ECLI:NL:GHAMS:2011:BR6793
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- J.P.A. Boersma
- J.P. Kruimel
- J.P.F. Slijpen
- Rechtspraak.nl
Waardebepaling van een winkelpand en de toepassing van de Wet waardering onroerende zaken
In deze zaak gaat het om de waardebepaling van een winkelpand in de [...]straat te Y, waarbij de heffingsambtenaar de waarde heeft vastgesteld op € 1.371.000 op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De belanghebbende, X B.V., heeft hiertegen bezwaar gemaakt en stelt dat de waarde lager moet zijn, namelijk € 1.083.015. De rechtbank heeft het bezwaar ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep is gegaan. Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 25 augustus 2011 uitspraak gedaan.
Het Hof oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de gehanteerde huurwaarde en de kapitalisatiefactor niet te hoog zijn. De waarde van het winkelpand moet echter worden verminderd tot € 1.363.000, gelet op de onverbindendheid van artikel 26a van de Wet WOZ. Het Hof heeft de argumenten van de belanghebbende, waaronder de stelling dat de feitelijke huurprijs niet representatief is voor de marktwaarde, verworpen. De heffingsambtenaar heeft de huurwaarde bepaald op basis van vergelijkingsobjecten in de omgeving, wat het Hof als een juiste methode beschouwt.
De uitspraak van de rechtbank is vernietigd, en het Hof heeft de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 1.363.000. Tevens is de heffingsambtenaar veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten aan de belanghebbende, die in totaal € 1.518 bedragen. De gemeente Y moet het betaalde griffierecht van € 735 vergoeden. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.