ECLI:NL:GHAMS:2011:BV0051

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-001731-10
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Megazaak Costa: Invoer van cocaïne en wapenbezit

In de zaak bekend als de Megazaak Costa, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 november 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die betrokken was bij de invoer van cocaïne en wapenbezit. De verdachte, geboren in 1984 en thans gedetineerd in PI Utrecht, werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder het opzettelijk binnenbrengen van ongeveer 10 kg cocaïne in Nederland op 4 september 2009, het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie op 7 oktober 2009, en het witwassen van geldbedragen afkomstig uit misdrijf. Het hof oordeelde dat de verdachte wel opzet had op de invoer van drugs, maar niet op de exacte hoeveelheid, en dat hij niet als hoofdverdachte kon worden aangemerkt. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het witwassen van geld, maar het hof sprak hem vrij van het onder 4 primair ten laste gelegde. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Het hof benadrukte de ernst van de feiten, de rol van de verdachte in de organisatie en de impact van cocaïne op de samenleving. De uitspraak bevatte ook beslissingen over de in beslag genomen voorwerpen, waaronder geld en verdovende middelen, die verbeurd werden verklaard.

Uitspraak

parketnummer: 23-001731-10
datum uitspraak: 28 november 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 2 april 2010 in de strafzaak onder parketnummer 15-840144-09 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1984],
adres: [adres], [woonplaats],
thans gedetineerd in PI Utrecht - HvB locatie Nieuwegein te Nieuwegein.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 9 en 19 maart 2010 en op de terechtzittingen in hoger beroep van 20 april 2011, 4 mei 2011, 24 en 27oktober 2011 en 21 november 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
feit 1: (zaaksdossier C4)
hij op of omstreeks 04 september 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 10.032,60 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 2: (Zaaksdossier C6)
hij op of omstreeks 07 oktober 2009 te Amsterdam een of meer wapens van categorie III onder 1, te weten een pistool, van het merk Walther, model P22, kaliber.22LR en voorzien van het serienummer L276906, en/of munitie van categorie III, te weten 59, althans een hoeveelheid, kogelpatronen van het merk CCI, kaliber .22LR en/of 3, althans een hoeveelheid, kogelpatronen van het merk Remington, kaliber .22LR voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
feit 3: (zaaksdossier C7)
hij op of omstreeks 7 oktober 2009 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 998,8 gram, althans een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 4 primair: (zaaksdossier C12)
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 01 januari 2008 tot en met 7 oktober 2009, te Amsterdam, althans in Nederland, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte, (telkens) van (een) voorwerp(en), te weten (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) eurocoupures (in totaal een geldbedrag van ongeveer 24.943,34 euro of 10.843,34 euro), verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet of van genoemd(e) voorwerp(en) gebruik gemaakt door dat/die voorwerp(en) (telkens) te storten op zijn eigen rekening en/of uit te geven, terwijl verdachte (telkens) wist dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
feit 4 subsidiair: (zaaksdossier C12)
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 01 januari 2008 tot en met 15 september 2009, te Amsterdam, althans in Nederland,(telkens) een voorwerp, te weten (grote) hoeveelhe(i)d(en) eurocoupures (in totaal een geldbedrag van ongeveer 24.943,34 euro of 10.843,34 euro), althans enig geldbedrag,(telkens) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten voornoemd geldbedrag, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij (telkens) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere strafoplegging komt.
Vrijspraak
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat het uit de stukken in het dossier niet is gebleken dat de verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt, zodat de verdachte van het onder 4 primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Bespreking van een verweren
De raadsvrouw heeft - kort en zakelijk weergegeven - het volgende naar voren gebracht.
ten aanzien van feit 1 (C4)
Hoewel de verdachte wel opzet had op de invoer van drugs, wist hij niet welke hoeveelheid zou worden binnengebracht en of de partij mogelijk zou worden gedeeld. Er is geen sprake van een nauwe en volledige samenwerking van de verdachte met de andere desbetreffende verdachten. Hij heeft op diens verzoek slechts boodschappen overgebracht van en naar ene [T.] en voor hem als zaakwaarnemer gefungeerd. De verdachte kan daarom hooguit medeplichtigheid worden verweten. In dat verband is tevens van belang dat de verdachte niet kan worden aangemerkt als "de (kleine) Turk", waarvan in het dossier sprake is. De stukken in het dossier bieden geen aanknopingspunten om de verklaring van de verdachte op dit punt, die ter terechtzitting in hoger beroep werd bevestigd door de getuige [H.], ter zijde te stellen.
