ECLI:NL:GHAMS:2011:BV3269

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.091.654/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens niet tijdige betaling griffierecht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 oktober 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep van een verzoekschrift dat op 2 augustus 2011 was ingediend. De appellante, aangeduid als X, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Haarlem, waarin de toepassing van de schuldsaneringsregeling tussentijds was beëindigd. Tijdens de behandeling van het hoger beroep op 18 oktober 2011, was X aanwezig, bijgestaan door haar advocaat, mr. A Aksözek, en de bewindvoerder, M. Schuitemaker.

Het hof heeft vastgesteld dat het griffierecht, dat verschuldigd is vanaf de indiening van het verzoekschrift, niet tijdig was voldaan. De advocaat van X had een factuur voor het griffierecht ontvangen op 5 augustus 2011, maar het griffierecht was niet betaald. De echtgenoot van X heeft ter zitting verklaard dat hij in september 2011 een bedrag van € 200,- had betaald en een dag voor de zitting € 84,- had overgemaakt, maar het hof ontving geen bewijs van deze betalingen.

Het hof concludeert dat er geen omstandigheden zijn die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigen, zoals bedoeld in artikel 282a lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Hierdoor is X niet ontvankelijk in het door haar ingestelde hoger beroep. Het hof heeft beslist dat X niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep, en deze beslissing is uitgesproken ter openbare terechtzitting. Van dit arrest kan binnen acht dagen na de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST van 25 oktober 2011 in de zaak met zaaknummer 200.091.654/01 van:
X,
APPELLANTE,
advocaat: mr. A Aksözek te Wassenaar.
1. Het geding in hoger beroep
1.1 Appellante – X – is bij op 2 augustus 2011 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Haarlem van 26 juli 2011 met insolventienummer R 09/580, waarbij ten aanzien van X de toepassing van de schuldsaneringsregeling tussentijds is beëindigd op de wijze zoals in het dictum van die beslissing is vermeld.
1.2 Het hoger beroep is behandeld ter terechtzitting van 18 oktober 2011. Bij die behandeling is X verschenen, bijgestaan door haar advocaat voornoemd. Ook is de bewindvoeder, M. Schuitemaker, verschenen.
2. De ontvankelijkheid van het hoger beroep
2.1 Ingevolge artikel 3 lid 2 en lid 4 van de Wet griffierechten in burgerlijke zaken (Wgbz) is het griffierecht verschuldigd vanaf de indiening van een verzoekschrift en dient de verzoeker er voor te zorgen dat dit griffierecht binnen vier weken na het verschuldigd worden van het griffierecht - dit is vanaf de indiening van het verzoekschrift - is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de zaak wordt behandeld dan wel ter griffie is gestort. Dit alles geldt ook voor een verzoekschrift waarmee hoger beroep wordt ingesteld.
2.2 Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is met betrekking tot het verschuldigde griffierecht het volgende gebleken. Het beroepschrift is ingediend op 2 augustus 2011. Volgens de administratie van het hof is op 5 augustus 2011 een factuur ter voldoening van het griffierecht verstuurd naar het kantooradres van de advocaat van X. De advocaat van X heeft het griffierecht niet voldaan.
2.3 In hoger beroep heeft de echtgenoot van X verklaard dat hij in september 2011 € 200,- heeft betaald en dat hij de dag voor de zitting per internetbetaling € 84,- heeft overgemaakt ter voldoening van het griffierecht. Ter zitting heeft de echtgenoot van X een afschrift van een storting van € 100,- laten zien op een voor het hof onbekend rekeningnummer.
Ter zitting in hoger beroep is aan X gezegd zo spoedig mogelijk bewijs aan het hof over te leggen betreffende de gestelde betaling van het griffierecht. Het hof heeft echter geen stukken ontvangen.
2.4 De te late betaling van het griffierecht leidt tot niet-ontvankelijkheid, zoals omschreven in artikel 282a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Verzoekster had immers binnen vier weken na indiening van het verzoekschrift het griffierecht moeten voldoen, hetgeen zij heeft nagelaten.
2.5 Voorts zijn geen omstandigheden met betrekking tot toepassing van artikel 282a lid 4 Rv (de hardheidsclausule) gesteld of gebleken die alsnog tot het door verzoekster gewenste gevolg nopen.
Eén en ander brengt mee dat X niet ontvankelijk is in het door haar ingestelde appel.
2.6 Gelet op het vorenstaande wordt beslist als
volgt.
3. De beslissing
Het hof:
- verklaart X niet-ontvankelijk in het door haar ingestelde hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.J. Noordhuizen, C.C. Meijer en J.C. Toorman en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het hof van 25 oktober 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na die van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.