GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
het openbaar lichaam
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
zetelende te Den Haag,
eiser,
procureur: mr. A. van Hees,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NIEUW WERKLUST HOLDING B.V. (voorheen NIEUW WERKLUST KLEIWARENFABRIEK B.V.),
gevestigd te Hazerswoude-Rijndijk, gemeente Rijnwoude,
gedaagde,
procureur: mr. P. de Boorder
1. Het geding na verwijzing door de Hoge Raad
De partijen worden hierna de Staat en Nieuw Werklust genoemd.
Voor het verloop van het geding tot het arrest van de Hoge Raad van 26 maart 2010 (nr. C08/02107) wordt verwezen naar hetgeen de Hoge Raad hierover in dit arrest onder 1 en 2 heeft overwogen.
Na verwijzing heeft de Staat een memorie na verwijzing genomen, met conclusie als in de memorie vermeld.
Daarop heeft Nieuw Werklust geantwoord, met conclusie als in de memorie vermeld.
Daarna hebben partijen arrest gevraagd.
2.1 De Staat heeft Nieuw Werklust gedagvaard voor de rechtbank te ‘s-Gravenhage en gevorderd ten name van de Staat de onteigening van een aantal nader omschreven percelen vervroegd uit te spreken. Bij vonnis van 12 februari 2002, dat op 22 mei 2003 is ingeschreven in de openbare registers, heeft de rechtbank onder meer de gevorderde onteigening vervroegd uitgesproken, het voorschot op de schadeloosstelling vastgesteld op € 1.298.688,35, en drie deskundigen en een rechter-commissaris benoemd. Bij vonnis van 6 april 2005 heeft de rechtbank de totale schadeloosstelling voor Nieuw Werklust vastgesteld op € 2.285.870,--, waarin begrepen het reeds betaalde voorschot van € 1.298.688,35, alsmede op een rente van 4,5% over dit bedrag vanaf 22 mei 2002 tot 6 april 2005, en de Staat veroordeeld deze bedragen met verrekening van het voorschot aan Nieuw Werklust te voldoen, met de wettelijke rente vanaf laatstgenoemde datum tot de dag der algehele voldoening.
2.2 Bij arrest van 27 oktober 2006 heeft de Hoge Raad voornoemd vonnis vernietigd en het geding ter verdere behandeling verwezen naar het gerechtshof ’s-Gravenhage. De Hoge Raad heeft daarbij onder meer overwogen dat de rechtbank ten onrechte bij de bepaling van de schadeloosstelling een uit de aanvaarding van het door de Staat gedane schadedeperkend aanbod voortvloeiende verrekening heeft toegepast.
2.3 Het gerechtshof ’s-Gravenhage heeft bij arrest van 21 februari 2008 onder meer de schadeloosstelling vastgesteld op € 2.285.870,--. Tegen dit arrest heeft Nieuw Werklust beroep in cassatie ingesteld. De Staat heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld.
2.4 Bij voornoemd arrest van 26 maart 2010 heeft de Hoge Raad het arrest van het gerechtshof ’s-Gravenhage vernietigd en de zaak ter verdere behandeling en beslissing verwezen naar het gerechtshof Amsterdam. De Hoge Raad heeft daarbij onder meer overwogen dat het hof na verwijzing niet alleen de schadeloosstelling diende vast te stellen doch ook de waarde van het schadebeperkend aanbod diende te bepalen.
2.5 Bij memorie na verwijzing heeft de Staat zich op het standpunt gesteld dat het hof voor het vaststellen van de waarde van het bijkomend aanbod kan volstaan met het inwinnen van schriftelijke inlichtingen bij deskundigen, in het bijzonder antwoord op de vraag of deskundigen bij de waardering van het bijkomend aanbod rekening hebben gehouden met de extra bouwkosten en de kosten van oeverbeschoeiing.
2.6 Bij antwoordmemorie na verwijzing heeft Nieuw Werklust aanstelling van nieuwe deskundigen bepleit en betoogd dat reden bestaat een descente te bepalen.
2.7 Naar het oordeel van het hof bestaat aanleiding deskundigen te vragen het hof te adviseren omtrent de waarde van het schadebeperkend aanbod. Nu het uit te brengen advies het karakter heeft van een nader advies op het in deze zaak reeds uitgebrachte advies, zal het hof de bij de rechtbank benoemde deskundigen benoemen. Nieuw Werklust heeft onvoldoende redenen aangedragen om andere deskundigen te benoemen dan de deskundigen die eerder in deze zaak hebben geadviseerd.
2.8 De deskundigen zal worden gevraagd of zij kunnen volstaan met het verstrekken van schriftelijke inlichtingen, of dat zij, zoals door Nieuw Werklust is bepleit, een descente nuttig achten alvorens te adviseren.
2.9 Het is aan deskundigen om te beoordelen in hoeverre zij voor hun advies de door Nieuw Werklust bij antwoordmemorie onder 33. genoemde punten relevant zijn.
2.10 De aan de deskundigen te stellen vraag luidt aldus:
- Wat is de waarde van het bijkomend aanbod zoals dit is verwoord in het vonnis van 6 april 2005?
2.11 Indien deskundigen voor de beantwoording van deze vraag een descente nodig achten, wordt hen verzocht dit aan het hof te berichten. In dat geval zal een datum voor descente worden bepaald na opgave door partijen van hun verhinderdata. Het hof verzoekt deskundigen om partijen in de gelegenheid te stellen te reageren op het concept-deskundigenbericht. Na het deskundigenbericht zal geen gelegenheid worden gegeven een memorie in te dienen, doch zal pleidooi worden gehouden.
Het hof zal een deskundigenonderzoek bevelen ter bepaling van de waarde van het schadebeperkend aanbod zoals is omschreven in het vonnis van 6 april 2005 en zal daartoe deskundigen benoemen. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
- beveelt dat een deskundigenonderzoek zal plaatsvinden ter beantwoording van de volgende vraag:
Wat is de waarde van het bijkomend aanbod zoals dit is verwoord in het vonnis van 6 april 2005?
- benoemt tot deskundigen:
1. Mr. J. Berkvens
P/a Jonker Abeln Advocaten
De Lairessestraat 73
1071 NV Amsterdam
2. Ir. R.A. Toornend
Midden Duin en Daalseweg 29
2061 AP Bloemendaal
3.Mr. Ing. J.A. Jansens van Gellicum
p/a ‘t Schoutenhuis
Postbus 13
3930 EA Woudenberg
- verzoekt deskundigen binnen vier weken na dit arrest aan de griffier van het hof te berichten of zij een descente nodig achten en bepaalt dat, indien deskundigen alsdan bericht zullen hebben dat zij een descente nodig achten, een datum voor descente wordt vastgesteld nadat partijen en deskundigen in de gelegenheid zullen zijn gesteld hun verhinderdata op te geven;
- bepaalt dat de griffier een afschrift van dit arrest aan de deskundigen zal toezenden;
- bepaalt dat de procureur van de gemeente de overige stukken van het dossier in kopie binnen drie weken na heden aan de deskundige zal doen toekomen;
- verwijst de zaak naar de rol van 25 oktober 2011 voor deskundigenbericht;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, J.C. Toorman en W.J. Noordhuizen, en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 19 april 2011.