Ook het feit dat er bij de verdachte in de woning verdovende middelen en een wapen zijn aangetroffen bieden steun aan de verklaring van de verdachte. Als hij immers als medepleger zou zijn betrokken bij de invoer van de partij verdovende middelen, ligt het niet voor de hand dat hij verboden goederen in zijn woning bewaart. Hij zou dan rekening hebben gehouden met het risico dat er een doorzoeking in zijn woning kon plaatsvinden. Er moet derhalve vrijspraak volgen.
ten aanzien van feit 4 (C12)
De verdachte heeft een aannemelijke verklaring gegeven over de herkomst van het aangetroffen geld.
Het hof overweegt als volgt.
ten aanzien van feit 1 (zaaksdossier C4)
Uit de gehanteerde bewijsmiddelen volgt dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders, die erop was gericht een hoeveelheid cocaïne Nederland binnen te brengen.
De verdachte had daarbij de rol om te regelen dat de cocaïne in Nederland uit het vliegtuig zou worden gehaald. Dat de verdachte mogelijk niet op de hoogte was van de exacte hoeveelheid doet aan zijn opzet op de invoer van die hoeveelheid niet af, nu de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het de bewezen verklaarde hoeveelheid zou betreffen.
De stukken van het dossier hebben onvoldoende aanknopingspunten opgeleverd dat er sprake is van ene [T.], voor wie de verdachte naar zijn zeggen zou hebben gefungeerd als zaakwaarnemer. De verdachte, die voor het eerst ter terechtzitting in hoger beroep over deze [T.] heeft verklaard, heeft daarnaast geen enkel verifieerbaar gegeven omtrent deze [T.] naar voren gebracht, zoals een adres of telefoonnummer. Het hof gaat er van uit dat met "de Turk" of "de kleine Turk" de verdachte wordt bedoeld, nu de bevindingen uit de afgeluisterde telefoongesprekken en de observaties op dit punt op elkaar aansluiten.
Dat de medeverdachte [H.], in de zaak van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep als getuige gehoord, heeft verklaard dat [T.] "de (kleine) Turk" zou zijn en niet de verdachte, doet aan deze conclusie niet af, omdat het hof de verklaring van de getuige op dit punt niet betrouwbaar acht. Ook daarbij weegt mee dat er door de getuige geen enkele verdere onderbouwing voor het bestaan van deze [T.] is gegeven en de bevindingen in het dossier overigens geen aanknopingspunten voor zijn bestaan opleveren.
Ook de omstandigheid dat de verdachte verboden goederen in zijn woning heeft bewaard maakt het voorgaande niet anders. De verdachte heeft er kennelijk geen rekening mee gehouden dat hij bij de politie als verdachte in beeld is gekomen. Immers, ook als hij slechts medeplichtig zou zijn liep hij het risico dat zijn woning zou worden doorzocht.
ten aanzien van feit 4 (zaaksdossier C12)
Het hof sluit zich aan bij de bewijsoverweging die door de rechtbank op pagina 36 van het vonnis ter zake is gegeven en neemt deze over. Het hof vult daarbij aan dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft gesteld dat het bedrag van € 3.500,- in zijn geheel bestaat uit spaargeld en dat hij ook door zijn zussen wordt onderhouden. Deze verklaring wijkt echter ook weer (gedeeltelijk) af van eerdere verklaringen en is verder onvoldoende onderbouwd, zodat het hof deze niet aannemelijk acht.
De verweren worden verworpen.
Bewijsmiddelen
Het hof neemt over de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen, zoals weergegeven onder 4.3 van haar vonnis van 2 april 2010, met uitzondering van:
Ten aanzien van feit 1 (zaaksdossier C4):
- het op pagina 6 van het vonnis aangeduide proces-verbaal van verhoor van [K.] van 16 september 2009, voor zover dit inhoudt diens verklaring naar aanleiding van een tapgesprek van 18 augustus 2009 te 16.44 uur:
"Ik weet niet wat [F. ] bedoelt met trouwen."
- het op pagina 11 en 12 aangeduide proces-verbaal van observatie (dossierpagina C4.393), voor zover dit inhoudt na de zinsnede: "Op 4 september 2009 zag(en) ik/wij verbalisanten dat":
"[verdachte] op de Overtoom te Amsterdam uit de Golf stapt en in de richting van het Vondelpark te Amsterdam rent (12.09 uur);
[verdachte] twee witte papieren van het formaat A4 geeft aan een onbekende man in het Vondelpark te Amsterdam (12.11 uur)
[verdachte] en de onbekende man samen kijken op een wit papier (12:12 uur)."
en met toevoeging van:
- de verklaring van de getuige [W.] zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 24 oktober 2011, voor zover hier relevant - zakelijk - inhoudende:
Op de vraag van [F. ], hoe ik zou vertalen: 'aman na sroto' (het hof begrijpt: de Surinaamse woorden die voorkomen in de schriftelijke weergave van het tapgesprek van 4 augustus 2009 om 10:51 uur tussen [W.] en [K.], welk gesprek door de rechtbank als bewijsmiddel is gehanteerd) antwoord ik: 'die man is de sleutel'.
