GERECHTSHOF AMSTERDAM
MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER
BESCHIKKING van 5 juli 2011 in de zaak met zaaknummer 200.087.874/01 van:
1. […],
wonende te […],
2. […],
wonende te […],
APPELLANTEN,
advocaat: mr. J.J.C. Engels te Heerhugowaard,
LEGER DES HEILS JEUGDZORG & RECLASSERING,
gevestigd te Alkmaar,
namens Bureau Jeugdzorg Noord-Holland,
gevestigd te Alkmaar,
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellant sub 1 en appellante sub 2 worden hierna respectievelijk de vader en de moeder en gezamenlijk de ouders genoemd. Geïntimeerde wordt hierna LJ&R genoemd.
1.2. De ouders zijn op 25 mei 2011 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 6 april 2011 van de kinderrechter in de rechtbank Alkmaar, met kenmerk 121457 / OT RK 10-852.
1.3. LJ&R heeft op 20 juni 2011 een verweerschrift ingediend.
1.4. De zaak is op 27 juni 2011 ter terechtzitting behandeld.
1.5. Ter terechtzitting zijn verschenen:
? de ouders, bijgestaan door hun advocaat;
? mevrouw T. Drost en mevrouw L.C. van der Veldt, namens LJ&R;
? mevrouw A. Hogendorp, vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de Raad).
1.6. Zoals afgesproken ter zitting in hoger beroep heeft LJ&R op 27 juni 2011 nog de volgende stukken met betrekking tot de hierna te noemen minderjarige kinderen ingediend:
[kind A]:
? indicatiebesluit van 18 mei 2011 voor onder meer verblijf in een accommodatie voor jeugdhulp met
een geldigheidstermijn van een jaar;
? evaluatie hulpverleningsplan van 7 juli 2010;
? evaluatie hulpverleningsplan van 30 november 2010;
? evaluatie na plan van aanpak van 27 april 2011;
[kind B]:
? indicatiebesluit van 18 mei 2011 voor onder meer verblijf in een accommodatie voor jeugdhulp met
een geldigheidstermijn van een jaar;
? evaluatie hulpverleningsplan van 7 juli 2010;
? evaluatie hulpverleningsplan 30 november 2010;
? evaluatie plan van aanpak van 27 april 2011;
[kind C]:
? indicatiebesluit van 18 mei 2011 voor onder meer verblijf in een accommodatie voor jeugdhulp met
een geldigheidstermijn van een jaar;
? evaluatie hulpverleningsplan van 30 maart 2010;
? evaluatie hulpverleningsplan van 7 juli 2010;
? evaluatie hulpverleningsplan van 30 november 2010;
? evaluatie na plan van aanpak van 27 april 2011;
[kind D]:
? indicatiebesluit van 8 november 2010 voor onder meer verblijf in een accommodatie voor jeugdhulp
met een geldigheidstermijn van een jaar;
? evaluatie hulpverleningsplan van 30 maart 2010;
? evaluatie hulpverleningsplan van 7 juli 2010, MKD;
? vervolg hulpverleningsplan van 7 juli 2010;
? evaluatie hulpverleningsplan van 7 juli 2010;
? evaluatie hulpverleningsplan van 30 november 2010;
? evaluatie na plan van aanpak van 27 april 2011.
1.7. Van de aan hen ter zitting geboden gelegenheid nog schriftelijk op deze stukken te reageren hebben de ouders geen gebruik gemaakt.
2.1. Uit het huwelijk van de ouders zijn geboren […] (hierna: [kind A]) [in] 2000, […] (hierna: [kind B]) [in] 2001, […] (hierna: [kind C]) [in] 2002 en […] (hierna: [kind D]) [in] 2005 (hierna tezamen: de kinderen). De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over de kinderen.
