ECLI:NL:GHAMS:2011:BU6399

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.086.198-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek voorlopig getuigenverhoor in civiele procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 september 2011 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. Verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.J.P. van Barneveld, heeft het hof verzocht om een voorlopig getuigenverhoor te bevelen in het kader van een eerder aanhangig geding tegen Verweerster, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.N. van Hasselt. Het verzoek is gedaan naar aanleiding van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 17 november 2010, waarin Verweerster is veroordeeld tot betaling van een bedrag per verkochte product aan Verzoeker. Verzoeker heeft twijfels over de juistheid van de door Verweerster opgegeven verkoopcijfers en wenst dit te onderbouwen door het horen van getuigen, waaronder de voormalig boekhouder van Verweerster, de heer [B].

Verweerster heeft zich in haar verweerschrift gerefereerd aan het oordeel van het hof en heeft een voorwaardelijk zelfstandig verzoek ingediend voor het houden van een voorlopig getuigenverhoor. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Verzoeker ook verklaard zich te refereren aan het oordeel van het hof. Het hof heeft geoordeeld dat het verzoek van Verzoeker toewijsbaar is, nu Verweerster geen verweer heeft gevoerd en Verzoeker zijn belang bij het getuigenverhoor voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Het hof heeft tevens bepaald dat de aanvullende vragen van Verweerster aan de orde kunnen komen, aangezien daartegen geen verweer is gevoerd.

