtypen per abuis heeft nagelaten de datum van 26 oktober 2005 aan te passen in de toepasselijke datum van 4 november 2005. Een kopie van het faxbericht van [koper] van 4 november 2005, is tevens diezelfde dag aan klager en aan zijn zuster toegezonden.
5.3. Het advies van de kandidaat-notaris in haar brief aan [koper] – van 4 november 2005, echter abusievelijk gedateerd op 26 oktober 2005 – om de boete van €23.000,00 op te eisen was correct, nu de koopovereenkomst die dag door [koper] was ontbonden.
5.4. De waarborgsom is niet ten onrechte door het kantoor van de kandidaat-notaris aan [koper] teruggestort. De terugstorting van de waarborgsom heeft na ontbinding van de koopovereenkomst plaatsgevonden, te weten op 9 november 2005.
6. De beoordeling
6.1. Met betrekking tot de hiervoor onder 4.2. tot en met 4.4. weergegeven klachtonderdelen, oordeelt het hof als volgt.
6.2. Uit de stukken van het geding en de mondelinge toelichting van de gemachtigde van klager ter terechtzitting in hoger beroep, is het hof gebleken dat klager in verwarring verkeert over het moment van ontbinding van de koopovereenkomst, van opeising van de boete van €23.000,00 en van terugstorting van de waarborgsom. Deze verwarring heeft allereerst kunnen ontstaan doordat de kandidaat-notaris in haar schriftelijke ontvangstbevestiging van de ontbinding van de koopovereenkomst aan [koper], abusievelijk de datum van 26 oktober 2005 heeft vermeld waar dit 4 november 2005 had behoren te zijn.
Evenals de kamer is het hof van oordeel dat het niet onaannemelijk is dat de kandidaat-notaris, gebruik makende van een eerdere brief aan [koper] met datum 26 oktober 2005, in haar ontvangstbevestiging van de ontbinding van de koopovereenkomst aan [koper] is vergeten de datum aan te passen in 4 november 2005. Dit wordt onder andere ondersteund door het faxbericht van [koper] aan de kandidaat-notaris van 4 november 2005 en de brief van de kandidaat-notaris van 4 november 2005 aan de zuster van klager, beide deel uitmakend van de processtukken. Naar het oordeel van het hof is hierdoor voldoende vast komen te staan dat het om een “typefout” van de kandidaat-notaris gaat en dat er geen sprake is van een opzettelijke “vervalsing” van de datum.
Nu de kandidaat-notaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij – meermaals – aan klager heeft getracht uit te leggen dat het hier een “typefout” betrof en dat op 26 oktober 2005 nog niet van ontbinding van de koopovereenkomst kon worden gesproken – onder meer bij haar brief van 27 september 2006 – ziet het hof, gelijk met de kamer, in de door haar gemaakte fout onvoldoende aanleiding om de kandidaat-notaris een tuchtrechtelijk verwijt te maken.
6.3. Ten aanzien van het verwijt van klager dat de kandidaat-notaris heeft nagelaten om hem een kopie van de ontbindingsfax van [koper] van 4 november 2005 toe te sturen, heeft de kandidaat-notaris twee faxberichten overgelegd waaruit blijkt dat zij de ontbindingsfax van [koper] diezelfde dag naar klager
– en naar zijn zuster – heeft gezonden. Nu klager geen andere feiten of omstandigheden heeft aangevoerd waaruit zou blijken dat klager dit faxbericht van de kandidaat-notaris niet heeft ontvangen, is het hof van oordeel dat dit klachtonderdeel wegens onvoldoende onderbouwing ongegrond is.