2.2. Het gezin is in 2008 uit Somalië naar Nederland gevlucht. De moeder is in juli 2009 met de kinderen verhuisd naar een eengezinswoning in [a]. De vader is verhuisd naar een driekamerflat in [b]. Wegens gedwongen opname van de moeder op de psychiatrische afdeling van het Medisch Centrum Alkmaar, zijn de kinderen op 4 maart 2010 in een vrijwillig kader in OC Trompendaal te Hilversum geplaatst. [kind A] en [kind D] verblijven bij elkaar op groep de Bevers en [kind B] en [kind C] op groep de Robben.
2.3. Bij beschikking van 13 juli 2010 is de ondertoezichtstelling van de kinderen uitgesproken voor de duur van een jaar, tot 13 juli 2011, en is een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van drie maanden.
2.4. Bij beschikking van 29 september 2010 is de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen verlengd tot 13 april 2011. Deze beschikking is door dit hof bij beschikking van 5 april 2011 bekrachtigd.
2.5. Bij de stukken in het dossier bevinden zich ten aanzien van de kinderen voorts onder meer:
? evaluaties hulpverleningsplan 3 van OC Trompendaal van 24 en 25 mei 2011;
? een concept eindrapportage bezoekobservaties van OC Trompendaal van 5 april 2011;
? plannen van aanpak bij aanvang ondertoezichtstelling van LJ&R van 12 en 13 augustus 2010;
? een rapport van de Raad van 28 juni 2010.
3. Het geschil in hoger beroep
3.1. Bij de bestreden beschikking is, op verzoek van LJ&R, de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen in een accommodatie van een zorgaanbieder 24-uurs verlengd tot 13 juli 2011, zulks ter effectuering van de indicatiebesluiten van 26 maart 2010.
3.2. De ouders verzoeken de bestreden beschikking te vernietigen – en naar het hof begrijpt, het inleidende verzoek af te wijzen –, zodat de kinderen onmiddellijk bij hen zullen terugkeren en voorts te bepalen dat de ouders gerechtigd zullen zijn tot omgang wekelijks gedurende het gehele weekeinde van vrijdagavond tot zondagavond tot het moment dat van een daadwerkelijke terugkeer van de kinderen bij de ouders sprake is.
3.3. LJ&R verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen en het verzoek van de ouders in hoger beroep strekkende tot vernietiging van de beschikking, alsmede het zelfstandig verzoek tot het treffen van een omgangsregeling, niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel af te wijzen.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1. De ouders verzoeken een omgangsregeling te bepalen. Nu de ouders in eerste aanleg geen zelfstandig verzoek hebben gedaan en een dergelijk verzoek niet voor het eerst in hoger beroep kan worden gedaan, zal het hof de ouders niet-ontvankelijk verklaren in dit verzoek.
4.2. Ter beoordeling ligt nog voor de vraag of de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen, in een accommodatie van een zorgaanbieder 24-uurs, op juiste gronden heeft verlengd tot 13 juli 2011.
4.3. De ouders betogen – kort samengevat – dat geen aanleiding meer bestaat te veronderstellen dat zij niet in staat zouden zijn de kinderen te verzorgen. De behandelend arts van de moeder heeft verklaard dat haar ziekte stabiel is. De ouders hadden plannen om uiteen te gaan, doch zij hebben zich verzoend, gaan opnieuw samenwonen en proberen samen weer de zorg voor de kinderen op te pakken. Zij zijn bereid alle hulp die nodig wordt geacht te aanvaarden. De nodige onderzoeken kunnen vanuit de thuissituatie plaatsvinden. Er bestaat volgens de ouders geen grond om de kinderen nog langer uit huis geplaatst te houden.
4.4. LJ&R voert aan dat bij elk van de kinderen sprake is van ernstige zorgen en gedragsproblematiek op meerdere gebieden. In eerste aanleg heeft LJ&R bovendien aangevoerd dat alle kinderen oude littekens op hun rug hebben. De kinderen ontwikkelen zich bij OC Trompendaal positief, terwijl de zorgen over de thuissituatie zijn toegenomen. LJ&R acht het zeer zorgelijk dat de ouders hun eigen problemen alsmede de problemen van de kinderen niet erkennen en dat zij zich ambivalent blijven opstellen ten opzichte van de hulpverlening. Daar komt bij dat voor uitbreiding van de hulpverlening aan de moeder in de thuissituatie een contra-indicatie is gegeven door de GGZ omdat dit te druk voor haar zou worden. Dit alles, in samenhang met de adviezen van OC Trompendaal, maakt dat LJ&R thuisplaatsing niet in het belang van de kinderen acht.
