ECLI:NL:GHAMS:2011:BV1404

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.089.828/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging schuldsaneringsregeling zonder schone lei na tekortkomingen in informatieplicht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 augustus 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de schuldsaneringsregeling van appellante X. De rechtbank Amsterdam had op 22 juni 2011 besloten de schuldsaneringsregeling van X te beëindigen, omdat zij niet voldeed aan haar informatieplicht en nieuwe schulden had laten ontstaan. X was op 7 maart 2008 toegelaten tot de schuldsaneringsregeling, maar had in de loop van de tijd een boedelachterstand en nieuwe schulden opgebouwd. Ondanks herhaalde verzoeken van de bewindvoerder om informatie te verstrekken, had X nagelaten om salarisspecificaties en bankafschriften te overleggen. Het hof oordeelde dat X verwijtbaar tekortgeschoten was in haar verplichtingen en dat haar psychosociale problemen niet voldoende onderbouwd waren om haar tekortkomingen te rechtvaardigen.

Het hof benadrukte dat de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) van schuldenaren actieve medewerking vereist voor een succesvolle uitvoering van de regeling. X had weliswaar een voorstand op de boedel, maar haar situatie was verslechterd en zij had niet de nodige stappen ondernomen om haar verplichtingen na te komen. Het hof concludeerde dat X niet in staat was om haar verplichtingen na te komen en dat zij niet had aangetoond dat haar psychosociale problemen haar daartoe verhinderden. De beslissing van de rechtbank om de schuldsaneringsregeling te beëindigen zonder toekenning van de schone lei werd dan ook bekrachtigd.