De beslissing van het hof houdt in dat de advocaten van partijen binnen veertien dagen hun verhinderdata moeten opgeven en dat Verzoeker uiterlijk veertien dagen voor het voorlopig getuigenverhoor de naam en woonplaats van de opgeroepen getuige moet doorgeven aan het hof. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 27 september 2011.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
BESCHIKKING
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [plaats],
VERZOEKER,
advocaat: mr. D.J.P. van Barneveld te Arnhem,
t e g e n
[Verweerster],
gevestigd te [plaats],
VERWEERSTER,
advocaat: mr. M.N. van Hasselt te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
De partijen worden hierna [Verzoeker] en [Verweerster] genoemd.
[Verzoeker] heeft bij verzoekschrift en onder overlegging van producties, per brief ingekomen ter griffie van het hof op 27 april 2011, het hof verzocht te bevelen dat – in het kader van een bij dit hof tussen [Verzoeker] en [Verweerster] aanhan-gig geding in hoger beroep - een voorlopig getuigenverhoor zal worden gehouden. In aanvulling op zijn verzoekschrift heeft [Verzoeker], bij brief ingekomen ter griffie van het hof op 23 mei 2011, aanvullende producties overgelegd.
[Verweerster] heeft bij verweerschrift met productie, ingekomen ter griffie van het hof op 6 juli 2011, zich ten aanzien van het verzoek van [Verzoeker] gerefereerd aan het oordeel van het hof. Daarbij heeft [Verweerster] een voorwaardelijk zelfstandig verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor inge-diend.
Op 6 september 2011 heeft de mondelinge behandeling van het ho-ger beroep plaatsgevonden.
Vervolgens is de behandeling van de zaak gesloten en uitspraak bepaald.
2. De beoordeling
2.1 Ter onderbouwing van zijn verzoek heeft [Verzoeker] – kort samengevat – het volgende aangevoerd. Bij het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 17 november 2010 in de zaak met zaak- en rolnummer 437998/HA ZA 09-2945 is [Verweerster] onder meer ver-oordeeld om een bedrag van € 0,15 per verkochte [product] (hier-na ook: het product) over de periode van 1 december 2008 tot en met 24 juli 2009 aan [Verzoeker] te betalen. Bij brief van 3 december 2010 heeft [adviesbureau] een verklaring afgegeven, inhoudende dat [Verweerster] in de hiervoor genoemde periode in totaal 576.672 producten heeft verkocht, waardoor [Verzoeker] recht heeft op een bedrag van € 86.500,80. Volgens [Verzoeker] heeft hij, onder andere vanwege eerdere ervaringen, gegronde redenen om te twijfelen aan de juistheid van de door [adviesbu-reau] genoemde aantallen verkochte producten. [Verzoeker] heeft [Verweerster] daarom verzocht medewerking te verlenen aan een boekenonderzoek door een onafhankelijke accountant, welk verzoek door [Verweerster] is afgewezen. [Verzoeker] wenst thans door middel van een voorlopig getuigenverhoor vast te stellen hoeveel producten in de periode van 2008 tot heden, althans, tot en met 24 juli 2009, zijn verkocht. Hiertoe wil [Verzoeker] in het bij-zonder de heer [B] (hierna ook: [B]), de voormalig boekhouder en minderheidsaandeelhouder van [Verweerster], doen horen.
2.2 Bij haar verweerschrift heeft [Verweerster] – kort samenge-vat - aangegeven zich ten aanzien van het verzoek van [Verzoe-ker] te refereren aan het oordeel van het hof. Daarnaast heeft [Verweerster] het hof verzocht om, in het kader van het door [Verzoeker] verzochte voorlopig getuigenverhoor, [B] tevens te doen horen over zijn rol als voormalig boekhouder, zijn kennis over de door [Verweerster] gemaakte afspraken met derden – waar-onder die met [Verzoeker] - en in het bijzonder over de wijze van vergoeding en toerekening van de kosten van derden en de wijze waarop deze werden geadministreerd. Voor het geval [Ver-weerster] hiertoe niet in de gelegenheid zal worden gesteld, heeft zij een voorwaardelijk zelfstandig verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor ingediend.
2.3 Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft [Verzoeker] eveneens verklaard zich ten aanzien van het verzoek van [Verweerster] te refereren aan het oordeel van het hof.
2.4 Het verzoek van [Verzoeker] zal worden toegewezen nu [Ver-weerster] daartegen geen verweer heeft gevoerd, [Verzoeker] zijn belang bij het doen houden van een voorlopig getuigenverhoor voldoende aannemelijk heeft gemaakt en het hof geen gronden aan-wezig acht die zich tegen toewijzing van het verzoek verzetten. Daarbij zal het hof bepalen dat de door [Verweerster] voorge-stelde aanvullende vragen tevens aan de orde zullen kunnen ko-men, nu daartegen door [Verzoeker] geen verweer is gevoerd.
2.5 Dit leidt tot de volgende beslissing.
3. Beslissing
Het hof:
beveelt dat een voorlopig getuigenverhoor met betrekking tot de volgende feiten en omstandigheden:
- het aantal door [Verweerster] verkochte [producten] in de periode van 2008 tot heden, althans, tot en met 24 juli 2009,
- de rol van de heer [B] als voormalig boekhouder, zijn kennis over de door [Verweerster] gemaakte afspraken met derden – waaronder die met [Verzoeker] - en de wijze van vergoeding en toerekening van de kosten van derden en de wijze waarop deze werden geadministreerd,
zal worden gehouden ten overstaan van mr. J.C. Toorman, die daartoe wordt benoemd tot raadsheer-commissaris, op een nader te bepalen datum en tijdstip, te houden in het Paleis van Jus-titie aan de Prinsengracht 436 te Amsterdam;
bepaalt dat als getuige zal worden gehoord:
- [B], wonende te Amsterdam;
bepaalt dat de advocaten van partijen te dien einde binnen veer¬tien dagen na de datum van deze beschikking hun verhinder¬data voor de maanden november 2011 tot en met februari 2012 zullen opgeven aan het enquête-bureau van de civiele griffie van het gerechtshof;
bepaalt dat [Verzoeker], uiterlijk veertien dagen voor de datum van het voorlopig getuigenverhoor, een opgave van de naam en woonplaats van de opgeroepen getuige zal doen toekomen aan het enquête-bureau van het hof ter attentie van de raadsheer-commissaris en aan de wederpartij;
bepaalt dat partijen, uiterlijk veertien dagen voor de datum van het voorlopig getuigenverhoor, afschriften van (nog niet in deze procedure overlegde) stukken waarvan zij zich bij dat verhoor wensen te bedienen, aan het enquête-bureau van het hof ter at-tentie van de raadsheer-commissaris en aan de weder¬partij doen toekomen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C. Toorman, C.C.W. Lan-ge en E.J. Rotshuizen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 27 september 2011.