- een geschrift, zijnde een weergave van het tapgesprek van 4 augustus 2009 om 10:51 uur, waarin [K.] uit belt naar NNman (het hof: van wie later wordt vastgesteld dat het [W.] betreft) (dossierpagina C4. 382), vertaald door de beëdigde tolk [E.G.], en aan het hof overgelegd op 31 oktober 2011, inhoudende een nadere uitwerking van de schriftelijke weergave van een tapgesprek als opgenomen onder 2e bulletpoint op pagina 16 e.v. van het vonnis, te weten
Vraag: Komt het woord sleutelfiguur in het tapgesprek voor?
Antwoord: Nee het woord sleutelfiguur komt niet voor in het tapgesprek. Echter, het woord sleutel wel.
Vertaling: man: Ja, [(R..)]. [(R..)] is een... [(R..)] is een...een...een...een...hele sleutel daar jongen.
Bewijsoverweging:
Op grond van bovenvermelde alinea gaat het hof er van uit dat er - zakelijk weergegeven - is gezegd dat [(R..)] of [(R..)], waarmee [A.] wordt bedoeld, daar een sleutel is, te weten een man met een belangrijke rol.
- de verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 24 oktober 2011, voor zover hier relevant - zakelijk - inhoudende:
Ik heb ontmoetingen gehad met onder meer [H.]. Die ontmoetingen gingen over drugs. De eerste ontmoeting vond plaats in het BovenIJ-ziekenhuis in Amsterdam-Noord. Daar was aan de orde wanneer de drugs zouden aankomen en om hoeveel kilo's het ging. Het zou binnenkort gebeuren. De tweede ontmoeting was bij de McDonald's. Op 4 september 2009 heb ik [H.] gesproken, dat was de derde ontmoeting. Toen heb ik doorgegeven dat het goed was.
- een geschrift, zijnde een weergave van het tapgesprek van 4 september 2009 om 06:28 uur, waarin [K.] wordt gebeld door [F. ] (dossierpagina C4.382), inhoudende voor zover relevant:
[F. ] zegt dat die man het gestuurd heeft via zijn mailadres. Hij heeft het niet via [K.] zijn mailadres gestuurd.
[K.] zegt ok.
(...)
[F. ] vraagt hoe [K.] het aan Bo zal geven.
[K.] zegt dat hij het even zal doen.
[F. ] zegt dat [K.] op zijn ([F. ]) mailadres moet gaan.
[K.] zegt ja, ja, ja, dadelijk.
- de verklaring van de getuige [F. ] ter terechtzitting in hoger beroep van 24 oktober 2011, voor zover hier relevant - zakelijk - inhoudende:
Ik ben naar Sint Maarten gegaan om illegale zaken te regelen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1: (zaaksdossier C4)
hij op 04 september 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht 10.032,60 gram van een materiaal bevattende cocaïne;
feit 2: (Zaaksdossier C6)
hij op 07 oktober 2009 te Amsterdam een wapen van categorie III onder 1, te weten een pistool, van het merk Walther, model P22, kaliber.22LR en voorzien van het serienummer L276906, en munitie van categorie III, te weten 59 kogelpatronen van het merk CCI, kaliber .22LR en 3 kogelpatronen van het merk Remington, kaliber .22LR voorhanden heeft gehad;
feit 3: (zaaksdossier C7)
hij op 7 oktober 2009 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 998,8 gram, van een materiaal bevattende cocaïne;
feit 4 subsidiair: (zaaksdossier C12)
hij op 7 oktober 2009, te Amsterdam een geldbedrag van 3.500 euro voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Het hof leest de in feit 4 subsidiair ten laste gelegde periode in overeenstemming met de kennelijke bedoeling van de steller van de tenlastelegging, te weten '1 januari 2008 tot en met 7 oktober 2009'. In het licht van het primair ten laste gelegde feit kan immers niet anders worden geconcludeerd dan dat de in het subsidiair ten laste gelegde feit opgenomen periode een kennelijke misslag betreft. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte door herstel van deze kennelijke misslag niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2, 3 en 4 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2, 3 en 4 subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
het onder 4 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
witwassen
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straffen en maatregel
De rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het onder 1, 2, 3 en 4 subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar met aftrek van de tijd die hij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht met beslissingen ten aanzien van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen behoudens ten aanzien van de in dat vonnis vermelde opgelegde straf en te dien aanzien opnieuw rechtdoende de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren en zes maanden met aftrek van de tijd die hij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Hij heeft voorts gevorderd dat het hof ten aanzien van het beslag dezelfde beslissingen neemt als de rechter in eerste aanleg.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de invoer van cocaïne. De verdachte en zijn mededaders hebben in totaal ongeveer 10 kilogram cocaïne binnen Nederland gebracht. Het hof ziet de verdachte daarbij als rechterhand van [H.], en in die hoedanigheid mede verantwoordelijk voor het regelen van de personen die in Nederland de cocaïne uit het vliegtuig konden halen.
