200.070.013/01
15 november 2011
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
[ APPELLANT ],
wonende te [ A ],
APPELLANT,
advocaat: mr. J.E. van de Wint, te Amsterdam,
de vereniging
VERENIGING VAN EIGENAARS FLATGEBOUW HENRI TER HALLSINGEL TE RIJSWIJK,
gevestigd te Rijswijk,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. R.J.A. Besselink, te Arnhem.
1. Het geding in hoger beroep
1.1 Partijen worden hierna [ Appellant ] en de VvE genoemd. [ Appellant ] is bij exploot van 31 maart 2010 in hoger beroep gekomen van een vonnis dat door de rechtbank te Amsterdam on-der nummer 09-1839 / HA ZA 429677 tussen partijen is gewezen en dat is uitgesproken op 20 januari 2010, met dagvaarding van de VvE voor dit hof.
1.2 [ Appellant ] heeft bij memorie grieven tegen het vonnis waarvan beroep aangevoerd, een bewijsaanbod gedaan en produc-ties in het geding gebracht, met conclusie, zakelijk weergege-ven, dat het vonnis wordt vernietigd en de oorspronkelijke vordering alsnog wordt afgewezen, met veroordeling van de VvE in de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad.
1.3 De VvE heeft daarop bij memorie van antwoord de grieven bestreden, een bewijsaanbod gedaan en producties in het geding gebracht, met conclusie tot bekrachtiging van het vonnis en veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van [ Appellant ] tot vergoeding van de proceskosten.
1.5 Ten slotte is gevraagd arrest te wijzen.
2. Waarvan het hof uitgaat
2.1 [ Appellant ] was tot 20 oktober 2009 erfpachter van het appartementsrecht aan de [ adres] te [ plaatsnaam ]. Op 20 ok-tober 2009 heeft hij zijn recht overgedragen aan [ naam neef ], zijn neef.
2.2 De VvE heeft – kort gezegd – in conventie gevorderd [ Ap-pellant ] te veroordelen de (voorschot)bijdragen tot en met november 2009 aan haar te voldoen, te vermeerderen met rente. [ Appellant ] beriep zich vervolgens op opschorting van zijn betalingsverplichting en verrekening van de vordering van de VvE met zijn (reconventionele) vordering op haar wegens schade die hij stelde te hebben geleden doordat de VvE niet was over-gegaan tot reparatie van opgetreden lekkages.
3. Behandeling van het hoger beroep
3.1 De rechtbank wees de conventionele vordering toe, verwierp het beroep op opschorting en verrekening en wees de reconven-tionele vordering af.
3.2 [ Appellant ] stelt dat hij schade heeft geleden doordat zijn huurders de overeenkomst voortijdig hebben opgezegd in verband met constante lekkages van rioolwater door de pla-fonds, waardoor hij in financiële problemen raakte en gedwon-gen was zijn onverhuurbare recht met veel verlies te verkopen. De VvE heeft betwist dat [ Appellant ] bovengenoemde schade heeft geleden.
3.3 Door [ Appellant ] werd zijn stelling in eerste aanleg niet met stukken onderbouwd. Het bewijsaanbod dat hij in de conclusie van antwoord/eis in reconventie deed behelsde slechts het aanbod tot bewijs van ernstige lekkages, niet van daarmee verbandhoudende voortijdige opzegging van de huurover-eenkomst door huurders. Ook in appel onderbouwt [ Appellant ] op geen enkele wijze zijn stelling dat de huurders voortijdig zijn vertrokken met daarop betrekking hebbende stukken. Een voldoende concreet getuigenbewijsaanbod op dit punt ontbreekt opnieuw.
3.4 Omdat [ Appellant ] zijn schadevordering enkel stoelt op schade ten gevolge van de in verband met lekkages voortijdig beëindigde huurovereenkomsten waardoor hij ook nog gedwongen was zijn recht met verlies te verkopen, terwijl die schade niet aannemelijk is geworden, heeft hij geen vordering die op-schorting van of verrekening met zijn betalingsverplichting rechtvaardigt. Dat brengt mee dat de derde en de vierde grief falen. Bij behandeling van grief 2, die zich richt tegen het oordeel dat [ Appellant ] geen opschortingrecht toekomt in verband met het bepaalde in artikel 5:121 BW, heeft hij geen belang meer.
3.5 Grief 1 richt zich tegen het oordeel van de rechtbank dat [ Appellant ] hoofdelijk aansprakelijk is voor betaling van de achterstallige (voorschot)bijdrage aan de VvE. De rechtbank heeft de vermeerderde vordering toegewezen zonder [ Appellant ] te horen. Daarenboven is ook de nieuwe eigenaar van het erf-pachtrecht hoofdelijk veroordeeld. [ Appellant ] is verder niet aansprakelijk voor de bijdrage die verschuldigd werd na-dat hij de eigendom had overgedragen.
3.6 Ook deze grief faalt. Volgens het proces-verbaal van com-paritie na antwoord in eerste aanleg behoorde de conclusie van antwoord in reconventie tevens vermeerdering van eis, welke voorafgaand aan de zitting was toegezonden, ten tijde van die comparitie reeds tot de processtukken. Partijen zijn dus ter zitting in de gelegenheid geweest op elkaars standpunten te reageren. Van schending van hoor en wederhoor blijkt niet. In het dictum van het bestreden vonnis staat nergens dat de nieu-we eigenaar naast [ Appellant ] hoofdelijk tot betaling ver-oordeeld wordt zodat de grief feitelijke grondslag mist. Ten slotte bepaalt artikel 5:122 lid 3 BW dat voor ter zake van het verkregene verschuldigde bijdragen die in het lopende of het voorafgaande boekjaar opeisbaar zijn geworden of nog zul-len worden, de verkrijger en de vroegere appartementseigenaar hoofdelijk aansprakelijk zijn. Niet bestreden is dat de gevor-derde termijnen betrekking hebben op het ten tijde van de overdracht nog lopende boekjaar van de VvE. [ Appellant ] is daarvoor dus mede aansprakelijk zodat hij tot betaling terecht is veroordeeld.
3.7 Nu alle grieven falen zal het vonnis worden bekrachtigd en [ Appellant ] in de proceskosten van de VvE in hoger beroep worden veroordeeld.
bekrachtigt het bestreden vonnis;
verwijst [ Appellant ] in de proceskosten van het hoger beroep en begroot die kosten, voor zover aan de kant van de VvE geval-len, op € 475,-- voor verschotten, op € 894,-- voor salaris van de advocaat;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C. Toorman, W.J. Noordhuizen en C.C. Meijer uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 november 2011 door de rolraadsheer.