ECLI:NL:GHAMS:2011:BR5774

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.090.960-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging schuldsaneringsregeling zonder schone lei wegens niet-nakoming verplichtingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 augustus 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de schuldsaneringsregeling van appellant. De rechtbank Amsterdam had op 13 juli 2011 besloten de schuldsaneringsregeling te beëindigen zonder toekenning van een schone lei, omdat appellant niet voldeed aan zijn informatie- en sollicitatieverplichtingen. Appellant, geboren op 26 juli 1972, was sinds 13 mei 2008 onder de schuldsaneringsregeling geplaatst, maar had volgens de bewindvoerder niet naar behoren aan zijn verplichtingen voldaan. Hij had te weinig aan de boedel afgedragen en ontving ten onrechte zowel inkomsten uit arbeid als uitkeringsgelden.

Tijdens de zitting van 16 augustus 2011 heeft appellant erkend dat hij tekortgeschoten was, maar voerde aan dat hij door depressiviteit niet in staat was om zijn verplichtingen na te komen. Hij stelde dat hij een ontheffing had gekregen van het UWV om te solliciteren vanwege zijn psychische problemen. Appellant betwistte ook de boedelachterstand en de dubbele inkomsten. Hij verzocht het hof om de eerdere beslissing te vernietigen en de schuldsanering te beëindigen met toekenning van een schone lei, of de schuldsanering te verlengen.