6.4. Desgevraagd, heeft de gemachtigde van klager tijdens de mondelinge behandeling ter terechtzitting in hoger beroep verklaard, dat klager als gevolg van de door de kandidaat-notaris foutief vermelde datum in de veronderstelling verkeerde dat [koper] de koopovereenkomst – weliswaar te vroeg maar – rechtsgeldig had ontbonden op 26 oktober 2005, ook al was de termijn van acht werkdagen na ingebrekestelling – op 24 oktober 2005 – nog niet verstreken. Hierdoor zou [koper] in de gelegenheid zijn gesteld de boete van €23.000,00 in een te vroeg stadium op te eisen waardoor klager schade heeft geleden. Het hof is van oordeel dat klager zich klaarblijkelijk niet heeft gerealiseerd dat, zelfs al was de fax van [koper] waarbij zij de koopovereenkomst ontbond van 26 oktober 2005 geweest in plaats van – zoals thans is vast komen te staan – 4 november 2005, dit niet tot ontbinding van de koopovereenkomst had kunnen leiden op 26 oktober 2005 nu dit in strijd was met de tussen partijen gemaakte afspraken. Volgens de afspraken tussen partijen kon de koopovereenkomst immers pas ontbonden worden, acht dagen na schriftelijke ingebrekestelling. Dat één van partijen voor het verstrijken van die termijn de ontbinding van de koopovereenkomst heeft ingeroepen of dat een door de koper gestorte waarborgsom voor het verstrijken van die termijn is teruggestort, doet daar niet aan af. Deze termijn is immers bindend en daar kunnen partijen niets aan veranderen. De gemachtigde van klager heeft ter zitting in hoger beroep erkend dat zij noch klager dit zo heeft begrepen.
Gezien het vorenstaande, faalt de stelling van klager – laatste bladzijde, laatste alinea van het aanvullend beroepschrift – dat het er alle schijn van heeft dat hij ten onrechte is veroordeeld tot het betalen van een boete aan [koper]. De kandidaat-notaris heeft door Vijsteen te adviseren om de boete van €23.000,00 op te eisen naar aanleiding van de ontbindingsfax juist gehandeld.
Het tweede klachtonderdeel is eveneens ongegrond.
6.5. Ten aanzien van het derde klachtonderdeel met betrekking tot de terugstorting van de waarborgsom, heeft het onderzoek in hoger beroep niet geleid tot andere beschouwingen of gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt.
6.6. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.7. Het hiervoor overwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, M.W.E. Koopmann en C.P. Boodt en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 27 december 2011 door de rolraadsheer.
Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-Notarissen
’s-Gravenhage
Beslissing d.d. 11 november 2009 inzake de klacht onder nummer 09-16 van:
[...],
hierna te noemen: klager,
tegen
[...],
kandidaat-notaris, voorheen te [...], thans te [...],
hierna ook te noemen: de kandidaat-notaris.
De procedure
De Kamer heeft kennisgenomen van:
• de klacht, ingekomen op 24 maart 2009, met bijlagen;
• het antwoord van de kandidaat-notaris, met bijlagen;
• de repliek van klager, met bijlagen;
• de dupliek van de kandidaat-notaris, met bijlagen;
• het na de Kamerzitting ingekomen faxbericht van 15 oktober 2009 van klager, met overlegging van een productie.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2009.
Daarbij waren aanwezig:
• [...], klagers partner optredend als diens gemachtigde,
• de kandidaat-notaris.
Van het verhandelde is proces­verbaal opgemaakt met daaraan in kopie gehecht de ter zitting overgelegde pleitaantekeningen van de gemachtigde van klager.
De feiten
1. Tot het overlijden van de vader van klager en klagers zuster (hierna: de erflater) op 6 oktober 2005 was [...] (hierna: de Stichting) de bewindvoerder van erflater.
2. Op 25 augustus 2005 was de koopovereenkomst gesloten tussen de Stichting als bewindvoerder van erflater tevens verkoper en koper [...] B.V. voor de verkoop/koop van twee woningen die aan erflater toebehoorden. Daarbij was overeengekomen dat de akte van levering op 23 oktober 2005 gepasseerd zou worden ten overstaan van notaris [...] (of diens plaatsvervanger) (hierna: de notaris) te [...].
3. Door het overlijden van erflater en de beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap door klager en klagers zuster is de verplichting tot levering van de twee woningen overgegaan op klager en diens zuster.
