ECLI:NL:GHAMS:2011:BR6571
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- R.A. Dozy
- L.M. Croes
- C.J. Laurentius-Kooter
- Rechtspraak.nl
Hoogte smartengeld na mishandelingen door ex-echtgenoot; geen matiging
In deze zaak gaat het om de hoogte van de smartengeldvergoeding die [geïntimeerde] vordert van haar ex-echtgenoot [appellant] na mishandelingen die plaatsvonden op 20 mei 2002 en 3 oktober 2002. De rechtbank Utrecht had eerder geoordeeld dat [appellant] onrechtmatig had gehandeld jegens [geïntimeerde] en had een immateriële schadevergoeding van € 8.000,- toegewezen, waarvan € 1.000,- moest worden afgetrokken in verband met een eerdere toewijzing aan de benadeelde partij. [geïntimeerde] had in eerste aanleg gevorderd dat [appellant] werd veroordeeld tot betaling van zowel materiële als immateriële schadevergoeding, en de rechtbank had vastgesteld dat [geïntimeerde] op 3 oktober 2002 door [appellant] was mishandeld.
In hoger beroep heeft [appellant] alleen de hoogte van de immateriële schadevergoeding betwist. Het hof heeft de bewijswaardering van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat de poging tot wurging op 20 mei 2002 niet is komen vast te staan. Het hof heeft geconcludeerd dat de immateriële schadevergoeding naar billijkheid moet worden vastgesteld, rekening houdend met de omstandigheden van het geval en vergelijkbare uitspraken van andere rechtbanken. Het hof heeft uiteindelijk de immateriële schadevergoeding vastgesteld op € 6.500,-, na aftrek van het eerder toegewezen bedrag van € 1.000,-, wat resulteert in een toewijsbaar bedrag van € 5.500,-.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank Utrecht gedeeltelijk vernietigd en de immateriële schadevergoeding verlaagd, maar het vonnis voor het overige bekrachtigd. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt. Dit arrest is gewezen door de drie rechters en openbaar uitgesproken op 9 augustus 2011.