4.5. De Raad heeft ter zitting in hoger beroep geadviseerd de bestreden beschikking te bekrachtigen, maar daarbij de kanttekening geplaatst dat meer onderzoek dient te worden gedaan naar de pedagogische vaardigheden van de ouders en de mogelijkheden voor begeleiding van - en hulp aan - de moeder. Gezien de problematiek van de kinderen wordt er met betrekking tot hun opvoeding veel van de ouders verwacht. Nu de ouders zich ambivalent opstellen jegens de hulpverlening en de samenwerking met LJ&R niet goed verloopt, is niet duidelijk of de ouders aan deze verwachting zullen kunnen voldoen.
4.6. Uit de stukken in het dossier en het ter zitting in hoger beroep verhandelde blijkt het volgende.
Bij aanvang van de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing op 13 juli 2010 bestonden er zorgen over de verzorging en opvoeding van de kinderen, die om inzet van hulpverlening vroegen. Er was sprake van een onveilige woonsituatie, er was geen passend onderwijs voor de kinderen gevonden, de ouders beschikten over onvoldoende pedagogische capaciteiten om de kinderen te begrenzen en de kinderen werden niet gestimuleerd in hun algemene ontwikkeling. Er bestonden zorgen over het gebrek aan sociale contacten van de moeder, het feit dat zij de Nederlandse taal niet spreekt en als gevolg daarvan geïsoleerd dreigde te raken. Bovendien was er nog geen duidelijkheid over de psychiatrische problematiek van de moeder.
Tijdens hun verblijf in OC Trompendaal is gebleken dat de kinderen verschillende gedragsproblemen vertonen en een leer-, spraak- en taalachterstand hebben. De kinderen vertellen steeds meer over hun (traumatische) ervaringen, opgedaan in hun land van herkomst en als vluchteling. Zij zijn de afgelopen periode vooruit gegaan in hun ontwikkeling. Voor de kinderen geldt voorts dat zij allen op korte termijn duidelijkheid over hun toekomstperspectief nodig hebben.
Uit de evaluaties hulpverleningsplan 3 van OC Trompendaal van 24 en 25 mei 2011 blijkt het volgende met betrekking tot de kinderen.
[kind D] is een drukke jongen die veel aandacht vraagt. Hij geeft de indruk dat hij onvoldoende basisveiligheid ervaart. Hij heeft duidelijke grenzen nodig. Daarnaast heeft hij veel baat bij positieve aandacht. In het contact met andere kinderen heeft hij nog begeleiding nodig. Hij is gebaat bij een stabiele kleinschalige gezinssituatie met vaste “stevige” opvoeders. Het is van belang dat de volwassenen in het gezin voldoende beschikbaar zijn, zodat hij zich veilig kan voelen.
[kind C] is nog steeds gebaat bij veel structuur, herhaling en duidelijkheid. Hij heeft veel begeleiding nodig op verschillende gebieden. Vooral in sociale situaties heeft hij moeite met het toepassen van vaardigheden en het controleren van zijn impulsiviteit. In emotioneel, rationeel en sociaal opzicht vraagt hij wat extra’s van zijn opvoeders.
[kind A] plast ’s nacht nog regelmatig in zijn bed. Wat betreft de dagelijkse verzorging is [kind A] zelfstandig. Hij vraagt om hulp als dat nodig is. De laatste tijd laat hij veel boosheid zien. Hij is onzeker over zijn toekomst. Er lijkt bij hem sprake van een forse cognitieve- en taalachterstand. Hij is gebaat bij een veilige, gestructureerde omgeving en lijkt in staat in een gezinssituatie te functioneren.