4. Bij brief van 24 oktober 2005 heeft de kandidaat-notaris klager namens koper in gebreke gesteld wegens het niet nakomen van diens medewerking aan de in de overeenkomst vastgestelde verplichting tot levering, onder verwijzing naar het eventueel verbeuren van een boete van € 23.000 conform het boetebeding in artikel 10 van de koopovereenkomst. Klagers zuster had volgens deze brief reeds haar medewerking aan de levering toegezegd met het ondertekenen van de verkoopvolmacht. Een door klager te ondertekenen verkoopvolmacht voor de levering had de kandidaat-notaris bij de brief gevoegd met het verzoek aan klager de volmacht vóór 31 oktober 2005 aan de kandidaat-notaris te retourneren en aldus aan de naar uiterlijk 2 november 2005 verdaagde eigendomsoverdracht mee te werken.
5. Bij brief van 26 oktober 2005 bevestigde de kandidaat-notaris aan koper de ontvangst van het faxbericht van dezelfde datum van koper dat deze inmiddels de koopovereenkomst had ontbonden, zulks met de mededeling dat zij het faxbericht van koper had doorgezonden aan de verkopers (klager en diens zuster).
6. Bij faxbericht van 4 november 2005 deelde koper aan de kandidaat-notaris mee dat koper de koopovereenkomst wenste te onbinden en aanspraak maakte op de boete van 10% van de koopsom, nu verkopers uiterlijk 2 november 2005 niet aan hun leveringsverplichting hadden voldaan. Dit faxbericht zond de kandidaat-notaris op dezelfde dag in kopie aan klagers zuster.
7. Bij faxbericht van 19 december 2005 vroeg klager aan de notaris wanneer deze de door koper af te geven bankgarantie had vrijgegeven dan wel de te storten waarborgsom had teruggestort naar de koper en of de afgifte van de bankgarantie dan wel storting van de waarborgsom tot stand was gekomen voor of uiterlijk op 23 september 2005. In antwoord hierop deelde de notaris in zijn brief van dezelfde datum aan klager mee dat het notariskantoor de door koper verschuldigde waarborgsom op 23 september 2005 had ontvangen en dat deze waarborgsom na ontbinding van de koopovereenkomst op 28 oktober 2005 was teruggestort aan koper.
8. In het kader van een tegen klager en zijn zuster lopende civiele procedure met koper als eiser ontving klager op 29 mei 2006 via zijn advocaat kopie van voormelde brief van 26 oktober 2005 van de kandidaat-notaris aan koper.
9. In haar brief van 27 september 2006 heeft de kandidaat-notaris klager toegelicht waarom de partijen bij de koopovereenkomst op 26 oktober 2005 nog aan de koopovereenkomst waren gebonden en nog niet van ontbinding daarvan kon worden gesproken.
10. Bij onherroepelijke vonnis van 22 november 2006 van de rechtbank ’s-Gravenhage zijn klager en zijn zuster veroordeeld tot het betalen aan koper van de boete van € 23.000 uit de koopovereenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente.
11. Bij faxbericht van 8 juni 2009 deelde de notaris aan de kandidaat-notaris mee dat de waarborgsom op 9 november 2005 aan koper was teruggestort (inclusief een restant van de koopsom), met als bijlage enkele stukken tot bewijs van deze storting, waaronder een bankafschrift.
De klacht en het verweer van de kandidaat-notaris
Klager verwijt de kandidaat-notaris dat zij onzorgvuldig gehandeld heeft doordat zij op 26 oktober 2005 in reactie op kopers ontbindingsfax van dezelfde datum koper ten onrechte had geadviseerd om de boete van 10% op te eisen en vervolgens ten onrechte de waarborgsom aan koper had teruggestort. Daarbij heeft de kandidaat-notaris nagelaten om bedoelde ontbindingsfax van 26 oktober 2005 aan klager door te sturen.
De kandidaat-notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd, dat hierna ? voor zover nodig ? zal worden besproken.
