ECLI:NL:GHAMS:2011:BU9336

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.068.376-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugbetaling van voorschot op rechtsbijstand door onvoldoende informatie over gefinancierde rechtsbijstand

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [ X ] B.V. en mr. [ Y ] tegen de uitspraak van de rechtbank die hen heeft veroordeeld tot terugbetaling van een voorschot op rechtsbijstand aan de [ Geïntimeerden ] c.s. De [ Geïntimeerden ] c.s. hebben in 1999 asiel aangevraagd in Nederland, maar hun aanvraag werd in 2003 afgewezen. In maart 2003 hebben zij een intakegesprek gehad met mr. [ Y ] van [ X ] B.V., waarbij zij akkoord gingen met een betalingsregeling voor juridische diensten, ondanks dat zij mogelijk in aanmerking kwamen voor gefinancierde rechtsbijstand. De rechtbank oordeelde dat de [ Geïntimeerden ] c.s. niet voldoende waren geïnformeerd over hun rechten en de gevolgen van hun keuze om betalend gebruik te maken van de diensten van [ Y ]. Het hof bevestigt deze uitspraak en stelt dat de [ Geïntimeerden ] c.s. niet bewust hebben ingestemd met het afzien van gefinancierde rechtsbijstand, omdat zij niet goed waren voorgelicht over de rechten die zij prijsgaven. Het hof oordeelt dat [ X ] B.V. tekort is geschoten in hun verplichtingen als advocaat, en dat de schade moet worden vastgesteld door te vergelijken wat de [ Geïntimeerden ] c.s. zouden hebben betaald als zij wel goed waren geïnformeerd. Het hof bekrachtigt de beslissing van de rechtbank en veroordeelt [ X ] B.V. in de proceskosten van de [ Geïntimeerden ] c.s.

Uitspraak

200.068.376/01
22 maart 2011
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
[ X ] B.V.,
gevestigd te [ N ],
advocaat: mr. J.H. Brouwer, te Apeldoorn,
en
2. [ Y ],
wonende te [ D ],
advocaat: mr. L.E.A. Gelderman, te Apeldoorn,
APPELLANTEN,
t e g e n
1. [ GEÏNTIMEERDE 1 ],
2. [ GEÏNTIMEERDE 2 ],
en
3. [ GEÏNTIMEERDE 3 ],
allen wonende te [ A ],
GEÏNTIMEERDEN,
advocaat: mr. M.A. Gregoor, te Arnhem.
1. Het geding in hoger beroep
1.1 Partijen worden hierna [ X ] B.V. c.s., respectievelijk [ X ] B.V. en mr. [ Y ], alsmede [ Geïntimeerden ] c.s., respec-tievelijk [ Geïntimeerde 1 ], [ Geïntimeerde 2 ] en [ Geïnti-meerde 3 ] genoemd.
1.2 Voor het procesverloop tot 31 augustus 2010 verwijst het hof naar zijn arrest van die datum.
1.3 [ Geïntimeerden ] c.s. hebben nadien bij memorie van ant-woord de grieven bestreden, een bewijsaanbod gedaan en produc-ties in het geding gebracht, met conclusie bij arrest, uit-voerbaar bij voorraad, [ X ] B.V. c.s. niet-ontvankelijk te verklaren, althans het vonnis te bekrachtigen, met veroorde-ling van [ X ] B.V. c.s. in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten.
1.4 Ten slotte is hof gevraagd arrest te wijzen.
2. Waarvan het hof uitgaat
2.1 [ Geïntimeerden ] c.s. zijn afkomstig uit Kosovo. In mei 1999 hebben zij in Nederland asiel aangevraagd. Deze asielaan-vraag is in februari 2003 afgewezen.