[kind B] heeft een positieve en ontspannen houding. Hij vindt het nog steeds lastig om conflicten te voorkomen en zelf op te lossen. Hij is druk en reageert vaak impulsief. Hij is zelfverzekerder geworden. De therapie die hij heeft gehad heeft voor de verwerking van de traumatische ervaringen in Somalië, lijkt hem goed geholpen te hebben. Hij benoemt regelmatig dat hij zijn ouders en broertjes mist en laat een groot verantwoordelijkheidsgevoel zien. Hij heeft baat bij een stabiele, rustige, veilige omgeving waarbij hij kan leren door middel van herhaling en begeleiding. Er moet aandacht zijn voor zijn loyaliteits- en verantwoordelijkheidsgevoel.
Uit de eindrapportage bezoekobservaties van 5 april 2011 van OC Trompendaal is gebleken dat de ouders in staat zijn om het contact met hun vier kinderen op een positieve manier vorm te geven. Zij sluiten aan bij de dagelijkse situatie van de kinderen en dragen er zorg voor dat elk kind tijdens de bezoeken individuele aandacht krijgt. Er is sprake van affectie tussen de ouders en de kinderen, zowel verbaal als non-verbaal. De kinderen en de ouders genieten van de bezoeken en tonen wederzijdse betrokkenheid. De ouders zetten zich in en verdiepen zich in de wensen van de kinderen. De ouders stralen rust uit en tonen een uitnodigende houding, waarbij de kinderen zich op hun gemak voelen. De vader geeft op een positieve manier leiding aan de bezoeken en is consequent in zijn handelen. Onderling tonen de ouders zich ondersteunend. Naar aanleiding van de bezoekobservaties is ook een aantal aandachtspunten naar voren gekomen. Onduidelijk is in hoeverre de moeder in staat is leiding te geven aan de kinderen. [kind D] kan zich niet goed uitdrukken in de gesprekken met zijn ouders, omdat hij moeite heeft met de Somalische taal. Daarnaast stellen de ouders weinig vragen naar de emoties en de beleving van de kinderen. De twee oudste jongens worden regelmatig gewezen op hun voorbeeldfunctie, terwijl zij de ruimte zouden moeten krijgen om kind te kunnen zijn.
4.7. Het hof overweegt als volgt.
Vast staat dat de kinderen problemen hebben, elk op verschillende ontwikkelingsgebieden. De kinderen hebben in hun jonge leven ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt. Zij zijn vermoedelijk getraumatiseerd door hun ervaringen in Somalië en hun vlucht naar Nederland. De ziekte van hun moeder en hun daarop volgende uithuisplaatsing heeft opnieuw voor onzekerheid gezorgd. Gebleken is dat LJ&R voornemens is om de kinderen, na een nog te verkrijgen machtiging daartoe van de kinderrechter, aansluitend aan hun verblijf in OC Trompendaal, door te plaatsen naar pleeggezinnen, wat wederom een ingrijpende verandering in hun leven tot gevolg zal hebben. Mede in het licht van deze omstandigheden dient bezien te worden of grond bestaat de kinderen nog langer uit huis te plaatsen.
Uit de Eindrapportage bezoekobservaties van 5 april 2011 van OC Trompendaal, welke rapportage, zoals door LJ&R ter zitting is verklaard, mede dient ter beoordeling van de pedagogische vaardigheden van de ouders, is naar het oordeel van het hof niet gebleken dat de ouders niet over voldoende pedagogische vaardigheden beschikken. Uit deze rapportage komt immers een overwegend positief beeld van de pedagogische capaciteiten van de ouders naar voren. Gedurende het jaar van de uithuisplaatsing is bovendien niet vast komen te staan dat de bij de kinderen geconstateerde oude littekens het gevolg zijn van mishandelingen door de ouders. Voorts is uit voornoemde bezoekobservaties niet gebleken van fysieke terughoudendheid of angst van de kinderen in hun interactie met de ouders.