De beoordeling van de klacht
De ontvankelijkheid van de klacht
1. Klager kan worden ontvangen in zijn klacht, nu hij voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij pas op 29 mei 2006 heeft kennisgenomen van de brief van 26 oktober 2005 van de kandidaat-notaris aan koper. Daarmee valt het moment van indienen van de klacht van klager binnen de volgens artikel 99 lid 12 geldende vervaltermijn van drie jaren voor het tijdig indienen van een klacht.
De klacht
2. Uit het faxbericht van 8 juni 2009 en de daarbij gevoegde bijlagen van de notaris aan de kandidaat-notaris blijkt naar het oordeel van de Kamer voldoende dat de waarborgsom vermeerderd met een restant van de koopsom tot een totaalbedrag van € 48.200,40 op 9 november 2005 aan koper was teruggestort. In dezelfde brief komt naar voren dat de notaris zijns inziens abusievelijk klager in zijn faxbericht van 19 december 2005 had meegedeeld dat de waarborgsom op 28 oktober 2005 was teruggestort. Dat de waarborgsom eerder aan koper zou zijn teruggestort en vervolgens weer gestort zou zijn op de rekening van de notaris, hetgeen de op 26 oktober 2005 gedateerde brief van de kandidaat-notaris aan koper zou impliceren, is niet aannemelijk geworden en acht de Kamer overigens zeer onwaarschijnlijk.
3. Hieruit en uit de overige overgelegde correspondentie leidt de Kamer af dat de overeenkomst inderdaad op 4 november 2005 werd ontbonden.
4. Resteert de vraag naar de betekenis van de brief van 26 oktober 2005 van de kandidaat-notaris aan koper.
5. Tot haar verweer voert de kandidaat-notaris aan dat de datering met 26 oktober 2005 op haar brief aan koper een “tikfout” was door het overtypen van een eerdere brief aan koper, waarbij per abuis de datum niet is aangepast in de toepasselijke datum van 4 november 2005.
6. Zowel in de schriftelijke voorfase van de klachtprocedure als ter zitting (bij monde van klagers gemachtigde) heeft klager bestreden dat dit een tikfout van de kandidaat-notaris was, ervan uitgaande dat het kantoor van de notaris beschikt over een “verplicht beveiligingsadministratiesysteem”, waardoor bij het openen en/of printen van een brief automatisch de datum van de dag van opening of printen verschijnt. Dat wil zeggen, dat in het geval van de brief van 26 oktober 2005 het datumveld opzettelijk moest zijn gewist, aldus klager.
7. De Kamer kan klager hierin niet volgen. Het is de Kamer bekend dat een automatische datering in een brief kan worden omgezet in een definitieve datering en andersom. Het is daarom niet uitgesloten dat de kandidaat-notaris bij het schrijven van haar brief aan koper, ter bevestiging van de ontvangst van kopers bericht van ontbinding, gebruik heeft gemaakt van een eerdere brief aan koper met een definitieve datering, namelijk 26 oktober 2005, en vervolgens verzuimd heeft deze datum te wijzigen in de actuele datum van 4 november 2005. Ook is het mogelijk dat de kandidaat-notaris, gebruikmakend van een eerdere brief, de datum onjuist heeft aangepast.
In het licht van het overgelegde faxbericht van 4 november 2005 van koper, de brief van diezelfde datum aan klagers zuster en de terugbetaling van de door koper gestorte waarborgsom op 9 november 2005, gaat de Kamer ervan uit dat de brief van 26 oktober 2005 aan klager inderdaad een onjuiste datum draagt.
Deze “tikfout” geeft naar het oordeel van de Kamer in het licht van het voorgaande onvoldoende grond voor een tuchtrechtelijk verwijt.
8. Het hiervoor overwogene leidt tot de conclusie dat de klacht ongegrond is.
De beslissing
De Kamer voornoemd:
verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. R.J. Paris, voorzitter, R. van der Galiën, G.P. van Ham, J. Smal en E.D. Smit, bijgestaan door de secretaris, mr. A. Saab, en in het openbaar uitgesproken op 11 november 2009.
Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam, binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief.