ECLI:NL:GHAMS:2011:BU5149

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.071.288-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterechte betaling door Bpf Beroepsvervoer aan onjuist rekeningnummer, gevolgen voor overeenkomst met Samskip

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 mei 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de Weg (Bpf Beroepsvervoer) en Samskip Multimodal Container Logistics B.V. Het geschil ontstond nadat Bpf Beroepsvervoer een bedrag van € 534.936,94 aan Samskip had overgemaakt, maar dit bedrag op een onjuist rekeningnummer was gestort, waardoor Samskip het nooit had ontvangen. Hoewel Samskip zelf een onjuist rekeningnummer had doorgegeven, oordeelde het hof dat Bpf Beroepsvervoer er niet op mocht vertrouwen dat dit nummer correct was. Het hof concludeerde dat Bpf Beroepsvervoer niet bevrijdend had betaald, omdat zij had moeten twijfelen aan de juistheid van het rekeningnummer en nader onderzoek had moeten doen.

De rechtbank had eerder de vordering van Samskip tot betaling van € 208.659,23 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente, en de reconventionele vordering van Bpf Beroepsvervoer afgewezen. Bpf Beroepsvervoer ging in hoger beroep tegen deze beslissingen. Het hof bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat Bpf Beroepsvervoer onzorgvuldig had gehandeld door het bedrag op het verkeerde rekeningnummer te storten. Het hof wees ook de grieven van Bpf Beroepsvervoer af, waaronder de grief die zich verzette tegen de toewijzing van de wettelijke rente.

Het hof veroordeelde Bpf Beroepsvervoer in de kosten van het hoger beroep, die aan de zijde van Samskip werden begroot op € 6.190,-- aan verschotten en € 3.263,-- voor salaris. De kostenveroordeling werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

