ECLI:NL:GHAMS:2011:BT8433

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.013.317
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Effectenlease en tegenbewijs inzake kennis van leaseovereenkomst door echtgenote

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, ging het om een hoger beroep in een effectenleasekwestie. De zaak betreft de vraag of de echtgenote van de afnemer meer dan drie jaar voor haar poging tot vernietiging van de leaseovereenkomst op de hoogte was van het bestaan van deze overeenkomst. Het hof had eerder op 9 november 2010 een tussenarrest gewezen en heeft na het horen van getuigen, waarvan proces-verbaal is opgemaakt, besloten dat er onvoldoende informatie was om een definitieve uitspraak te doen. Daarom werd een comparitie van partijen gelast om aanvullende informatie te verkrijgen. De comparitie is gepland voor 24 mei 2011, waarbij partijen de gelegenheid kregen om hun verhinderdata op te geven en eventuele schriftelijke stukken tijdig in te dienen. Het hof houdt verdere beslissingen aan tot na de comparitie. De betrokken partijen zijn de appellanten, [afnemer] en [echtgenote], en de geïntimeerde, Dexia Bank Nederland B.V., vertegenwoordigd door hun advocaten. Het arrest is uitgesproken in het openbaar op 26 april 2011 door de raadsheren Boumans, Cortenraad en Van Achterberg.

Uitspraak

26 april 2011
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
1. [APPELLANT SUB 1],
2. [APPELLANTE SUB 2],
beiden wonende te [woonplaats]
APPELLANTEN in het principaal appel,
GEÏNTIMEERDEN in het incidenteel appel,
advocaat: mr. M.A. Hupkes, te Amsterdam,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DEXIA BANK NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
GEÏNTIMEERDE in het principaal appel,
APPELLANTE in het incidenteel appel,
advocaat: mr. F.R.H. van der Leeuw, te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
De partijen worden hierna respectievelijk [afnemer],
[echtgenote] en Dexia genoemd.
1.1 Het hof heeft in deze zaak op 9 november 2010 een tussenarrest gewezen waarnaar wordt verwezen voor het verloop van het geding tot aan dat arrest en waarbij wordt volhard.
1.2 Het hof heeft vervolgens op verzoek van [afnemer] en [echtgenote] getuigen gehoord waarvan proces-verbaal is opgemaakt dat zich in afschrift bij de stukken bevindt.
1.3 Vervolgens hebben beide partijen nog een akte genomen.
1.4 Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.
2. Beoordeling
In het principaal en incidenteel appel
Het hof acht zich nog onvoldoende ingelicht om een beslissing in dezen te kunnen nemen. Derhalve wordt een comparitie van partijen gelast teneinde de gewenste informatie alsnog te verkrijgen.
3. Beslissing
Het hof:
In het principaal en incidenteel appel
gelast partijen (beide appellanten in persoon, partij Dexia deugdelijk vertegenwoordigd door een persoon die bevoegd is haar te vertegenwoordigen en van de zaak op de hoogte is), vergezeld van hun raadslieden, tot het hiervoor omschreven doel te verschijnen ten overstaan van
mr. A.D.R.M. Boumans, daartoe als raadsheer-commissaris
benoemd, in het Paleis van Justitie, Prinsengracht 436 te Amsterdam;
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 24 mei 2011 ten einde partijen in de gelegenheid te stellen hun verhinderdata op te geven in de maanden juni, juli, augustus en september 2011;
verzoekt partijen, voor zover zij zich ter comparitie willen bedienen van (nog niet in deze procedure overgelegde) schriftelijke stukken, deze uiterlijk veertien dagen voor de comparitiedatum toe te zenden aan genoemde raadsheer-commissaris, onder gelijktijdige toezending van een afschrift aan de wederpartij;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.D.R.M. Boumans,
W.H.F.M. Cortenraad en M.P. van Achterberg en is in het openbaar door de rolraadsheer uitgesproken op 26 april 2011.