ECLI:NL:GHAMS:2011:BU8953
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vervroegde opeisbaarheid van kredietsaldo en verrekening in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 december 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over een kredietovereenkomst tussen [appellant] en ABN AMRO BANK N.V. [appellant] was in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin hij was veroordeeld tot betaling van € 47.962,57 aan de bank. De bank had het kredietsaldo vervroegd opgevraagd, omdat [appellant] in gebreke was gebleven met zijn betalingen. De rechtbank oordeelde dat de door [appellant] aangevoerde verweren niet opgingen, en het hof bevestigde deze beslissing.
De zaak draaide om de vraag of de bank gerechtigd was om het krediet vervroegd op te eisen en of [appellant] een beroep kon doen op verrekening van schade. Het hof oordeelde dat de gegrondheid van het beroep op verrekening niet eenvoudig vast te stellen was, omdat [appellant] zijn schade niet had begroot en de bank de gestelde toezegging om de kredietlimiet te verhogen betwistte. Het hof concludeerde dat de vordering van de bank terecht was en dat de grieven van [appellant] faalden.
Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep. Dit arrest benadrukt de strikte voorwaarden waaronder een beroep op verrekening kan worden gedaan en de verantwoordelijkheden van kredietnemers in het kader van hun betalingsverplichtingen.