zaaknummer 200.071.288/01
3 mei 2011
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
de stichting STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR HET BEROEPSVERVOOER OVER DE WEG,
gevestigd te Amsterdam,
APPELLANTE,
advocaat: mr. E. Lutjens te Amsterdam,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid SAMSKIP MULTIMODAL CONTAINER LOGISTICS B.V.,
gevestigd te ‘s-Gravenzande,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als achtereenvolgens Bpf Beroepsvervoer en Samskip.
1. Het procesverloop
1.1. Bij dagvaarding van 6 juli 2010 is Bpf Beroepsvervoer
in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank te Amsterdam van 14 april 2010, gewezen onder num¬mer 426563/HA ZA 09-1395 tussen haar als gedaagde en Samskip als eiseres in conventie, en haar als eiseres in reconventie en Samskip als gedaagde in reconventie.
1.2. Bpf Beroepsvervoer heeft van grieven gediend en
bescheiden in het geding gebracht, met conclusie, kort gezegd, tot vernietiging van het bestreden vonnis en, uitvoerbaar bij voorraad, afwijzing van de vordering van Samskip in conventie en toewijzing van haar vordering in reconventie, zulks met veroordeling van Samskip in de kosten van het geding in beide instanties.
1.3. Samskip heeft geantwoord met conclu¬sie, kort gezegd,
dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen en Bpf Beroepsvervoer zal veroordelen, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het hoger beroep.
1.4 Bpf Beroepsvervoer heeft nog een akte genomen.
1.5 Samskip heeft een antwoord-akte genomen.
1.6 Tenslotte hebben partijen om arrest gevraagd.
2. De feiten
2.1 Tussen partijen bestaat geen geschil over de juistheid van de door de rechtbank in het bestreden vonnis onder r.o. 2.1 tot en met r.o. 2.10 als vaststaand aangemerkte feiten, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.
Het gaat in deze zaak, voor zover in hoger beroep van belang, om het volgende.
2.2 Samskip is aangesloten bij de verplichte pensioenregeling van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de Weg (Bpf Beroepsvervoer) terzake van de pensioenen van haar werknemers en draagt pensioenpremies af aan Bpf Beroepsvervoer.
2.3 De financiële administratie van Bpf Beroepsvervoer wordt gevoerd door de naamloze vennootschap PVF Nederland N.V. (PVF).
2.4 Samskip heeft aan Bbf Beroepsvervoer een bedrag van
€ 534.936,94 teveel aan pensioenpremies betaald. Bbf Beroepsvervoer was voornemens dit bedrag terug te betalen aan Samskip.
2.5 Bij emailbericht van 27 november 2008 heeft PVF aan Samskip geschreven:
“Wij hebben in de administratie het rekeningnummer 133928 van de firma Samskip. Is dit het rekeningnummer waarop de uitbetaling moet plaatsvinden?”
2.6 Per emailbericht van 28 november 2008 heeft Samskip hierop als volgt gereageerd:
“Hierbij bevestigen wij u dat het genoemde rekeningnummer bij de Postbank 133938 nog steeds bij ons in gebruik is.”
2.7 Op 24 december 2008 heeft PVF een bedrag van
€ 402.762,50 overgemaakt op Postbankrekeningnummer 133938. Dit rekeningnummer stond op naam van O. Polat.
2.8 Bij een emailbericht van 12 januari 2009 heeft Samskip aan PVF verzocht om terugbetalingen voortaan op het in de bijlage (movementrapport) opgenomen Fortis bankrekeningnummer te betalen.
2.9 Op 19 januari 2009 heeft PVF de resterende premie, een bedrag van € 132.174,44, overgemaakt naar het rekeningnummer van Polat.
2.10 Bij emailbericht van 21 januari heeft PVF aan Samskip om een bewijsstuk van het Fortis bankrekeningnummer verzocht, omdat dit op het door Samskip toegezonden movementrapport zou ontbreken.
2.10 Bij brief van 27 februari 2009 heeft de gemachtigde van Samskip Bpf Beroepsvervoer en PVF gesommeerd om binnen vijf dagen de teveel betaalde premie aan haar te voldoen.
2.11 Bpf Beroepsvervoer heeft derdenbeslag laten leggen op de tegoeden op de rekening van Polat. Hierop is een bedrag van € 361.165,48 is teruggekomen, dat op 1 september 2009 aan Samskip is betaald.
3. De beoordeling
3.1 In deze procedure heeft Samskip betaling gevorderd van Bpf Beroepsvervoer en PVF van een bedrag van primair
€ 208.659,23 en subsidiair € 132.174,44, beide vermeerderd met wettelijke rente. In reconventie heeft Bpf Beroepsvervoer van Samskip een bedrag gevorderd van
€ 10.413,75 aan zaakwaarnemingskosten.
De rechtbank heeft de vordering van Samskip jegens Bpf Beroepsvervoer tot het primair gevorderde bedrag van
€ 208.659,23, vermeerderd met de wettelijke rente, toegewezen. De reconventionele vordering van Bpf Beroepsvervoer heeft de rechtbank afgewezen.
Tegen beide beslissingen, alsmede de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen, komt Bpf Beroepsvervoer op in hoger beroep.
3.2 Bij grief 1 voert Bpf Beroepsvervoer aan dat de rechtbank de beoordeling van het geschil ten onrechte heeft geplaatst in het kader van bevrijdende betaling in de zin van art. 6:34 BW. Volgens Bpf Beroepsvervoer gaat het hier echter om een geschil over aanbod en aanvaarding. PVF heeft Samskip een aanbod tot betaling op een bepaald rekeningnummer gedaan. Samskip heeft dit aanbod gewijzigd aanvaard, welke wijziging door PVF is geaccepteerd.