2.2 Op 26 maart 2003 hebben [ Geïntimeerde 1 ] en [ Geïnti-meerde 2 ] een intakegesprek gevoerd met mr. [ Y ] op het kan-toor van [ X ] B.V. Naar aanleiding van dat gesprek is door [ X ] B.V. aan hen een brief van die datum verzonden waarvan de tekst, voor zover nu van belang, luidt:
Op dit moment bent u niet legaal in Nederland. Op basis van medische gronden zal ik proberen voor u een verblijf aan te vragen. Wij kunnen u geen garantie geven, doch zullen ons ui-terste best doen. (…)
Ik heb u medegedeeld dat u mogelijk in aanmerking komt voor gefinancierde rechtsbijstand. U hebt medegedeeld betalend van mijn diensten gebruik te kunnen en ook te willen maken. Wij kwamen overeen een uurtarief ad Dfl. 450,00 exclusief 6% kan-toorkosten en 19% BTW. Voorts kwamen wij een voorschot overeen ad 10 uren a € 204,00 exclusief, zodat aan u een voorschot ad € 2575,79 in rekening wordt gebracht.
U heeft mij eveneens gevraagd een aanvraag tot verblijf voor uw dochter aan te vragen. Ik heb u medegedeeld dat ik bereid ben, met betrekking tot de kosten van deze aanvraag, de helft van de prijs ad € 2575,79, te weten € 1287,50 te rekenen.
2.3 Stellende dat [ X ] B.V. c.s. onrechtmatig hebben gehan-deld dan wel tekort zijn geschoten in de nakoming van hun ver-bintenis vorderen [ Geïntimeerden ] c.s. – voor zover nog van belang - terugbetaling van het voorschot.
2.4 De rechtbank wees de hoofdvordering tot terugbetaling van het voorschot toe. Daartoe overwoog de rechtbank, samengevat, dat ook als zou komen vast te staan dat in het intakegesprek uitvoerig was uitgelegd dat [ X ] B.V. alleen op betalende ba-sis werkt en dat alleen als het geheel onmogelijk blijkt om aan de betalingsverplichting te voldoen een last tot toevoe-ging wordt aangevraagd, dat nog niet betekent dat [ Geïnti-meerden ] c.s. bewust met de betalingsafspraken hebben inge-stemd. Aldus hebben [ Geïntimeerden ] c.s. niet geweten welke rechten zij hebben prijsgegeven in welk geval geen sprake is van bewuste instemming, zo overwoog de rechtbank.
3. Behandeling van het hoger beroep
3.1 In de grieven 1 en 2 betogen [ X ] B.V. c.s. dat wel dege-lijk feiten en omstandigheden werden aangevoerd en te bewijzen aangeboden waaruit moet worden afgeleid dat [ Geïntimeerden ] c.s. de inhoud en strekking van de betalingsafspraak hebben begrepen. De rechtbank concludeert ten onrechte dat [ Geïnti-meerden ] c.s. niet bewust hebben ingestemd met de betalings-afspraak.
Onder 3 en 4 grieven [ X ] B.V. c.s. tegen het oordeel van de rechtbank dat tegen de hoogte van de schade geen verweer werd gevoerd.
3.2 De grieven falen. Terecht is niet bestreden het oordeel van de rechtbank dat slechts dan sprake is van bewuste instem-ming met het afzien van recht op gefinancierde rechtshulp, als een rechtzoekende weet welke rechten hij prijsgeeft. Niet vol-doende gemotiveerd gesteld is echter dat [ X ] B.V. c.s. [ Ge-intimeerden ] c.s. erop hebben gewezen welke rechten zij prijsgaven door akkoord te gaan met betaling van het honorari-um van mr. [ Y ].
