ECLI:NL:GHAMS:2011:BV2910

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.080.801/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van kinderbijdrage na echtscheiding en stelplicht van de vrouw

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 oktober 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van de kinderbijdrage na een echtscheiding. De vrouw, appellante, heeft in hoger beroep beroep gedaan tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 20 oktober 2010, waarin haar verzoek om de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen te verhogen van € 200,- naar € 400,- per kind per maand, werd afgewezen. De vrouw stelde dat de omstandigheden waren gewijzigd, omdat de kosten van de kinderen waren gestegen naarmate zij ouder werden en het inkomen van de man was toegenomen. De man, geïntimeerde, heeft deze stellingen gemotiveerd betwist.

Tijdens de zitting heeft het hof overwogen dat de vrouw niet voldoende feiten of omstandigheden heeft gesteld die de wijziging van de bijdrage rechtvaardigen. Het hof merkte op dat de stijging van de kosten van kinderen vaak wordt gecompenseerd door een verhoging van de kinderbijslag en dat de vrouw niet had aangetoond dat de behoefte van de kinderen aan een hogere bijdrage was toegenomen. Bovendien was het voor de vrouw van belang om aan te tonen hoe hoog de behoefte van de kinderen was op het moment van de eerdere beschikking in 2006, maar zij heeft hierin tekortgeschoten.