3.3 Het hof overweegt het volgende. In deze zaak is niet betwist dat Bpf Beroepsvervoer een bedrag van € 534.936,94 aan Samskip verschuldigd was. Voorts staat vast dat de betaling van dit bedrag op een onjuist – namelijk een niet aan Samskip toebehorend – rekeningnummer heeft plaatsgevonden. De vraag is dan of Bpf Beroepsvervoer met de betaling op het onjuiste rekeningnummer, haar overeenkomst met Samskip is nagekomen. Het gaat hier derhalve om het al of niet nagekomen zijn van een (eerder bestaande) overeenkomst door Bpf Beroepsvervoer jegens Samskip. Derhalve heeft de rechtbank het geschil terecht geplaatst in de sleutel van bevrijdende betaling.
De grief faalt.
3.4 Ten aanzien van de vraag of bevrijdend is betaald door Bpf Beroepsvervoer door het bedrag over te maken op de rekening van Polat, is naar ’s hofs oordeel niet zozeer van belang art. 6:34, lid 1, BW. Deze bepaling ziet immers op de situatie dat de schuldenaar aan een ander dan de schuldeiser heeft betaald, omdat hij op redelijke gronden heeft aangenomen dat die ander als schuldeiser tot de prestatie gerechtigd was of dat uit anderen hoofde aan hem moest worden betaald. In deze zaak is echter door Bpf Beroepsvervoer niet het standpunt ingenomen dat zij (op goede gronden) heeft aangenomen dat aan Polat betaald moest worden. Integendeel, partijen zijn het erover eens dat Polat niet gerechtigd was tot het bedrag.
3.5 Aan de orde is of Bpf Beroepsvervoer er redelijkerwijs vanuit mocht gaan dat betaald moest worden op de aan Polat toebehorende rekening met nummer 133938. Naar ’s hofs oordeel dient die vraag ontkennend te worden beantwoord. Daarbij is van belang dat Bpf Beroepsvervoer eerst zelf aan Samskip heeft gevraagd of betaald kon worden op het in de administratie vermelde nummer 133928 van de firma Samskip, waarop Samskip schrijft: ‘hierbij bevestigen wij dat het genoemde rekeningnummer bij de Postbank nummer 133938 nog steeds bij ons in gebruik is’. Een vergelijking van dit nummer met het door Bpf Beroepsvervoer zelf genoemde nummer had direct aan het licht gebracht dat deze nummers niet gelijk waren. Op grond hiervan had bij Bpf Beroepsvervoer twijfel moeten ontstaan of het opgegeven nummer wel het juiste rekeningnummer was, zeker gezien de mededeling van Samskip ‘dat het genoemde rekeningnummer (…) nog steeds bij ons in gebruik is’. Deze mededeling duidde immers juist níet op een ander rekeningnummer dan reeds geregistreerd was bij Bpf Beroepsvervoer. Alvorens te betalen had Bpf Beroepsvervoer dan ook nader onderzoek moeten doen naar het juiste rekeningnummer en bij Samskip moeten verifieren of het opgegeven nummer wel juist was. Dat Samskip zelf het onjuiste nummer heeft vermeld, maakt dit in de gegeven omstandigheden niet anders. Het hof is dan ook van oordeel dat Bpf Beroepsvervoer in redelijkheid er niet vanuit heeft kunnen gaan dat betaald kon worden op het door Samskip in haar emailbericht van 28 november 2008 genoemde rekeningnummer. Bpf Beroepsvervoer heeft derhalve niet bevrijdend betaald op het rekeningnummer van Polat.
Hiermee faalt grief 2. Al hetgeen Bpf Beroepsvervoer in de toelichting op deze grief verder nog naar voren brengt, kan onbesproken blijven.
3.6 Gelet op deze uitkomst, komt het hof niet meer toe aan een bespreking van grief 3, waar een onderscheid bepleit wordt tussen de betaling op 24 december 2008 en die op 19 januari 2009. Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit immers voort dat Bpf Beroepsvervoer bij beide betalingen onzorgvuldig heeft gehandeld en dat deze beide betalingen niet bevrijdend zijn geweest jegens Samskip.
3.7 Ook grief 4, waar Bpf Beroepsvervoer zich verzet
tegen de toewijzing van de wettelijke rente, kan niet slagen. Hoewel het Samskip is geweest die een onjuist nummer heeft opgegeven, had Bpf Beroepsvervoer, zoals hiervoor reeds is overwogen, op eenvoudige wijze kunnen achterhalen dat hier sprake was van een vergissing. Onder die omstandigheden kan niet worden aangenomen dat sprake is geweest van eigen schuld van Samskip, op grond waarvan de vertragingsschade aan het eigen handelen van Samskip zou moeten worden toegerekend.
3.8 Grief 5 is gericht tegen de afwijzing van de
reconventionele vordering van Bpf Beroepsvervoer. Nu het Bpf Beroepsvervoer zelf is geweest die onzorgvuldig heeft gehandeld, is er geen rechtsgrond voor de door Bpf Beroepsvervoer op grond van zaakwaarneming gevorderde kosten.
De grief faalt.
3.9 Grief 6 heeft geen zelfstandige betekenis en deelt het lot van de overige grieven.
3.10 De grieven falen. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Als de in het ongelijk te stellen partij zal Bpf Beroepsvervoer worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
4. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Amsterdam van
14 april 2010;
veroordeelt Bpf Beroepsvervoer in de kosten van het hoger beroep en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van Samskip op € 6.190,-- aan verschotten en € 3.263,-- voor salaris;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.H. de Bock,
W.J. Noordhuizen en C.C. Meijer en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2011 door de rolraadsheer.