3.3 De brief van 26 maart 2003 maakt er slechts melding van dat [ Geïntimeerde 1 ] en [ Geïntimeerde 2 ] ervoor hebben ge-kozen betalend van de diensten van [ Y ] B.V. gebruik te maken hoewel zij mogelijk in aanmerking komen voor gefinancierde rechtshulp. Daaruit blijkt niet voldoende duidelijk welke rechten [ Geïntimeerden ] c.s. daarmee prijsgaven. Het lag evenwel op de weg van mr. [ Y ] als professioneel rechtshulp-verlener deze belangrijke kwestie nogmaals schriftelijk en voldoende duidelijk onder de aandacht van [ Geïntimeerden ] c.s. te brengen. Met name lag het op zijn weg om [ Geïntimeer-den ] c.s. voor te lichten over de grootte van de kans dat een verzoek om toevoeging zou worden toegewezen, welke financiële voordelen voor [ Geïntimeerden ] daaraan verbonden zouden zijn en niet de indruk te wekken dat betalende rechtshulp beter zal zijn. Dat geldt eens te meer waar [ X ] B.V. c.s. in de con-clusie van antwoord noch in de memorie van grieven gemotiveerd aangeven hoe gedetailleerd mr. [ Y ] [ Geïntimeerden ] c.s. ter zake heeft geïnformeerd doch slechts volstaan met de mede-deling dat de bevestigingsbrief van 23 maart 2003 een bevesti-ging van de uitleg en keuze bevat.
3.4 Dat [ Geïntimeerden ] c.s. destijds al vier jaar in Neder-land verbleven, in meerdere gerechtelijke procedures verwik-keld waren en de Nederlands taal machtig zouden zijn geweest, impliceert, anders dan [ X ] B.V. c.s. in appel nog aanvoeren, niet dat [ Geïntimeerden ] c.s. dus wisten welke rechten zij prijsgaven door af te zien van hun recht op gefinancierde rechtsbijstand. De niet nader uitgewerkte stelling dat [ Geïn-timeerden ] c.s. aldus bekend zouden zijn met de manier waarop zij advocaten dienen te betalen voor de werkzaamheden ten be-hoeve van hen, leidt er evenmin toe dat zij bewust hun recht op gefinancierde rechtsbijstand bewust hebben prijsgegeven.
3.5 Oordelend dat [ X ] B.V. c.s. tekort waren geschoten in de nakoming van de op een advocaat rustende verbintenis, diende de rechtbank de daaruit voortvloeiende schade te begroten. Die schade moet worden begroot door de bestaande situatie te ver-gelijken met die waarin [ X ] B.V. c.s. hun verbintenis wel zouden zijn nagekomen. Daarbij is, anders dan [ X ] B.V. c.s. kennelijk menen, niet van belang of – kort gezegd – de werk-zaamheden van mr. [ Y ] het betaalde voorschot waard waren. Het gaat erom wat [ Geïntimeerden ] c.s. zouden hebben betaald indien zij wel voldoende duidelijk erop waren gewezen dat zij hun recht op gefinancierde rechtsbijstand prijsgaven. Nu niet voldoende gemotiveerd feiten en omstandigheden gesteld zijn op grond waarvan aangenomen zou kunnen worden dat [ Geïntimeerden ] c.s. in dat hypothetische geval hun recht daarop nog steeds zouden hebben prijsgegeven, moet worden uitgegaan van het ver-schil tussen het daadwerkelijk aan [ X ] B.V. c.s. betaalde honorarium en het bedrag dat [ Geïntimeerden ] c.s. in het ge-val van gefinancierde rechtsbijstand aan eigen bijdrage zouden hebben moeten betalen. Op dat laatste punt is door [ X ] B.V. c.s. evenwel geen verweer gevoerd zodat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de hoogte van de schade niet was bestre-den.
3.6 Aangezien de stellingen van [ X ] B.V. c.s. onvoldoende zijn om het verweer te dragen wordt aan bewijslevering niet toegekomen.
3.7 Als de in het ongelijk te stellen partijen zullen [ X ] B.V. c.s. de proceskosten van [ Geïntimeerden ] c.s. moeten vergoeden.
4. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
verwijst – uitvoerbaar bij voorraad – [ X ] B.V. c.s. in de pro-ceskosten van het hoger beroep en begroot die kosten, voor zover aan de kant van [ Geïntimeerden ] c.s. gevallen, op € 314,- voor verschotten, op € 632,- voor salaris van de advocaat, alles op voet van artikel 243 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering te betalen aan de griffier van dit hof.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C. Toorman, W.J. Noordhuizen en G.C.C. Lewin uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 maart 2011 door de rolraadsheer.