De ouders hebben tevens herhaaldelijk toegezegd alle door LJ&R gewenste hulp in de thuissituatie te zullen accepteren en hebben deze toezegging ter terechtzitting in hoger beroep herhaald. Dat niet te verwachten valt dat de ouders deze toezegging zullen nakomen omdat zij de problemen van hun kinderen niet onderkennen, zoals door LJ&R ter zitting is gesteld, is onvoldoende aannemelijk geworden. Het hof merkt in dit verband op dat de ondertoezichtstelling is uitgesproken nadat de kinderen reeds niet meer thuis woonden, zodat de ouders nog niet in de gelegenheid zijn geweest om hulpverlening in de thuissituatie te aanvaarden en daarvan te profiteren. Het hof gaat er dan ook van uit dat de ouders hun medewerking aan ambulante hulpverlening in het (verplichte) kader van de ondertoezichtstelling zullen verlenen. Bij handhaving van de ondertoezichtstelling, zal hulpverlening in het gezin bovendien gewaarborgd blijven. Uit genoemde indicatiebesluiten blijkt dat reeds aanspraak bestaat op individuele hulp aan de kinderen vanuit die thuissituatie. Dat de GGZ volgens LJ&R een contra-indicatie heeft gegeven voor hulp aan alleen de moeder in de thuissituatie doet hieraan niet af, nu tevens ter zitting is gebleken dat – zodra de kinderen thuis zouden komen wonen – (spoed)hulpverlening in het gezin kan worden opgestart.
Elk van de kinderen heeft weliswaar te kampen met specifieke problematiek, doch niet gebleken is dat ambulante hulpverlening in en vanuit de thuissituatie niet toereikend zal kunnen zijn om deze problematiek voldoende te behandelen.
Voorts is van een zodanig instabiele thuissituatie dat deze - in combinatie met genoemde problematiek van de kinderen - een uithuisplaatsing van de kinderen noodzakelijk zou maken, niet langer sprake. De ouders hebben verklaard dat hun relatieproblemen voorbij zijn en dat zij met de kinderen in de (vijfkamer)woning van de vrouw in [a] zullen wonen, zolang er nog geen geschikte woonruimte voor het gezin in [b] beschikbaar is. Daarnaast is gebleken dat de psychische toestand van de moeder sinds mei 2010 stabiel is en heeft de vader verklaard dat ook hij fulltime beschikbaar zal zijn voor de verzorging en de opvoeding van de kinderen.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van het hof niet vast komen te staan dat het in het belang van de verzorging en opvoeding van de kinderen of tot onderzoek van hun geestelijke of lichamelijke gesteldheid noodzakelijk is dat hun uithuisplaatsing wordt gecontinueerd. De bestreden beschikking dient dan ook vernietigd te worden.
Het hof acht het evenwel in het belang van de kinderen dat de ouders en de hulpverleningsinstanties de gelegenheid krijgen om de nodige voorbereidingen voor de thuiskomst van de kinderen te treffen, zodat begeleiding en ondersteuning reeds nu geëntameerd kan worden en met spoed kan worden ingezet. Het hof ziet daarom aanleiding om de bestreden beschikking te vernietigen voor zover daarbij de termijn van de machtigingen uithuisplaatsing van de kinderen over de periode vanaf 12 juli 2011 is verlengd.
4.8. Dit leidt tot de volgende beslissing.
verklaart de ouders niet-ontvankelijk in hun verzoek te bepalen dat zij gerechtigd zullen zijn tot omgang;
vernietigt de bestreden beschikking, voor zover daarbij de termijn van de machtigingen uithuisplaatsing van [kind A], [kind B], [kind C] en [kind D] over de periode vanaf 12 juli 2011 is verlengd en opnieuw rechtdoende;
wijst het inleidende verzoek van BJZ, voor zover dit verzoek ziet op de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van voornoemde minderjarigen vanaf 12 juli 2011, alsnog af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.V.T. de Bie, C.E. Buitendijk en J.Th.L. Brouwer in tegenwoordigheid van mr. R.M. van Diepen als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2011.