Het hof oordeelde dat de doelstelling van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) is om schuldenaren de kans te bieden met een schone lei verder te gaan, maar dat hiervoor actieve medewerking van de schuldenaar vereist is. Het hof concludeerde dat appellant toerekenbaar tekort was geschoten in zijn medewerking aan de schuldsaneringsregeling. De rechtbank had terecht geoordeeld dat appellant niet voldeed aan zijn verplichtingen, en het hof bekrachtigde de beslissing van de rechtbank. Het arrest biedt inzicht in de vereisten voor schuldsanering en de gevolgen van het niet naleven van verplichtingen.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST van 23 augustus 2011 in de zaak met zaaknummer 200.090.960/01 van:
[APPELLANT],
wonende aan [adres],
APPELLANT,
advocaat: mr. G.J.R. van der Kolk te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
1.1 Appellant is bij op 20 juli 2011 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift in hoger beroep gekomen van de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 13 juli 2011 met insolventienummer 08.363-R, waarbij ten aanzien van appellant de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling is beëindigd op de wijze zoals in het dictum van die beslissing is vermeld.
1.2 Het hoger beroep is behandeld ter terechtzitting van 16 augustus 2011 waarbij appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Van der Kolk voornoemd. Tevens is, bij ontstentenis van de bewindvoerder, mevrouw [L] als waarnemend bewindvoerder verschenen.
2. De gronden van de beslissing
2.1 De rechtbank heeft de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van appellant beëindigd zonder toekenning van de zogenoemde schone lei. De rechtbank heeft daartoe – kort gezegd - overwogen dat is tekortgeschoten in de nakoming van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende informatie- en sollicitatieverplichtingen alsmede dat hij te weinig aan de boedel heeft afgedragen en ten onrechte zowel inkomsten uit arbeid als uitkeringsgelden heeft ontvangen.
2.2 In hoger beroep is het volgende gebleken.
2.2.1 Appellant is geboren op 26 juli 1972. Hij ontvangt een uitkering op grond van de Wet Werk en Bijstand (WWB).
2.2.2 Op 13 mei 2008 is appellant toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling.
2.2.3 Naar de mening van de bewindvoerder is appellant de verplichtingen voortvloeiende uit de schuldsaneringsregeling niet naar behoren nagekomen. Zij heeft daartoe onder meer aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat appellant, ondanks herhaalde verzoeken daartoe, niet heeft voldaan aan de informatie- en sollicitatieverplichtingen. Appellant had volgens de bewindvoerder in ieder geval vanaf 1 augustus 2010 een sollicitatieverplichting, maar is deze niet nagekomen. Voorts heeft appellant te weinig aan de boedel afgedragen, waardoor – op basis van de beschikbare gegevens – een boedelachterstand is ontstaan van minimaal € 500,-. Daarnaast heeft zij geconstateerd dat appellant ten onrechte zowel inkomsten uit arbeid als uitkeringsgelden heeft ontvangen. Op grond van de genoemde tekortkomingen heeft de bewindvoerder geadviseerd tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling zonder toekenning van een schone lei.
2.2.4 Appellant heeft erkend dat hij niet heeft voldaan aan de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende informatie- en sollicitatieverplichtingen. Appellant verzoekt het hof deze tekortkomingen echter buiten beschouwing te laten en voert daartoe – kort gezegd – aan dat hij niet in staat was tot het nakomen van zijn verplichtingen omdat hij was verlamd door depressiviteit en daardoor niet het benodigde initiatief tot handelen kon nemen. Voor wat betreft de sollicitatieplicht voert appellant aan dat hij heeft mogen aannemen dat hij daarvan was ontheven omdat hij van het UWV, althans de gemeente, vanwege psychische problemen een ontheffing heeft gekregen om te solliciteren. Voorts heeft appellant betwist dat sprake is van een boedelachterstand en dubbele inkomsten. Appellant heeft ten slotte aangegeven bereid te zijn er nu nog alles aan te doen om de schuldsanering tot een goed einde te brengen en het hof verzocht het vonnis waarvan beroep te vernietigen en opnieuw rechtdoende, de schuldsanering te beëindigen onder toekenning van een schone lei, althans, de toepassing van de schuldsanering te verlengen met een periode die het hof geraden acht.
2.3 Het hof stelt voorop dat de in de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) opgenomen doelstelling erop neer komt dat natuurlijke personen die in een uitzichtloze financiële positie zijn gekomen de kans moet worden geboden weer met een schone lei verder te gaan. Daar staat echter tegenover dat van de schuldenaar een actieve medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling gevergd wordt. Van het ontbreken van de vereiste medewerking kan, onder meer, sprake zijn indien de schuldenaar nalaat de boedelbijdrage te voldoen, volledige informatie te verschaffen over gegevens waarvan hij weet of hoort te weten dat zij van belang zijn voor een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling, alsook indien de schuldenaar nieuwe schulden laat ontstaan en/of tracht zijn schuldeisers te benadelen.
2.4 Gelet op de ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep gebleken feiten en omstandigheden is ook het hof van oordeel dat appellant toerekenbaar tekort is geschoten in het actief meewerken aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling. Voldoende aannemelijk is geworden dat appellant niet naar behoren aan zijn informatie- en sollicitatieverplichtingen heeft voldaan. Naar uit de verslagen van de bewindvoerder en de daarbij gevoegde producties blijkt, is appellant meermalen door de bewindvoerder op zijn verplichtingen gewezen. Dit wordt door appellant ook niet betwist. Appellant had vanaf 1 augustus 2010 aantoonbaar dienen te solliciteren dan wel op grond van een onafhankelijke medische keuring van zijn arbeidsongeschiktheid dienen te laten blijken. Het hof merkt hierbij op dat op grond van de WWB minder strenge maatstaven gelden dan in het kader van de schuldsanering. Appellant heeft wel aangevoerd dat hij vanwege psychische problemen arbeidsongeschikt was, maar heeft nagelaten dit met enig concreet bewijs te onderbouwen. Bovendien is uit het medisch arbeidskundig (re-integratie)advies van begin juni 2011 gebleken dat hij volledig arbeidsgeschikt is. Voorts heeft appellant, ondanks herhaalde verzoeken daartoe, verzuimd de bewindvoerder tijdig en volledig te informeren over zijn inkomsten en uitgaven, waardoor deze niet in staat is geweest het vrij te laten bedrag en de boedelstand te berekenen. Het verweer van appellant dat hij vanwege zijn geestelijke gesteldheid ook niet in staat was de bewindvoerder informatie te verschaffen heeft hij niet onderbouwd en is ook overigens onvoldoende aannemelijk geworden.
2.5 Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank de schuldsaneringsregeling terecht heeft beëindigd. De beslissing waarvan beroep dient derhalve te worden bekrachtigd.
3. De beslissing
Het hof:
- bekrachtigt de beslissing waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.H. de Bock, W.J. Noordhuizen en C.C. Meijer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het hof van 23 augustus 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na die van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.