De uitspraak van het hof houdt in dat X geen recht heeft op een verlenging van de schuldsaneringsregeling en dat zij zelf verantwoordelijk is voor het welslagen van de regeling. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd, waarmee de beëindiging van de schuldsaneringsregeling zonder schone lei definitief is.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST van 30 augustus 2011 in de zaak met
zaaknummer 200.089.828/01 van:
X,
APPELLANTE,
advocaat: mr. M. Groenewoud te Amstelveen.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellante – X – is bij per fax op
30 juni 2011 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift in hoger beroep gekomen van de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 22 juni 2011 met insolventienummer 08/187-R, waarbij ten aanzien van X de toepassing van de schuldsaneringregeling is beëindigd op de wijze zoals in het dictum van die beslissing is vermeld.
1.2. Het hoger beroep is behandeld ter terechtzitting van 16 augustus 2011. Bij die behandeling is X verschenen, bijgestaan door mr. Groenewoud voornoemd. De bewindvoerder is niet verschenen.
2. De gronden van de beslissing
2.1. Op advies van de bewindvoerder heeft de rechtbank de schuldsaneringsregeling ten aanzien van X beëindigd zonder haar daarbij de zogenoemde schone lei te verstrekken. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat zij niet heeft voldaan aan haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende informatieplicht en dat zij nieuwe bovenmatige schulden heeft laten ontstaan.
2.2. Ten behoeve van de behandeling van het hoger beroep heeft de bewindvoerder een verslag van 9 augustus 2011 met bijlagen aan het hof doen toekomen. X heeft daarvan ter terechtzitting van 16 augustus 2011 kennis genomen.
2.3. In hoger beroep is het volgende gebleken.
2.3.1. X is op 7 maart 2008 toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. De schuldenlast bedroeg volgens de verklaring ex artikel 285 Fw op 23 oktober 2007 € 83.571,24. Volgens de geverifieerde schuldenlijst van 24 februari 2011 bedraagt de totale schuldenlast € 96.486,09.
X woont alleen. Zij werkt 32 uur in de week en verdient ongeveer € 1.550,- netto per maand.
2.3.2. De bewindvoerder heeft het volgende
aangevoerd. X had een boedelachterstand laten ontstaan van € 1.092,26 en nieuwe schulden betreffende tandartskosten ad € 702,82 en betreffende achterstallige huur ad € 930,-. Bovendien had X, hoewel zij er herhaaldelijk op is gewezen, nagelaten de bewindvoerder salarisspecificaties en bankafschriften te verstrekken. Mede gezien haar persoonlijke omstandigheden heeft X van de rechtbank nog een kans gekregen en is de beëindiging van de schuldsaneringsregeling aangehouden voor het alsnog voldoen aan haar informatieplicht en om betalingsregelingen te treffen. Nadien is de bewindvoerder gebleken dat de huurachterstand is opgelopen tot € 2.204,79 en de schuld betreffende de tandartskosten tot € 1.098,76. X heeft wel de boedelachterstand ingelopen en heeft thans een voorstand van € 211,75. De situatie met betrekking tot de nieuwe schulden is echter nadien verslechterd terwijl ook de informatieplicht niet verder is nagekomen en de bewindvoerder blijft dan ook bij haar
advies de schuldsaneringsregeling ten aanzien van X te beëindigen zonder toekenning van de schone lei.
2.3.3. X betwist dat zij haar verplichtingen opzettelijk en toerekenbaar niet is nagekomen. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het overlijden van haar echtgenoot in 2000 en van haar moeder in 2008 en de verslaving van haar zoon hebben bij X geleid tot financiële en psychosociale problemen. Zij raakte depressief en had geen overzicht meer over haar administratie. De afgelopen maande viel X af, verloor zij meerdere tanden en had zij last van hoge koortsen. Haar baan is haar houvast geweest, maar het kostte X veel moeite om zich daarop te concentreren. Mede doordat zij niet meer in staat was de administratie goed bij te houden en er nieuwe schulden ontstonden en als gevolg van haar depressie, kostte het X ook steeds meer moeite contact met de bewindvoerder op te nemen. Dat zij na de beëindigingzitting op de rechtbank ook niet alle gevraagde stukken heeft overgelegd, is geen onwil van X, maar het lukte haar niet door haar depressie. De kleinste taken zijn voor X tot onoverkomelijke problemen verworden. X heeft niemand in haar directe omgeving op wie zij terug kan vallen. Zij had echter van de bewindvoerder meer begeleiding verwacht.
X heeft verzocht de schuldsaneringsregeling te verlengen teneinde haar in de gelegenheid te stellen aan haar verplichtingen te kunnen voldoen. Zij heeft thans een voorstand op de boedel. Daarnaast heeft zij gesteld verwezen te zijn door de huisarts naar een psycholoog en heeft de advocaat van X zich bereid verklaard een plan van aanpak met de bewindvoerder op te stellen. X verzoekt het hof haar nog een laatste kans te geven.
2.4. Het hof stelt bij zijn beoordeling voorop dat uit
de Wet Schuldsanering Natuurlijke personen (WSNP) op de schuldenaar rustende verplichtingen voortvloeien,
die hun grond vinden in de doelstelling van die wet. Deze doelstelling komt erop neer dat natuurlijke personen die in een uitzichtloze financiële positie zijn gekomen de kans moet worden geboden weer met een schone lei verder te kunnen gaan. Daar staat echter tegenover dat van de schuldenaar een actieve medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling gevergd wordt.
2.5. Op grond van het verhandelde ter zitting in hoger beroep en de overgelegde stukken is het hof van oordeel dat X verwijtbaar is tekortgeschoten in haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. Zij heeft de bewindvoerder niet naar behoren informatie verschaft. Ondanks herhaalde verzoeken harerzijds heeft zij de bewindvoerder sedert het begin van de looptijd van de schuldsaneringsregeling onvoldoende informatie verschaft met betrekking tot haar inkomsten en uitgaven. In januari 2011 is door de rechtbank een laatste kans gegeven. Gelet op het op die zitting in aanwezigheid van X behandelde, moet het voor haar duidelijk zijn geworden dat het niet naar behoren informeren van de bewindvoerder, kan leiden tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling zonder toekenning van de schone lei. Dat X meent geen afschriften van haar bankrekening over te kunnen leggen omdat zij telebankiert en geen printer heeft, komt, ook indien juist, voor haar rekening en risico. Bovendien heeft X nieuwe schulden laten ontstaan.
Dat X door psychosociale problemen niet in staat zou zijn haar verplichtingen na te komen, heeft X niet met stukken onderbouwd en is niet aannemelijk geworden. In het licht van het feit dat X gedurende de schuldsaneringsregeling zonder noemenswaardige problemen 32 uur per week buitenshuis werkte, zoals zij ter zitting liet weten (en streeft naar 36 uur), acht het hof het niet aannemelijk dat zij, zoals zij stelt, ten gevolge van die problemen haar (informatie)verplichtingen niet kon nakomen. In ieder geval had het op haar weg gelegen de bewindvoerder daarover dan te informeren, hetgeen zij heeft nagelaten.
Niet is gebleken dat X zich tot het uiterste heeft ingespannen om de schuldsaneringsregeling goed te laten verlopen. Zo X zich – naar zij thans stelt - vanwege haar situatie niet in staat voelde haar verplichtingen naar behoren na te komen en meer behoefte had aan begeleiding, had het op haar weg gelegen tijdig hulp in te roepen om haar bij te staan. Zij draagt immers zelf de verantwoordelijkheid voor het welslagen van de op haar van toepassing zijnde schuldsaneringsregeling. Indien zij daar hulp bij nodig heeft, dient zij daar zelf voor zorg te dragen.
2.6. Eén en ander is van zodanig ernstige aard dat dit tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling zonder toekenning van de zogenoemde schone lei noopt. Gezien de ook thans nog inactieve houding van X – ook al zou de advocaat samen met de bewindvoerder een plan van aanpak opstellen, ook dan moet X zich actief inzetten - acht het hof een verlenging van de looptijd van de schuldsaneringsregeling niet aan de orde. De beslissing waarvan beroep dient dan ook te worden bekrachtigd.
3. De beslissing
Het hof:
- bekrachtigt de uitspraak waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.C. Meijer, R.H de Bock en W.J. Noordhuizen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het hof van 30 augustus 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na die van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.