Het hof concludeerde dat de vrouw niet had voldaan aan de stelplicht en dat er geen sprake was van gewijzigde omstandigheden in de zin van artikel 1:401 lid 1 BW. Daarom werd de bestreden beschikking bekrachtigd, en bleef de bijdrage van € 200,- per kind per maand gehandhaafd. De uitspraak benadrukt het belang van de stelplicht in zaken betreffende de wijziging van alimentatie.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER
BESCHIKKING van 25 oktober 2011 in de zaak met zaaknummer 200.080.801/01 van:
[…],
wonende te […],
APPELLANTE,
advocaat: mr. M.dl.C.C.C. van Rooij te Amsterdam,
t e g e n
[…],
wonende te […],
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. E. Tuzkapan te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellante en geïntimeerde worden hierna respectievelijk de vrouw en de man genoemd.
1.2. De vrouw is op 20 januari 2011 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 20 oktober 2010 van de rechtbank Amsterdam, met kenmerk 446451 / FA RK 09-9884.
1.3. De vrouw heeft op 30 mei 2011 een aanvulling grieven met nadere stukken ingediend.
1.4. De man heeft op 30 mei 2011 en 31 mei 2011 stukken ingediend.
1.5. De zaak is op 9 juni 2011 ter terechtzitting behandeld.
1.6. Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat.
2. De feiten
2.1. Partijen zijn [in] 2000 gehuwd. Hun huwelijk is op 24 maart 2005 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 16 februari 2005 in de registers van de burgerlijke stand. Uit hun huwelijk zijn geboren [kind A] [in] 1998 en [kind B] [in] 1999 (hierna gezamenlijk: de kinderen). De ouders oefenen gezamenlijk het gezag over de kinderen uit. De kinderen verblijven bij de vrouw.
2.2. Bij beschikking van dit hof van 6 april 2006 is bepaald dat de man als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen € 200,- per kind per maand dient te voldoen.
2.3. Ten aanzien van de man is het volgende gebleken.
Hij is geboren [in] 1963. Hij heeft een partner met wie hij een kind van thans twee jaar oud heeft.
2.4. Ten aanzien van de vrouw is het volgende gebleken.
Zij is geboren [in] 1964. Zij vormt met de kinderen van partijen een eenoudergezin.
3. Het geschil in hoger beroep
3.1. Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, het verzoek van de vrouw de door dit hof vastgestelde bijdrage met ingang van 1 november 2009 te wijzigen en vast te stellen op € 400,- per kind per maand, afgewezen.
3.2. De vrouw verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen met ingang van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking vast te stellen op € 400,- per kind per maand, dan wel een zodanig bedrag met ingang van een zodanige datum als het hof juist acht.
3.3. De man heeft ter zitting in hoger beroep verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1. Aan de orde is of sprake is van een wijziging van omstandigheden waardoor de beschikking van dit hof van 6 april 2006 heeft opgehouden aan de wettelijke maatstaven te voldoen en de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen herbeoordeling behoeft.
4.2. De vrouw stelt dat de man in staat is een hogere bijdrage te leveren in de kosten van de kinderen en dat de kinderen, nu zij ouder zijn geworden, meer kosten meebrengen waardoor sprake is van gewijzigde omstandigheden en genoemde beschikking heeft opgehouden aan de wettelijke maatstaven te voldoen.
De man heeft de stellingen van de vrouw gemotiveerd betwist.
4.3. Ingevolge het bepaalde in artikel 1:401 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan een rechterlijke uitspraak of een overeenkomst betreffende levensonderhoud worden gewijzigd, wanneer zij nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen.
4.4. Het hof overweegt als volgt.
Partijen zijn ter zitting van dit hof op 16 maart 2006 - onder meer - overeengekomen dat de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen € 200,- per kind per maand bedraagt. De vrouw stelt dat de kosten van de kinderen thans hoger zijn. Ter onderbouwing van haar standpunt voert zij aan dat het een feit van algemene bekendheid is dat de kosten van kinderen stijgen naarmate zij ouder worden. De kinderen hebben thans een leeftijd bereikt waarop zij naar school gaan en hobby’s hebben en zeker in de leeftijdscategorie waarin de kinderen zich thans bevinden, dient te worden aangenomen dat de behoefte van de kinderen is toegenomen, aldus de vrouw. Bovendien is het inkomen van de man sinds 2006 gestegen, aldus nog steeds de vrouw.
De man heeft betwist dat de behoefte van de kinderen is gestegen.
4.5. Het hof volgt de vrouw niet in haar standpunt.
De stijging van de kosten van kinderen naarmate zij ouder worden, wordt gecompenseerd door een verhoging van de kinderbijslag en - in geval van de vrouw - tevens een verhoging van het te ontvangen kindgebonden budget. Wat de vrouw in zijn algemeenheid heeft gesteld over de door de hogere leeftijd van de kinderen gestegen kosten, levert daarom op zichzelf nog geen relevante wijziging in de behoefte van de kinderen aan een kinderbijdrage op. De vrouw heeft geen feiten of omstandigheden gesteld die dit oordeel in de onderhavige zaak anders maken.
De vrouw stelt voorts dat het inkomen van de man is gestegen, hetgeen de man betwist. Wat betreft de behoefte van de kinderen is een verhoging van het inkomen van een ouder na het uiteengaan van partijen in beginsel alleen dan van invloed, indien daardoor het inkomen van die ouder hoger is geworden dan het gehele gezinsinkomen tijdens de samenleving van de ouders. De vrouw heeft echter onvoldoende gesteld aangaande de financiële omstandigheden van partijen in maart 2006, toen de overeenstemming over de kinderbijdrage tot stand kwam, hoewel dit op haar weg lag nu zij een verhoging van de bijdrage verzoekt. Hierdoor kan het hof niet vaststellen hoe hoog destijds de behoefte van de kinderen was en dus ook niet of het huidige inkomen van de man aanleiding geeft een hogere behoefte te bepalen. Nu aldus de toenmalige en huidige behoefte van de kinderen niet kan worden vastgesteld, kan in het midden blijven of en in hoeverre de draagkracht van de man is gestegen. Dat is immers slechts van belang indien de hoogte van de bij beschikking van 6 april 2006 vastgestelde uitkering werd begrensd door die draagkracht en niet door de behoefte van de kinderen. Ook dit valt echter niet vast te stellen.
Onder deze omstandigheden is het hof niet in staat te bepalen of er sprake is van een wijziging van omstandigheden in de zin van artikel 1:401 lid 1 BW. De stelplicht daarvoor ligt bij de vrouw, die immers op grond daarvan wijziging van de bijdragen verzoekt. Het moet er daarom voor worden gehouden dat die omstandigheden niet zijn gewijzigd. Het hof zal de bestreden beschikking daarom bekrachtigen.
4.6. Dit leidt tot de volgende beslissing.
5. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.V.T. de Bie, C.E. Buitendijk en P.J.W.M. Sliepenbeek in tegenwoordigheid van mr. M.L. Vries als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2011.