Daarnaast heeft de verdachte ongeveer een kilo cocaïne in zijn woning voorhanden gehad.
Cocaïne is een voor de gezondheid van gebruikers ervan zeer schadelijke stof. De hoeveelheden waarvan hier sprake is, zijn van een zodanige omvang dat deze bestemd moeten zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne wordt zowel direct als indirect in verband gebracht met vele vormen van criminaliteit en overlast, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
De verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een wapen en bijbehorende patronen. Een en ander weegt ten nadele van de verdachte mee bij de op te leggen straf, gelet op het onaanvaardbare risico dat aan het ongecontroleerde bezit ervan voor de veiligheid van personen, en de dreiging die daarvan in het algemeen uitgaat.
De verdachte heeft zich ten slotte schuldig gemaakt aan het witwassen van een hoeveelheid geld, terwijl hij wist dat het geld afkomstig was uit enig misdrijf. Deze handelwijze vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan.
Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de rol die de verdachte heeft vervuld in verhouding met dat wat daaromtrent ten aanzien van de andere betrokken in de zaak "Costa" kan worden vastgesteld. Het hof ziet deze rol als uitvoerend en derhalve belangrijk. Voorts heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals door de raadsvrouw en de verdachte weergegeven, en met het feit dat de verdachte blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 13 oktober 2011 in Nederland niet eerder ter zake van overtreding van de Opiumwet is veroordeeld.
Het hof komt, alle omstandigheden in aanmerking nemend, tot oplegging van na te melden onvoorwaardelijke gevangenisstraf, die op grond van het voorgaande lager is dan door de advocaat-generaal gevorderd.
Het onder 4 subsidiair ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan met betrekking tot de hierna te noemen in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen. Zij behoren de verdachte toe. Zij zullen daarom worden verbeurd verklaard.
Het onder 2 en 3 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan met betrekking tot de hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen (nummers 2, 5 en 6). Zij behoren aan de verdachte toe. Zij zullen worden onttrokken aan het verkeer aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en/of de wet.
Het hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp (nummer 4) is bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte onder 1 begane feit aangetroffen. Het zal worden onttrokken aan het verkeer aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en/of de wet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 33, 33a, 36c, 36d, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en artikel 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de
uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- geld, 38 x € 50,- (nummer 21)
- geld, 6 x € 100,- (nummer 22)
- geld, 2 x € 500,- (nummer 23)
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- cocaïne, zogenaamd kilopakket cocaïne in transparant folie (nummer 2)
- marihuana, kleur groen, inhoud verdovende middelen, wiet verpakt in witte plastic tas (nummer 4)
- pistool, kleur zwart, Walther P22 L276903, voorzien van koffer met magazijn met 10 patronen (nummer 5)
- 52 patronen, kleur goud, Mini Mag 22 longrifl, aangetroffen in roodkleurige plastic tas dirck iii (nummer 6).
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- tas, HUMMEL sportas, kleur zwart, opschrift roda '23 inhoud voorzien van kleding (nummer 1)
- een horloge, Rolex (nummer 9)
- een telefoontoestel, merk Nokia 1662, kleur blauw, met imeinummer 351945/03/534046/3 (nummer 10)
- een telefoontoestel, merk Nokia (nummer 12)
- een cd-rom, Platinum, kleur zilver, aan achterkant te zien dat cd-r bestanden bevat (nummer 13)
- een notitie en een memo met daarop namen/getallen (nummer 14)
- een telefoontoestel, merk Nokia 6300, imeinummer 351973/03/824797/2 (nummer 15)
- een doos Rolex (nummer 16)
- een simkaart, Tele2, nr. 893102200100105168700636228548 (nummer 18)
- geld, 30 x € 500,- briefjes verpakt in doosje guess (nummer 20).
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van de straf.
Dit arrest is gewezen door de achtste meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.S.G. Verhoeff, mr. L.A.J. Dun en mr. A.E.M. Röttgering, in tegenwoordigheid van mr. J. Mulder, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 november 2011.
Mr. Röttgering is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.