ECLI:NL:GHAMS:2011:BV3301
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- W.J. Noordhuizen
- R.H. de Bock
- C.C. Meijer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot schuldsanering op basis van imperatieve afwijzingsgrond
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, ging het om een verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling op basis van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP). De appellant, aangeduid als X, had eerder een schuldsaneringsregeling gehad die was beëindigd vanwege tekortkomingen in de nakoming van de verplichtingen. Het hof oordeelde dat artikel 288 lid 2 sub d van de Faillissementswet (Fw) een imperatieve afwijzingsgrond bevat, wat betekent dat een verzoek tot schuldsanering wordt afgewezen indien de schuldsaneringsregeling minder dan tien jaar voor de indiening van het verzoek van toepassing is geweest. X had aangevoerd dat zij buiten haar schuld niet aanwezig was op de beëindigingszitting in 2004, waardoor zij geen verweer had kunnen voeren. Het hof stelde echter vast dat de toepassing van de regeling destijds was beëindigd vanwege haar tekortschieten in de nakoming van de verplichtingen, en dat de uitzonderingsgrond in artikel 288 lid 2 Fw niet van toepassing was. Het hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank die het verzoek tot toelating had afgewezen. De beslissing werd genomen na een eerdere tussenuitspraak waarin X de gelegenheid had gekregen om nadere inlichtingen te verstrekken. Het hof concludeerde dat de omstandigheden die X aanvoerde, niet voldoende waren om haar opnieuw tot de schuldsaneringsregeling toe te laten. De uitspraak werd gedaan op 4 oktober 2011, en het hof bekrachtigde het vonnis waarvan beroep, waarbij X's verzoek werd afgewezen.